14 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `dagen`
- alle dagen geen vetpot zijn (=er is armoede)
- als de boeren niet meer klagen en de pastoors niet meer vragen, dan nadert het einde der dagen (=sommige mensen veranderen nooit)
- als de dagen lengen begint de winter te strengen. (=wanneer de dagen korter worden komt de winter eraan)
- als de dagen lengen, gaan de nachten strengen (=het koudste deel van de winter valt na de kortste dag)
- bezoek en vis blijven drie dagen fris (=je moet geen gasten te lang laten logeren want dan ga je je aan hun gewoonten ergeren)
- de lucht hangt nog vol dagen. (=er is tijd genoeg)
- donkere morgens mooie dagen. (=een slecht begin hoeft geen mislukking te zijn)
- een stadspraatje duurt maar drie dagen. (=mensen vergeten snel)
- gasten en vis blijven maar drie dagen fris. (=je moet als gast niet te lang blijven.)
- het grootste mirakel duurt maar drie dagen. (=mensen vergeten snel)
- het is alle dagen visdag maar geen vangdag (=als de buit of vangst tegen valt)
- in de dagen van olim (=in vroeger dagen)
- tot in lengte van dagen (=tot het einde der tijden)
- wanneer de boeren niet meer klagen, nadert het einde der dagen (=boeren klagen altijd)
8 betekenissen bevatten `dagen`
- in februari klagen de boeren het minst. (=boeren klagen altijd maar februari heeft de minste dagen om in te klagen (grapje))
- de gaande en komende man (=iedereen die komt opdagen)
- iemand de handschoen toewerpen (=iemand ergens toe uitdagen of met iemand de strijd willen aangaan)
- iemand het lemmer bieden (=iemand uitdagen)
- in de dagen van olim (=in vroeger dagen)
- je kat sturen (=niet komen opdagen)
- verstek laten gaan (=niet komen opdagen)
- als de dagen lengen begint de winter te strengen. (=wanneer de dagen korter worden komt de winter eraan)
35 dialectgezegden bevatten `dagen`
- 'T es giële dagen bytt'n en bass'n (=Ganse dagen is het gesnauw en gebeten) (Harelbeeks)
- 't hink'nd peerd komt achteraan (=na goede dagen komen weer slechte) (Westerkwartiers)
- 't is niet altied rozegeur en moaneschien (=er zijn ook wel eens dagen dat het wat minder gaat) (Westerkwartiers)
- 't keurtn van de daugen (=in het najaar worden de dagen minder lang) (Meers)
- 't Laeve det wae te kort vinje bestuit meistal oet daag diej wae te langk vinje! (=Het leven dat wij te kort vinden bestaat grotendeels uit dagen die wij te lang vinden!) (Kinroois)
- alle verander'ndag (=om de twee dagen) (Wichels)
- as de doëch lenge geet de wênter strenge (=als de dagen lengen wordt het kouder) (Bilzers)
- as ermoej troef ès, aete ver alleen mèr spek bij et braud (=in dagen van nood, eten we spek mèt brood) (Munsterbilzen - Minsters)
- Bè lichtmes zenne daag al nön haoneschré gelengd (=Bij driekoningen zijn de dagen al terug een beetje langer) (Stals)
- dae ès on zene noveen beizëg (=hij is al dagen aan één stuk aan 't zuipen) (Munsterbilzen - Minsters)
- dae geet et nimei lang trékke (=zijn dagen zijn geteld) (Bilzers)
- de daag linge zich weer (=de dagen worden weer langer) (Heitsers)
- de kommede dagen zijnkur nie (=de eerstkomende dagen ben ik afwezig) (Oudenbosch)
- de kòmmende daag (=de eerstvolgende dagen) (Steins)
- de lucht hangt nog vol met dagen (=moet dat echt nú?) (Westfries)
- e leit al twieë daugen te bokken (=hij is al twee dagen nors) (Meers)
- ëën pôar dôag van të veurrë (=enkele dagen ervoor) (Millers)
- een van diës (=een van de komende dagen) (Bilzers)
- een van diës; een van diës daog (=één dezer dagen) (Bilzers)
- erre keirkgank doen (=moeder die met haar kindje naar de kerk gaat als het een tiental dagen oud is) (Meers)
- giuële-gotse doaën (=hele dagen lang) (Kaprijks)
- giuële-gotse doaën op zijn loaë kliuëdn zidn (=hele dagen geen vinger uitsteken) (Kaprijks)
- houd aan, maak laam, veer houe op de kis, umdat ut drie daag vasteloavend is (=hou vol, vertel, we slaan op de kist omdat het drie dagen carnaval is) (Sittards)
- in zijn noveen zijn (=dagen aan een stuk dronken zijn) (Brakels)
- ken je bek niet verder opuh/ ken je je bek niet verder ope trekken/ dagen zat dat ik het niet op de bank/ in mun portemenaie/ porte met niks heb / Alsof ie een emmer leeggooit. (=`wat is dat duur zeg` (als reactie op iets dat een hoge prijs heeft) (Utrechts)
- mèt Drie Käöninge zeen de daag eine hanesjrei gelingdj (=de dagen zijn met Drie Koningen weer ietsje langer geworden) (Heitsers)
- mit dees daag (=met deze dagen) (Oeffelts)
- moestek a zue een postuurken, op mijn scha stoan en, kdoe alle dagen mijn stof af (=weg van een zeer mooie vrouw) (Wetters)
- Op alle daegen lopen (=De laatste dagen voor de bevalling) (Giethoorns)
- Stoefregen bij Noordenwind gef dree dagen mooi weer. (=weerspreuk) (Drents)
- Tot ien vaan deis doegen (=Tot een dezer dagen) (Ronsisch)
- unnen daag, twie daog (=een dag, twee dagen) (Mestreechs)
- voor drie dagen geleden (=drie dagen geleden) (Wagenings)
- Ze lupt op alle dagen (=Zij moet bijna kramen) (Dunges)
- Zt lupt op alle dagen (=Zij moet bijna kramen) (Dunges)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen