Spreekwoorden met `de ba`

Zoek

45 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `de ba`

  1. aan de balk schrijven (=nota nemen van iets ongewoons)
  2. aan de lopende band (=aan één stuk door; steeds maar weer)
  3. als het tij verloopt verzet men de bakens (=men moet zich aan de omstandigheden aanpassen)
  4. als het varken zat is, gooit het de bak om. (=gezegd als iemand geen dankbaarheid toont)
  5. als zwijnen aan de bak gaan (=zonder te bidden gaan eten.)
  6. dat is van de baan (=dat gaat niet door)
  7. dat mag met een krijtje aan de balk (=dat is een ongewone gebeurtenis)
  8. de baard in de keel hebben (=overgang van kinderstem naar volwassen stem)
  9. de baars vergallen (=de zaak laten mislukken)
  10. de bak indraaien (=gevangen genomen worden)
  11. de bakens verzetten (=van richting of ingesteldheid veranderen)
  12. de bal aan het rollen brengen (=de aanzet geven)
  13. de bal misslaan (=zich vergissen)
  14. de bal terugkaatsen (=op een vraag die gesteld wordt geen antwoord geven, maar een tegenvraag stellen; op een kritische opmerking van iemand reageren door zelf ook meteen een kritische opmerking te maken over de ander)
  15. de balans opmaken (=kijken hoe iets verlopen is; nagaan of je ergens voordeel of nadeel van hebt gehad)
  16. de baron spelen (=(onterecht) baas spelen)
  17. de barricades opgaan (=actie voeren om iets voor elkaar te krijgen of juist tegen te houden)
  18. de bastaard van de graaf wordt later bisschop (=alleen hoge heren kunnen hun buitenechtelijke kinderen een toekomst bieden)
  19. de bazuin steken (=de lof verkondigen)
  20. de haan is de baas als de hen niet thuis is. (=de vrouw is de baas in huis, ook al vindt de man van niet)
  21. de kat van de bakker heeft het gedaan (=niemand is de schuldige)
  22. de kolf naar de bal werpen (=het opgeven)
  23. de kost gaat voor de baat uit (=eerst moeten er kosten worden gemaakt alvorens men er iets aan verdienen kan)
  24. de poes op de bak zetten. (=urineren)
  25. door de bank genomen (=gemiddeld; meestal; gewoonlijk)
  26. elkaar de bal toespelen (=elkaar voordeeltjes bezorgen)
  27. er de balen van hebben (=iets niet meer leuk vinden en willen dat het stopt)
  28. geld over de balk gooien (of smijten) (=geld verspillen, zonder nadenken uitgeven)
  29. het is beter de bakkers te paard, als de dokters. (=je kunt beter voldoende en gezond eten, dan straks naar de dokter te moeten)
  30. het is kruis of munt, zei de non en ze trouwde de bankier (=een keuze voor het materiële kan ten koste gaan van het spirituele)
  31. het katje van de baan (=degene die baas speelt)
  32. het komt voor de bakker (=het komt in orde; het wordt geregeld)
  33. iemand achter de bank schuiven (=iemand minachtend behandelen)
  34. iemand naar de barbiesjes wensen (=iemand verwensen)
  35. iemand of iets de baas zijn (=iemand of iets kunnen overmeesteren)
  36. iets in goede banen leiden (=ervoor zorgen dat iets goed verloopt)
  37. in de ban zijn van iets (=zo erg in iets geïnteresseerd zijn dat je aandacht alleen nog maar daarop kunt richten)
  38. je kan beter naar de bakker dan naar de apotheker gaan. (=eten is gezond, de apotheker bezoek je als je ziek bent.)
  39. naar de bar(re)biesjes gaan (=totaal verloren gaan zonder dat er iets van overblijft (bijv. een schip dat vergaat))
  40. op de baan lopen (=tippelen)
  41. op een gladde baan/weg zijn (=zijn ondergang tegemoet gaan)
  42. over de balk gooien (=onnodig geld uitgeven voor zaken die niet nodig zijn)
  43. uit de band springen (=uitbundig plezier maken, zonder rekening te houden met de regels van orde en fatsoen)
  44. wie kaatst kan/moet de bal verwachten (=als je een ander plaagt, kun je verwachten dat die jou terug gaat plagen)
  45. zo zeker als de bank (=iemand die in alles te vertrouwen is)

27 betekenissen bevatten `de ba`

  1. als het in de kajuit regent ,druipt het in de hut (=als de baas problemen heeft, krijgen ook de ondergeschikten hun deel)
  2. als het hek van de dam is lopen de varkens in het koren (=als er geen toezicht is springen kinderen of ondergeschikten uit de band)
  3. de broek aan hebben (=de baas spelen (van een vrouw over haar man), het voor het zeggen hebben)
  4. het laatste woord willen hebben (=de baas willen zijn)
  5. het hoogste lied zingen (=de baas zijn)
  6. de bezem in de mast voeren (=de baas zijn en leiding hebben)
  7. aan de touwtjes trekken (=de baas zijn, alles regelen, het voor het zeggen hebben)
  8. tussen mal en dwaas zijn (=de bakvisleeftijd hebben)
  9. de kurk waarop de zaak drijft (=de basis (steun) van het geheel)
  10. zo heer zo knecht (=de knechten volgen het voorbeeld van de bazen)
  11. de grote vissen eten de kleine (=de ondergeschikten moeten doen wat de baas zegt / het slachtoffer worden van overmacht.)
  12. de haan is de baas als de hen niet thuis is. (=de vrouw is de baas in huis, ook al vindt de man van niet)
  13. de bezem uitsteken (=doen en laten wat men wil als de baas of leidinggevende er niet is)
  14. er is maar een grote mast op een schip (=er is er maar één de baas)
  15. huilen met de wolven in het bos (=het er niet mee eens zijn maar wel de baas gelijk geven en bevestigen)
  16. de eerste viool spelen (=het hoogste woord hebben en de baas spelen)
  17. de lakens uitdelen (=het voor het zeggen hebben, de baas spelen)
  18. het oog van de meester maakt het paard vet (=het werk gebeurt beter als de baas toezicht houdt)
  19. zijn haan moet altijd koning kraaien (=hij wil altijd de baas zijn)
  20. iemand te paard helpen (=iemand een goede baan helpen krijgen)
  21. iemand onder de duim houden (=iemand in je macht hebben, iemand de baas zijn)
  22. iemand klein krijgen (=iemand laten merken dat je hem aankunt, over iemand de baas zijn en diegene tot gehoorzaamheid dwingen)
  23. iemand de voet lichten (=iemand op gemene manier de baan afnemen)
  24. varen waar de grote mast vaart (=klakkeloos de baas volgen)
  25. we kunnen niet allen paus van Rome zijn (=niet iedereen kan de baas zijn)
  26. iemand van twaalf ambachten en dertien ongelukken zijn (=steeds verschillende baantjes hebben maar in geen enkel baantje succesvol zijn)
  27. weten uit welke hoek de wind waait (=weten hoe het in elkaar zit, wie de baas is)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen