Spreekwoorden met `de pan`

Zoek

11 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `de pan`

  1. aan de pan blijven hangen/kleven (=zich om bestwil ergens mee bemoeien maar er slecht afkomen)
  2. aan de pan gelikt hebben (=slecht terechtkomen of veel schade hebben)
  3. de pan uit vliegen (=erg snel stijgen (inz. gezegd over prijzen))
  4. de pantoffel kussen (=onder de slof zitten)
  5. een veeg uit de pan krijgen (=een klap incasseren / op zijn donder krijgen / een standje krijgen)
  6. iets in de pan hakken (=volledig verslaan)
  7. in de pan hakken (=volledig verslaan)
  8. je doet de boter in de pan, maar bakt er niks van (=denken dat je iets begrijpt, terwijl je dat niet doet)
  9. onder de pannen zijn (=de (geld)zaken goed voor elkaar hebben)
  10. onder de pantoffel zitten (=thuis niets te vertellen hebben)
  11. van december tot maart is de schol de pan niet waard (=platvis moet je in de zomer eten)

22 dialectgezegden bevatten `de pan`

  1. ' t zo druk hemme ès de pan mee vastenoavend (=het ergens heel druk mee hebben) (Luyksgestels)
  2. aan de pan blijven hangen (=als laatste achter blijven) (Amsterdams)
  3. aste én goeje leemgrond te diep gees zaeë, kumpter niks van aut (=veel boter in de pan hebben, maar er niets van bakken) (Munsterbilzen - Minsters)
  4. dae es met spek braoje oet de pan gesprônge (as 'nne herst) (=onnozele hals) (Weerts)
  5. dae haet ‘t zoeë drök wie de pan mèt vastelaovendj (=hij heeft het druk; met vastelaovendj wordt er namelijk veel gebakken) (Heitsers)
  6. Dae is 'm van de pan gesjprónge (=Hij (of zij) trekt zich niets aan van het ouderlijk gezag) (Mechels (NL))
  7. de pan uut kraeuwen (=de pan uit likken) (Flakkees)
  8. de póppe án 't dânse (=de vlam in de pan) (Horster)
  9. de waaj inzètte (=het lekkerste eten uit de pan vissen, flink beginnen te eten) (Heitsers)
  10. Die is met visbakke uit de pan gespronge (=Daar mankeert iets aan) (Monnickendams)
  11. een vèëg aut de pan gèëve (=naar zijn voeten geven) (Bilzers)
  12. ën goej sjroemp krijge / gaeve (=een veeg uit de pan krijgen / geven) (Munsterbilzen - Minsters)
  13. gij meut de pan uitlekke (=het laatste restje is voor jou) (Oudenbosch)
  14. iemed ne sproenk zétte (=iemand een veeg uit de pan geven) (Bilzers)
  15. Ik hou mich enne hiep in de pan (=ik ga me een biefstuk bakken) (Venloos)
  16. Je bedoelt het goed maor je blijft an de pan hange (=Hij probeert de waarheid boven tafel te krijgen / situatie te redden / te bemoeien voor de goeie zaak / Zich om bestwil met iets bemoeien maar komt er slecht van af.) (Utrechts)
  17. Veur eine bökkem weurt de pan neet opgezat (=Dat loont de moeite niet) (Steins)
  18. vor ne bukkum zette we de pan nie op (=dat is de moeite niet waard) (Oudenbosch)
  19. ze lot effe stoom aof (=de kokkin haalt de druk van de pan) (Munsterbilzen - Minsters)
  20. zen snië dër de pan sloore (=zijn boterham dik door het pannevet trekken) (Munsterbilzen - Minsters)
  21. zij zijn de lachenduh derduh (en jij blijft aan de pan hangen) (=Profiteur van andermans ongeluk of conflict) (Utrechts)
  22. zoeë drök as de pân met vastelaovundj (=flink eten tijdens carnaval zo vlak voor de vasten) (Weerts)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen