14 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `de dag`
- aan de dag leggen (=vertonen)
- aan de orde van de dag zijn (=vaak voorkomen)
- als de dagen lengen begint de winter te strengen. (=wanneer de dagen korter worden komt de winter eraan)
- als de dagen lengen, gaan de nachten strengen (=het koudste deel van de winter valt na de kortste dag)
- de dag met manden uitdragen (=tijd verdoen)
- een gat in de dag slapen (=lang doorslapen)
- eén kwade dag maakt de winter niet. (=als iets verkeerd gaat, hoeft nog niet alles verkeerd te gaan.)
- geen zorgen voor de dag van morgen (=maak je nu nog niet druk over mogelijke toekomstige problemen)
- het krieken van de dag/dageraad (=de vroege ochtend)
- in de dagen van olim (=in vroeger dagen)
- klaar als de dag. (=overduidelijk)
- pluk de dag (Carpe diem) (=geniet van vandaag)
- prijs de dag niet vóór de avond (=trek geen voorbarige conclusies en juich niet te vroeg)
- prijs de dag niet voor het avond is (=pas als alles gedaan is kun je zeggen of het goed ging)
7 betekenissen bevatten `de dag`
- die in het voorjaar niet zaait, in het najaar niet maait. (=als je jong bent moet je sparen voor je eigen oude dag)
- mastiek maken (=de dagelijkse schoonmaak verrichten)
- in de tredmolen lopen (=de dagelijkse sleur volgen - zich onderwerpen)
- een zondagse steek houdt geen week (=de zondag is geen werkdag maar de dag des Heeren)
- met iets op de proppen komen (=iets vertellen, ermee voor de dag komen)
- als de dagen lengen begint de winter te strengen. (=wanneer de dagen korter worden komt de winter eraan)
- wie `s nachts gaat vissen moet overdag zijn netten drogen (=wie te veel heeft gedronken is de volgende dag niets waard)
33 dialectgezegden bevatten `de dag`
- d'n ollinge dag (=heel de dag) (Geffes)
- dag op dag (=op de dag af) (Meers)
- de dag niet priez'n veurdat 't oamd is (=niet te vroeg juichen) (Westerkwartiers)
- de dag niet priez'n veurdat 't oav'md is (=niet eerder blij zijn dan dat de buit binnen is) (Westerkwartiers)
- de smjeirdag (' t smjeirfeest) (=de dag waarop een vereniging een feestmaal houdt) (Sint-Niklaas)
- Den dag da ze mé maain biene no de notches zulle smaaite (=de dag dat ze met mijn benen naar de nootjes zullen gooien) (Brussels)
- dreijende wink is stande waer (=als de wind op de dag vaak draait, dan blijft het meestal vast weer) (Sevenums)
- ë koet èn den daog sloeëpe (=een stuk van de dag verslapen) (Munsterbilzen - Minsters)
- een koater hebb'n (=de dag na een avondje flink stappen :) (Westerkwartiers)
- goejë mërgë, dae nie opsteet hoef nie te zërgë (=de dag is begonnen, aan 't werk (beleefde groet)) (Munsterbilzen - Minsters)
- got schept de dag in moeder de soebe (=voor iemand simpel van geest) (Kaprijks)
- hij dee 't op kloarlichte dag (=hij deed het midden op de dag) (Westerkwartiers)
- Huuj tse daags (=Vandaag de dag) (Mechels (NL))
- kalm aan, de dag is nog zwaart van uur'n (=rustig aan, we hebben nog tijd genoeg) (Westerkwartiers)
- kiekn wat 't wød (=leef de dag) (Vechtdals)
- kom d'r moar met op 'e propp'n (=kom er maar mee voor de dag) (Westerkwartiers)
- kom uit oi koot! (=kom voor de dag (assertief zijn) ) (Waregems)
- La zien nou! (=Voor de dag ermee!) (Boksmeers)
- Maakt oe over morn gien zörngn. (=Maak je geen zorgen voor de dag van morgen) (Vechtdals)
- meej zon pak aon zèède wèl et mènneke. (=met zo'n kostuum aan kun je voor de dag komen.) (Tilburgs)
- navururen (=na vier uur / later op de dag) (Zunderts)
- nen daog zonder zörge begint mèt zinge èn de mörge (=opgewekt opgestaan en de dag is goed doorstaan) (Munsterbilzen - Minsters)
- om dún aandersu daag (=om de dag) (Brakels (gld))
- op de voel kloëte ligke, voehloehre (=lui zijn, de dag verlummelen) (Heerlens)
- op ut hitst van den dag (=op het heetst van de dag) (Boakels)
- overdag (=tijdens de dag) (Veurns)
- raengel väör acht ore zal noeëts de ganse daag dore (=ook al start de dag slecht, het weer zal vast beter worden) (Heitsers)
- surreworrig (=de dag van vandaag....) (Sint-Niklaas)
- te kernobus kome (=er mee moeten voor de dag komen) (Schunnebroecks)
- Te lui en te liederlijk zijn, Op zn lauweren rusten. / Te lui (en te liederlijk) om de dag in te kijken (=Hij rust de hele dag en voert geen klap uit.) (Utrechts)
- tot op heed'n (=tot op de dag van vandaag) (Westerkwartiers)
- viuër de pjinn komm (=voor de dag komen) (Kaprijks)
- Zit ie weer de hele dag uit zn neus te vreten! / Hij voert geen flikkuh uit / hij doet geen flikker de hele dag / hij rust alleun(ig) op z'n lauweren/ hij is te lui dattie de dag inkijk (=Hij doet weer eens niets de hele dag!) (Utrechts)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen