Spreekwoorden met `dingen`

Zoek

6 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `dingen`

  1. aan alle dingen komt een eind. (=alles verandert)
  2. alle dingen hebben twee handvatten. (=er zijn vaak meerdere manieren zijn om een situatie aan te pakken)
  3. alle goede dingen bestaan in drieën (=gezegd van iets waarvan men er twee heeft en een derde wil krijgen)
  4. beproeft alle dingen en behoudt het goede. (=weet wat er allemaal is, maar doe alleen de goede dingen)
  5. de dingen bij hun naam noemen (=zeggen waar het op staat)
  6. de dingen op hun kop zetten (=de dingen verkeerd of omgekeerd bekijken)

94 betekenissen bevatten `dingen`

  1. het tafellaken doorsnijden (=alle bindingen met iemand verbreken)
  2. de derde streng houdt de kabel. (=alle goede dingen bestaan in drieën)
  3. achter de wolken schijnt de zon (=alle nare dingen zijn tijdelijk en daarna wordt het beter)
  4. lief en leed delen (=allerlei plezierige en droevige dingen met elkaar beleefd hebben)
  5. iemand over de hekel halen (=allerlei slechte dingen vertellen over iemand)
  6. men noemt geen koe bont, of er is een vlekje aan (=als er allerlei vervelende dingen worden verteld is er vast wel iets van waar)
  7. gaan doet komen (=als je ergens moeite voor doet komen dingen ook jouw kant op)
  8. in de nood eet de duivel vliegen. (=als je in nood verkeert, stel je je tevreden met dingen die je anders zou weigeren.)
  9. een geplaveide weg is des duivels oorkussen (=als je niets doet en lui bent, doe je ook niks goeds / mensen die zich vervelen omdat ze niets te doen hebben, kunnen tot de slechts dingen komen daardoor)
  10. wie gekheid zaait zal dwaasheid oogsten. (=als je ongebruikelijke dingen doet krijg je ook ongebruikelijke resultaten)
  11. kalmte zal je redden (=als je rustig blijft gaan de dingen beter)
  12. breek me de bek niet open (=begin daar maar niet over, want daar kan ik heel veel negatieve dingen over vertellen)
  13. aan het licht brengen (=bekend maken (bijz. van ongunstige dingen))
  14. te goeder naam en faam bekend staan (=bekend staan voor goede dingen)
  15. aan het licht komen (=bekend worden van ongunstige dingen)
  16. wie hoog klimt kan laag vallen (=belangrijke zaken snel kwijt raken door kleine dingen)
  17. koffen en smakken zijn waterbakken (=dat soort dingen kan veel doorstaan)
  18. het kastje bij het muurtje laten blijven (=de dingen niet gaan overdrijven)
  19. de dingen op hun kop zetten (=de dingen verkeerd of omgekeerd bekijken)
  20. de rotte appels uit de mand halen (=de minder getalenteerde personen wegsturen, de minder goede dingen sorteren van de goede dingen)
  21. een harde noot kraken (=dingen bespreken die moeilijk liggen, een moeilijk karwei doen)
  22. platgetreden paden/wegen (=dingen die anderen al eerder gedaan hebben)
  23. moet is een bitter kruid. (=dingen die men moet doen kunnen onaangenaam of vervelend zijn.)
  24. niet kunnen rijmen (=dingen die niet met elkaar kloppen of het samen niet kunnen begrijpen)
  25. je kan niet door een muur lopen, behalve als er een deur in zit (=dingen kunnen alleen gedaan worden als er een reële kans toe is)
  26. niet brandschoon zijn (=dingen misdaan hebben)
  27. zoete broodjes bakken (=dingen zeggen om een goede indruk achter te laten bij mensen met invloed)
  28. schijn bedriegt (=dingen zijn niet altijd zoals ze zich voordoen)
  29. op til zijn (=dingen zijn op dit moment gaande (met name veranderingen))
  30. tijd heelt alle wonden (=door het verloop van tijd worden herinneringen zwakker en de erge dingen minder erg)
  31. tijd slijt (=door het verloop van tijd worden herinneringen zwakker en de erge dingen minder erg)
  32. alle vrijers zijn rijk. (=door verliefdheid de negatieve dingen van je partner niet zien)
  33. iets/iemand in de gaten hebben/krijgen (=doorkrijgen hoe dingen in elkaar steken of zicht houden op de situatie)
  34. volle krop, dolle kop. (=dronken mensen doen gekke dingen)
  35. dwazen en gekken schrijven hun namen op deuren en hekken (=dwazen doen gekke dingen)
  36. gekken en dwazen schrijven hun namen op deuren en glazen (=dwazen doen gekke dingen)
  37. met tijd en stond, gaat men de wereld rond. (=er is een juiste tijd is voor alles en sommige dingen hebben tijd nodig)
  38. de geest is gewillig maar het vlees is zwak. (=geef niet toe aan verboden verleidingen)
  39. een gek en zijn geld blijven nooit lang bij elkaar (=geld uitgeven aan nutteloze en onnodige dingen)
  40. bij kleine hapjes leert men een hond eten. (=geleidelijk aan kun je zelfs aan onmogelijke dingen wennen.)
  41. bij kleine lapjes leert men de hond leer eten. (=geleidelijk aan wen je zelfs aan de onmogelijkste dingen.)
  42. het kan verkeren (=het kan veranderen, de dingen blijven niet zoals ze zijn)
  43. schoenmaker blijf bij je leest (=hou je niet bezig met dingen waar je niets van weet)
  44. een slak komt er net zo goed als een kikker. (=iedereen doet dingen in zijn eigen tempo)
  45. een Pietje precies (=iemand die de dingen altijd heel precies wil doen)
  46. een oud voerman hoort nog graag het klappen van de zweep (=iemand die oud is vindt het fijn te praten over dingen van vroeger)
  47. een kat in het donker/nauw maakt rare sprongen (=in een benarde situatie doet men vreemde dingen)
  48. een kat komt altijd op z`n pootjes terecht (=ingewikkelde en vervelende dingen kunnen vanzelf weer voor elkaar komen)
  49. vreemde zorgen doden de ezel. (=je kan dingen het beste zelf doen)
  50. het ijzer smeden als het heet is (=je moet op het juiste moment de kansen grijpen en dingen doen)

50 dialectgezegden bevatten `dingen`

  1. 't benn'n de kleine dinkjes die 't em doen (='t zijn de kleine dingen die 't em doen) (Westerkwartiers)
  2. 't is of den duu.vel d'r mit spult (=Er gebeuren rare dingen) (Genneps)
  3. (oarige/grellige) toeren doen (=gekke dingen uithalen) (Heusdens)
  4. Ach, Brand is erger. (=er zijn wel ergere dingen in het leven .) (Utrechts)
  5. Al op un ouwejaorsavend, toen sloogh dun bakker zun waif, al mee un ete knuppel de velle van eur laif, ut waif dat wou nie soreke, de knuppel, die wouw nie breken, de knuppen, die brek ut waif, da sprak, o, wa rara dingen zain dat. wa zullewe dun bak (=liedje met Oudjaar) (Hulsters (NL))
  6. as genoeg nog te weineg ès, ès niks nog goed genoeg (=wees tevreden met wat je hebt en jaag niet op dingen die je niet hebt) (Munsterbilzen - Minsters)
  7. da zé fantelatieren (=dat zijn bijkomstigheden, onbelangrijke dingen) (Sint-Niklaas)
  8. das toch wel iets gescheten!! (=over iemand die alles uitspookt of rare dingen doet) (Ninoofs)
  9. dat snijt heul'ndaal onner (=dat komt door andere dingen in het gedrang) (Westerkwartiers)
  10. de kons gene nokse én zën maole sjijte (=onmogelijke dingen kun je niet doen) (Munsterbilzen - Minsters)
  11. de kons nie alles hübbe opte werd (=wees tevreden met wat je hebt en jaag niet op dingen die je niet hebt) (Munsterbilzen - Minsters)
  12. de kons nie de klok loje en tegelijk èn de persessë mètgoën (=je kan geen 2 dingen tegelijk doen) (Munsterbilzen - Minsters)
  13. de moes nie alles aoën de graute klok hange (=sommige dingen vertel je beter niet in het openbaar) (Munsterbilzen - Minsters)
  14. den eul eutangn (=domme dingen doen) (Maldegems)
  15. der is meer dan één koe die Bloar eet (=veel dingen en mensen dragen dezelfde naam) (Sint-Niklaas)
  16. det is neet zoeë erg as ein bein gebraoke (=het valt mee; er zijn ergere dingen) (Heitsers)
  17. din tikt nì richtig (=iemand die gekke dingen doet) (Horster)
  18. dingen: Schoeën dingen aundoen (=Nette kleren aantrekken) (Lebbeeks)
  19. doarvan goan dertien ien 'n dozien (=gewone alledaagse dingen) (Westerkwartiers)
  20. Eder puënt zie vrouw op zien meneer! (=Iedereen doet de dingen op zijn manier) (Steins)
  21. een kat ien ' t nauw mokt roare sprong' n (=in gevaar doet men soms rare dingen) (Westerkwartiers)
  22. een sent ès geld en e spier stroj ès mès (=ook kleine dingen kunnen belangrijk zijn) (Munsterbilzen - Minsters)
  23. emes wiesmake det slivvenhieër op eine paereboum zitj (=iemand ongelooflijke dingen wijsmaken (slivvenhieër = Onze Lieve Heer)) (Heitsers)
  24. Ge kunt niet luien en in de processie goan (=geen 2 dingen tergelijk kunnen doen) (Hoogstraats)
  25. hae hèt al viël watterkes dërzwoeme, behaave wijwatter (=hij heeft al van alles aangevangen, behalve goede dingen) (Bilzers)
  26. hae zeuktj 't vet inne hóngsstâl (=hij bezuinigt op de verkeerde manier nl. op onbelangrijke dingen) (Weerts)
  27. He wil poezen, mer 't mel in de moond holn. (=Hij wil blazen, maar het meel in de mond houden (dus twee dingen tegelijk doen, wat niet kan) .) (Twents)
  28. Hij (of zij) kan mee 'n koud 'aand aan je kont komme (=Hij of zij kan onmogelijke dingen bij jou voor elkaar krijgen) (Nieuw-vossemeers)
  29. hij is verhipte veulziedeg (=hij weet van heel veel dingen wat af) (Westerkwartiers)
  30. hij is zien wilde hoar'n nog niet kwiet (=hij doet nog steeds ondoordachte dingen) (Westerkwartiers)
  31. hij zicht deur de bom'm 't bos niet meer (=hij moet teveel dingen tegelijk uitvoeren) (Westerkwartiers)
  32. hoe ouwer hoe gekker! (grappig bedoeld, soms cynisch ) (=Je kunt er oud uit zien, maar je nog heel jeugdig voelen en doen. / Hoe ouder, hoe gekker Ook op andere leeftijd is men tot dwaze dingen in staat) (Utrechts)
  33. Ie könt nich poesen en 't mel in 'n moond hoaln. Iej könt ginn pap ett'n en poes'n tegelieke (=Je kunt geen twee dingen tegelijk doen) (Twents)
  34. ierst vânge, dan knuppe (betreft vlooien) (=geen dingen beloven die nog niet van jou zijn) (Weerts)
  35. Ijaar zun die Gé wel op punt en krek naor zun eige plooi (=Hij kreeg de dingen precies zoals hij wou) (Oudenbosch)
  36. ik ken niet hèkse! (=ik kan nou eenmaal niet 2 dingen tegelijk.) (Westfries)
  37. je doene inkelt malle proat verkope (=je kan alleen maar gekke dingen zeggen) (volendams)
  38. Je zie-gie zeekr van 't goe joar? Hiermee wijst men iemand terecht die onrealistische dingen verwacht van een ander. Zie ook 'Jij zijt zeker van alhier niet?' (=Jij zijt zeker van 't goed jaar?) (Klemskerks)
  39. Je zie-gie zeekr van al (h) ier nie? Uitdrukking waarmee men iemand terechtwijst, die onrealistische voorstellen doet of onrealistische dingen verwacht van een ander. Zie ook 'Je zijt gij zeker van 't goed jaar' (=Jij zijt zeker van alhier niet?) (Klemskerks)
  40. klappen en braaie (breien) (=verschillende dingen tegelijk doen) (Antwerps)
  41. láng vingers hebbe (=iemand die veel dingen weghaalt) (Dunges)
  42. liefde mokt blind (=geen slechte dingen van je liefje zien) (Westerkwartiers)
  43. lop nie in zeuven slooten tegelijk (=doe geen gevaarlijke dingen) (Brabants)
  44. mèt daaj geeste nog get pette mètmaoke (=met die vrouw zul je nog wat rare dingen meemaken) (Munsterbilzen - Minsters)
  45. Moager en gezond en kakken as 't komt. (=Alles in orde met mijn gezondheid en ik laat de dingen zijn beloop.) (Dilbeeks)
  46. Ooie en menne da gae nie saemen (=je kan geen twee dingen tegelijk) (Zeeuws)
  47. ouwe paole kundut best mar laote staon (=oude dingen moet je niet willen veranderen) (Oudenbosch)
  48. ram d'n hòntj op (=Totaal op of versleten, geldt zowel voor mensen als dingen) (Steins)
  49. Sjawelen en braaien go nie saomen (=Je kan geen twee dingen tegelijkertijd doen) (Beerses)
  50. tammoar (=Die dingen gebeuren, maar ik sta er niet achter) (Gronings)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen