Spreekwoorden met `de mond vol`

Zoek

2 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `de mond vol`

  1. er de mond vol van hebben (=praten over de zaken die iemand bezighouden)
  2. met de mond vol tanden staan (=niet weten wat je moet zeggen / ergens versteld van staan)

6 dialectgezegden bevatten `de mond vol`

  1. doar hadd'n ze niet van trug (=toen stonden ze met de mond vol tanden) (Westerkwartiers)
  2. hij ston met de mond vol tand'n (=hij kon geen woord uitbrengen) (Westerkwartiers)
  3. hij was sproakeloos (=hij stond met de mond vol tanden) (Westerkwartiers)
  4. Zalig nujjaor mit d'r kop vól haor, mit d'r mónd vól teng en 'n waffel in dieng heng. (WT) (=Zalig nieuwjaar een hoofd vol haar, met de mond vol tanden en een wafel in je handen.) (Mechels (NL))
  5. ze ston met de mond vol tand'n (=zij stond er bedremmeld bij) (Westerkwartiers)
  6. zij ston met de mond vol tand'n (=zij kon geen woord uitbrengen) (Westerkwartiers)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen