Spreekwoorden met `ging`

Zoek

2 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `ging`

  1. dat ging van een leien dakje (=dat ging vanzelf)
  2. de aanval is de beste verdediging (=je kunt in een strijd of ruzie beter zelf actie ondernemen dan afwachten)

27 betekenissen bevatten `ging`

  1. aan de veren kent men de vogel (=aan het uiterlijk (verzorging/kleding) kun je zien met wat voor iemand je te maken hebt)
  2. salva ratificatione (=behoudens bekrachtiging)
  3. het scheelde maar een haartje (=dat ging maar net goed)
  4. dat ging van een leien dakje (=dat ging vanzelf)
  5. recht praten wat krom is (=door een ingewikkelde, onjuiste redenering een onzuivere situatie, daad of besluit trachten van een rechtvaardiging te voorzien)
  6. meisjes die bloemen dragen, mag je kussen zonder te vragen (=een aanmoediging om meisjes met bloemen te kussen)
  7. de stoute schoenen aantrekken. (=een uitdaging aangaan)
  8. een aflossing van de wacht (=een vervanging van de ene persoon door een andere)
  9. een nieuwe lap op een oud kleed (=een zinloze toevoeging)
  10. er een plasje overheen doen (=ergens een kleine wijziging in aan (laten) brengen, dat wel duidelijk laat zien dat de afzender iemand van belang is)
  11. dood en verderf zaaien (=grote schade of vernietiging veroorzaken.)
  12. geen vin verroeren (=heel stil zonder beweging zijn)
  13. het was uien (=het ging bijzonder slecht, het viel bijzonder tegen)
  14. iemand kort houden (=iemand niet veel bewegingsvrijheid geven (fig.))
  15. tegen de maan blaffen (=iets doen wat totaal niet helpt / nodeloze bedreigingen uiten)
  16. aan een balk, die uit het bos gehaald wordt, moet veel gehakt worden, voor hij in het huis past (=in een religieuze groep, vereniging, etc,: je kunt leden uit een gemeenschap winnen, maar hun moet wel geleerd worden zich aan te passen)
  17. je kent een vogel aan zijn veren (=je kent de mens aan zijn gedragingen)
  18. daar hangt het mes uit (=men durft daar een grote uitdaging aan te gaan)
  19. mutatis mutandis (=met de nodige wijzigingen)
  20. als een feniks uit de as herrijzen (=na de totale vernietiging opnieuw opbouwen)
  21. elk schot is geen eendvogel (=niet iedere poging of alles wat je doet is succesvol)
  22. prijs de dag niet voor het avond is (=pas als alles gedaan is kun je zeggen of het goed ging)
  23. zeggen wat je doet en doen wat je zegt (=proactief communiceren en je houden aan toezeggingen)
  24. in een hap en een snap (=spoedig (zonder respect of plichtplegingen))
  25. je moet een paard niet doodknuppelen, voordat je thuis bent. (=te veel haast kan wel eens vertraging opleveren)
  26. in hart en nieren (=vanuit volle overtuiging)
  27. zitten als een kikker op een kluitje (=zonder enige bewegingsruimte)

50 dialectgezegden bevatten `ging`

  1. `dao gieët niks bove d'n hândel` zag Geel en hae ging met twieë hieringe nao Beul (=handel die niet loont) (Weerts)
  2. 'k en èm zjuust mè ne schemel zien passeren (=ik geloof dat hij hier juist voorbij ging) (Sint-Niklaas)
  3. 'k ging 'er hen met lood ien 'e schoen'n (=ik ging er bang naar toe) (Westerkwartiers)
  4. 't ging 'm flink langs die zwaas (=Hij had veel te verduren) (Steins)
  5. 't ging 't ene oor ien en 't aaner weer uut (=ze hoorde het best wel, maar vergat het meteen) (Westerkwartiers)
  6. 't goenk zeeëre (='t ging snel) (Veurns)
  7. ' t ging bij ' em ' t ene oor ien en ' t aaner oor uut (=hij luisterde niet met aandacht) (Westerkwartiers)
  8. abanint, thinknie (=maar nee, het ging niet) (Brugs)
  9. achter de pette kiekn (=stil gebed waarbij de pet voor de ogen ging) (Zeeuws)
  10. ai speejte wegh (=hij ging er snel vandoor) (Hulsters (NL))
  11. Als ik zo rijk was ging ik Den Haag wonen. (=Als je geen geld kan bijpassen) (Rotterdams)
  12. Amai dieje ging nogal te werk (=Hij ging nogal te keer, maakte veel misbaar) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
  13. As de kassoin' pieten onjn' ze ging op eel bloeit gat nui Skerpeneevel. (=Het is een lichtekooi.) (Teralfens)
  14. as de verkes inne zomer stroei in hun bakkes haan daan ginkt onwière (=als de varkens in de zomer stro in hun muil hadden ging het onweren) (Heusdens)
  15. asje alles van teveure wisj, ging dje ligge veur dèje veeltj... (=wordt gezegd als iemand zegt: `als ik dat geweten had........`.......) (Weerts)
  16. D'n tied vergang (=de tijd ging verloren) (Zeeuws)
  17. d'r ging mij 'n lichtje op (=het werd me duidelijk) (Westerkwartiers)
  18. da hat mieënig vuëgelke gesjieëte dat noe nog ging vot hat (=dat duurt nog heel lang) (Sjeeter plat)
  19. da wor e graut fijasko (=dat ging de mist in!) (Munsterbilzen - Minsters)
  20. daaj goeng op ër pëtatte niër (=dire ging zwaar tegen de grond) (Munsterbilzen - Minsters)
  21. daaj mokde er kotte mêtte mèt (=de poetsvrouw ging er met de grove borstel door) (Munsterbilzen - Minsters)
  22. daan ging er e gat oit (=snel gaan) (Leefdaals)
  23. Dae alles van te veure wis, ging ligge veurdet hae veel (=Het is maar goed dat je niet alles van tevoren weet) (Weerts)
  24. dae ging vanne zök (=hij viel flauw) (Heitsers)
  25. Dae ging äöver de zök (=Stille scheet laten) (Roggels)
  26. daor gong ze meej hil durre poejer (=daar ging ze flink opgemaakt) (Tilburgs)
  27. daor spee-rde nut (=daar ging het tekeer) (Oudenbosch)
  28. dat ging as 'n loopmd vuurke (=dat ging heel snel van mond tot mond) (Westerkwartiers)
  29. dat ging d'r ien as gesneed'n stuut (=dat werd met smaak gegeten) (Westerkwartiers)
  30. dat ging met vaal'n en opstoan (=dat ging niet geheel vlekkeloos) (Westerkwartiers)
  31. dat ging soender erg (=dat was niet met opzet) (Volendams)
  32. dat ging uut as 'n nachtkeers (=dat stopte zonder dat iemand het merkte) (Westerkwartiers)
  33. dat goeng waajë fleetsje vannën sent (=dat ging gemakkelijk) (Munsterbilzen - Minsters)
  34. dat haar veul voet'n ien 'e oarde (=dat ging met pijn en moeite) (Westerkwartiers)
  35. Dat is balle rukke! (=Dat ging makkelijk) (Amsterdams)
  36. dat jonje ging over de tong (=er werd over dat jongetje gepraat) (Westerkwartiers)
  37. dat liep vlot van stoabel (=dat ging lekker snel) (Westerkwartiers)
  38. dat was buut'n mien metwiet'n (=dat ging buiten mij om) (Westerkwartiers)
  39. Dat was knap an! (=Dat ging maar net goed!) (Aaltens)
  40. de wèddeman goeng poeskes plëkke vêr daaj wèddevroo (=de weduwnaar ging wilgenkatjes plukken voor de weduwe) (Munsterbilzen - Minsters)
  41. den boer ging nor uis en de stroatjongens kwammun boogoarden (bunderen) (=de boer ging naar huis en de straatjongens kwamen fruit stelen) (Sint-Niklaas)
  42. die gunk buuterut (=ging richting Meppel) (Staphorsts)
  43. doa is ging sjpang tusje te kriege (=wat je zegt als iemand druk en gehaast praat) (Sjeeter plat)
  44. doa ojjemde hij niet op (=daar ging hij niet op in) (Genneps)
  45. Du kins ging nuút krake mit dieng vot. (WT) (=Je kunt geen ijzer breken met je handen) (Mechels (NL))
  46. è sleej mee sèn pih-uhls o'vaare (=hij ging onderuit) (Eekloos)
  47. ging goo doeve op gen daak han. (WT) (=Zich niet zo lekker voelen) (Mechels (NL))
  48. goan noyen, ze goat goan noyen (wat wil zeggen ze gaan nood klagen). (=iemand die een overledene vroeger aflegde en het overlijden van deur tot deur ging vertellen (bv Leonie Dedeyne destijds)) (Maldegems)
  49. God zegent oe en god bewaurd oe (van den dievel en de groten tirk) (=Wat mijn vader zei als ik ging slapen..) (Maldegems)
  50. hae goenk daoël waaj ën hoot (=hij ging languit neer) (Munsterbilzen - Minsters)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen