Spreekwoorden met `geen geld`

Zoek

6 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `geen geld`

  1. daar geeft de lommerd geen geld op (=daar heb ik niets aan - dat geloof ik niet)
  2. dat is geen geld (=dat is erg goedkoop als je ziet wat je ervoor krijgt)
  3. geen geld, geen Zwitsers (=zonder geld krijg je hulp noch koopwaar of er is altijd wel geld nodig om iets gedaan te krijgen)
  4. voor geen geld of goede woorden (tot iets bereid zijn) (=niet bereid zijn tot iets, wat iemand ook ervoor biedt, en welke argumenten iemand ook naar voren brengt)
  5. voor geen geld ter wereld (=niet bereid zijn tot iets, hoeveel er ook voor geboden wordt)
  6. vragen kost geen geld (=al heb je weinig kans, je kan het in elk geval maar vragen)

8 betekenissen bevatten `geen geld`

  1. beurs op de knip / Hand op de knip (=geen geld (meer) uitgeven)
  2. kruis noch munt hebben (=geen geld hebben)
  3. op zwart zaad zitten (=geen geld hebben)
  4. rut zijn (=geen geld meer hebben)
  5. aan de bedelstaf raken (=in een situatie terechtkomen waarin je geen geld of bezittingen meer hebt)
  6. je moet geen goed geld achter slecht geld aangooien (=je moet geen geld besteden aan een zaak die niet meer in stand kan worden gehouden)
  7. armoe op de stal is armoe overal (=met te weinig dieren in de stal kun je geen geld verdienen)
  8. die niets ontbreekt is rijk. (=wie tevreden is heeft geen geld nodig)

50 dialectgezegden bevatten `geen geld`

  1. 'k è hinne roste soe mè, 'k ben blut (=Ik heb geen geld meer.) (Zwevegems)
  2. 'k ei giene rotte frang ne mier (=ik heb geen geld meer) (Zottegems)
  3. 't it gin broâd (=het komt niet slecht, het kost geen geld) (Lichtervelds)
  4. 't zijt in zijne pap nie verdienen (=weinig of geen geld verdienen) (Lovendegems)
  5. a ee giën kauren, a es predde (=hij heeft geen geld) (Ninoofs)
  6. a zitj op druëg zoeët (=hij heeft geen geld meer) (Meers)
  7. Aa ei gieëne naugel oem ze gat te krabbe (=Hij heeft geen geld / mogelijkheden) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
  8. Aa hei gieëne rotte frang (=Hij is blut, heeft geen geld (meer)) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
  9. Agge gin geld het om te kope, dan kunde oewe kooptaand wel uittrekke (=geen geld hebben om te kopen, je kooptand uittrekken) (Tilburgs)
  10. al geeste op zene kop ston (=voor geen geld ter wereld) (Munsterbilzen - Minsters)
  11. al steeste op zene kop (=voor geen geld ter wereld) (Munsterbilzen - Minsters)
  12. Als ik zo rijk was ging ik Den Haag wonen. (=Als je geen geld kan bijpassen) (Rotterdams)
  13. betoale me peeschaave (=geen geld hebben om te betalen) (Bornems)
  14. betole mé wettelskoiven (=geen geld hebben om iets te betalen) (Pamels)
  15. Blut zijn . (=geen geld meer hebben, op zwart zaad zitten) (Utrechts)
  16. da kan zannen brooënj nie trekken (=Hij heeft geen geld genoeg daarvoor) (Ninoofs)
  17. Dao es geîne oeëlie in de lâmp (=Er is geen geld meer) (Weerts)
  18. dao is geine olie in de lâmp (=er is geen geld meer) (Weerts)
  19. dao kintj de sjouw neet van blieve rouke (=daarmee kun je geen geld verdienen) (Heitsers)
  20. de kraajgs van mich gene roje sent (=je krijgt van mij geen geld) (Munsterbilzen - Minsters)
  21. de meus ligge vur de kast kapot (=er is geen geld / niks te eten) (Gemerts)
  22. deen ei gene naugel veu on zen gat te krabbe (=hij heeft geen geld) (Bornems)
  23. die het gien noagel om zien gat te kraab'n (=die heeft totaal geen geld meer) (Westerkwartiers)
  24. die zit op zwaart zoad (=die heeft geen geld meer) (Westerkwartiers)
  25. Dieë hijt ginne nagel oem ze gat te krabbe; dieë zit oep druuëg zoad, dieë moet krabbe oem er te koome (=Hij heeft geen geld) (Diesters)
  26. Dien ei ginne rotte frang oem on ze gat te krabbe (=Hij heeft geen geld) (Antwerps)
  27. do zen gien kloite veui (=er is geen geld beschikbaar) (Overijses)
  28. doë zoo ich nog nie vër ë miljoen gesjillerd willen hange (=daar zou ik voor geen geld willen wonen) (Munsterbilzen - Minsters)
  29. Ê-je niet dan ke-je niet (=als je geen geld heb, kan je niet mee/meedoen) (Volendams)
  30. ei zit op druug zoat (=hij heeft geen geld meer) (Zottegems)
  31. geine roeëje kruitser höbbe (=geen geld hebben) (Heitsers)
  32. geld gebreikste, mér van minse hülste (=Vriendschap is met geen geld te betalen) (Bilzers)
  33. ghin rotte sent èn (=geen geld hebben) (Hulsters (NL))
  34. gieën rodde frang nemieër (=geen geld meer) (Kaprijks)
  35. gjeen naogel om an zin hat te kraowen (=geen geld hebben) (Zeeuws)
  36. Hae haet geine roeaije mië op zien kloeate (=Hij heeft totaal geen geld meer!!) (Steins)
  37. Hae haet nieks op de rõbbe. (=Hij is mager / bezit geen geld) (Roermonds)
  38. Hae haet niks mië op zien röbbe (=Hij heeft totaal geen geld meer!! 2) (Steins)
  39. he genen nagel voe zen gat te krabben (=heeft geen geld) (Bachten de kupes)
  40. hij hé giene noagel vur in zijn gat te kraun (=hij heeft geen geld) (Sinnekloases en niekaarks)
  41. hij wil met plakjes worrel betoal'n (=hij heeft geen geld) (Westerkwartiers)
  42. hij wil niet lammeren (=hij wil geen geld geven) (West-vlaams)
  43. hij zit knurre (=hij heeft geen geld meer) (Wetters)
  44. Hij-zij heb/heef(t) nog geen halve cent / hij-zij heb- heef(t) nog geen rooie stuiver (=Hij heeft geen geld) (Utrechts)
  45. ich geleef tich vër geen roj sent (=ik geloof je voor geen geld ter wereld) (Munsterbilzen - Minsters)
  46. IJ ef gien cent te makke (=Hij heeft geen geld) (Zwols)
  47. Ik ben skeer (=Ik heb geen geld) (Amsterdamse straattaal)
  48. ik heb geen piek meer, ik heb geen cent te makken (=ik heb geen geld (meer) / ik ben platzak) (Haarlems)
  49. Ik moet mijne chick oek betaole (=Ik kan je geen geld lenen) (Antwerps)
  50. jè gen kluttn (=hij heeft geen geld) (Kortrijks)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen