Spreekwoorden met `bed`

Zoek

35 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `bed`

  1. aan de bedelstaf raken (=in een situatie terechtkomen waarin je geen geld of bezittingen meer hebt)
  2. bederf geen pannenkoek om een ei (=op kleine dingen bezuinigen kan grotere gevolgen hebben)
  3. bederf geen struif om een ei (=je moet het geheel niet afkeuren voor één gebrek)
  4. daar zijn de daken met vlaaien bedekt (=daar is men rijk / Daar heeft men overvloed)
  5. dat is een ver-van-mijn-bedshow (=dat is iets waar ik me helemaal niet mee bezighoud; dat is iets dat op grote afstand van hier gebeurt)
  6. de ene bedelaar ziet de andere niet graag voor de deur staan (=men is bang voor concurrentie)
  7. de engeltjes schudden hun bed op / kussens uit (=het sneeuwt)
  8. de wereld wil bedrogen zijn. (=mensen trappen steeds weer in hetzelfde praatje)
  9. een bedrijvige Martha zijn (=een zeer ijverige vrouw zijn (Martha= bijbels symbool voor hardwerkende huisvrouw))
  10. een dronkemansgebed doen (=het geld natellen (als het zo goed als op is))
  11. een dronken vrouw is een engel in bed (=drank draagt bij aan het beëindigen van de tegenstand)
  12. één uur van onbedachtzaamheid, kan maken dat men jaren schreit (=één moment van onvoorzichtigheid kan verschrikkelijke gevolgen hebben)
  13. een vette gans bedruipt zichzelf (=een rijk iemand kan zichzelf redden)
  14. geliefdes kijven doet liefde bedrijven. (=na een ruzie tussen geliefden volgt liefde)
  15. iemand met open ogen bedriegen (=iemand bedriegen terwijl hij erbij staat)
  16. iemand op zijn wenken bedienen (=iemand altijd en onmiddellijk geven waar hij om vraagt)
  17. iemand uit bed lichten (=iemand `s nachts laten opstaan)
  18. iets met de mantel der liefde bedekken (=iets niet met anderen bespreken maar stilzwijgen en accepteren)
  19. iets op een procrustesbed leggen (=een regeling zo toepassen dat hij er voordeel van heeft)
  20. je bedje is gespreid (=je komt in een situatie terecht waarin alles al voor je geregeld is)
  21. je uitkleden voor men naar bed gaat (=alles weggeven voor men sterft)
  22. kaart, keurs en kan, bederven menig man. (=ten onder gaan aan gokken, vrouwen en drank)
  23. kleine vossen bederven de wijngaard (=kleine fouten kunnen zorgen voor grote problemen in het geheel)
  24. kwade gezelschappen bederven goede zeden. (=slechte eigenschappen overnemen van slechte vrienden)
  25. maak je bed zoals je wilt slapen (=iedereen is verantwoordelijk voor zijn eigen daden)
  26. met bed en bult (=met alles wat men bijeen kan pakken op reis gaan)
  27. met het verkeerde been uit bed stappen (=een slecht humeur hebben)
  28. op het procrustesbed leggen (=grofweg inkorten)
  29. schijn bedriegt (=dingen zijn niet altijd zoals ze zich voordoen)
  30. tot de bedelstaf/bedelzak brengen (=alle aardse bezittingen ontnemen)
  31. tussen de bedrijven door (=tussen andere bezigheden in; tussendoor)
  32. van de bedplank zijn (=op de huwelijksnacht verwekt zijn.)
  33. veel koks bederven/verzouten de brij (=te veel verschillende raad volgen kan schadelijk zijn)
  34. wie liegt bedriegt. (=wie een leugen vertelt doet ook andere dingen die niet mogen)
  35. zuinigheid die de wijsheid bedriegt (=op kleine dingen bezuinigen kan grotere gevolgen hebben)

80 betekenissen bevatten `bed`

  1. het achter de ellebogen hebben (=achterbaks; zonder zijn zelfzuchtige bedoelingen te laten zien)
  2. vroeg opstaan (=alert zijn voor bedrog)
  3. vis begint aan de kop te stinken (=als een bedrijf een slecht management heeft)
  4. kunst baart gunst. (=als je ergens bedreven in bent zijn anderen toegevender en welwillender)
  5. begaan zijn met (=bedroefd zijn omdat het met iemand niet goed gaat, meeleven met)
  6. dat is huilen met de pet op (=bedroevend resultaat)
  7. op de schobberdebonk leven (=dakloos zijn en/of bedelend leven)
  8. je huiswerk maken (=de liefde bedrijven)
  9. roet in het eten gooien (=de pret bederven of een plan laten mislukken)
  10. andermans boeken zijn duister te lezen (=de toestand of bedoelingen van een ander zijn moeilijk in te schatten)
  11. weten waar de aal kruipt (=de ware bedoelingen van iemand doorzien)
  12. mundus vult decipi (=de wereld wil bedrogen worden)
  13. het varken is door de buik gestoken (=de zaak is vooraf bedisseld)
  14. met een gouden hengel vissen (=door bedrog zijn doel halen)
  15. er geen touw aan vast kunnen knopen (=door de onduidelijkheid niet kunnen begrijpen wat er wordt bedoeld)
  16. met gesloten beurs betalen (=door middel van een wederzijdse schuld het bedrag verrekenen)
  17. de hoofdvogel schieten (=een hoofdprijs winnen, maar vaak ironisch bedoeld. Letterlijk: de hoofdvogel is de hoofdprijs bij het vogelschieten)
  18. een leugentje om bestwil (=een leugen met een goede bedoeling)
  19. op de koop toe nemen (=een onbedoeld gevolg accepteren)
  20. een dooie boel. (=een saaie bedoening)
  21. een kerel als Kas (=een stevig gebouwde kerel (ironisch bedoeld))
  22. ergens verzeild raken (=ergens onbedoeld terechtkomen)
  23. achter de schermen blijven (=geen bekendheid ergens mee willen krijgen terwijl diegene het wel bedacht heeft)
  24. het is een pleister op een zere wonde (=het is bedoeld om het leed wat te verzachten)
  25. het is kwaad stelen waar de waard een dief is. (=het is moeilijk om een bedrieger te bedriegen)
  26. wie met de duivel uit één schotel wil eten, moet een lange lepel hebben. (=het valt niet mee iemand te bedriegen, die er zelf bedrieglijke parktijken op na houdt.)
  27. je eigen graf graven/delven (=het voor zichzelf bederven)
  28. je eigen glazen ingooien (=het voor zichzelf bederven)
  29. het komt uit zijn koker (=hij is degene die het heeft bedacht)
  30. iemand de huid over de oren halen (=iemand afzetten, bedriegen)
  31. iemand in de luren leggen (=iemand bedriegen of misbruiken)
  32. iemand met open ogen bedriegen (=iemand bedriegen terwijl hij erbij staat)
  33. iemand om de tuin leiden (=iemand beetnemen of bedriegen)
  34. iemand een rad voor de ogen draaien (=iemand iets wijsmaken / iemand op gemene wijze bedriegen)
  35. iemand zand in de ogen strooien (=iemand iets wijsmaken, iemand bedriegen)
  36. iemand verlakken (=iemand onwaarheden wijs maken of bedriegen)
  37. iemand bij de neus nemen (=iemand voor de gek houden; iemand bedriegen)
  38. de pret alleen hebben (=iemands plezier bederven)
  39. tegen de maan blaffen (=iets doen wat totaal niet helpt / nodeloze bedreigingen uiten)
  40. een koekje van eigen deeg (=iets geven (of krijgen) wat oorspronkelijk bedacht is door degene die het krijgt (of geeft))
  41. van zijn mast een schoenpin maken (=iets goeds bederven om iets van weinig waarde te bekomen)
  42. een kat in de zak kopen (=iets kopen zonder het gezien te hebben - bedrogen worden)
  43. een ondergeschoven kindje zijn (=iets of iemand is miskend. Zie bedstede voor de letterlijke betekenis)
  44. in echec houden (=in bedwang houden)
  45. je in de vingers snijden (=jezelf (onbedoeld) benadelen)
  46. je in de kaart laten kijken (=meestal onopzettelijk een ander inzicht geven in je bedoelingen)
  47. ondank is `s werelds loon (=men wordt zelden bedankt voor een goede daad)
  48. lachende monden, bijtende honden. (=mensen die vriendelijk of aardig lijken, kunnen in werkelijkheid kwade bedoelingen hebben)
  49. onder de wol kruipen (=naar bed gaan)
  50. nu komt de aap uit de mouw (=nu blijkt wat werkelijk de bedoeling was)

50 dialectgezegden bevatten `bed`

  1. (De meeste mensen gaan dood in bed) gekscherend gezegd als iemand aangeeft naar bed te gaan. (=Op berre goat de meeste mens'n doohd) (Epers)
  2. 'k goa noar mijn treeze, kruip in mijne nest (=ik ga naar mijn bed) (Gents)
  3. 'k gon nor mennen tram (=ik ga naar bed) (Antwerps)
  4. 'k zal op en bedde (=ik ga naar bed) (Urkers)
  5. 'keb eur is goe gepakt (=ik ben met haar naar bed geweest) (Antwerps)
  6. 'kep eur alle oeke van de slopkaomer loate zing (=ik ben met haar naar bed geweest) (Antwerps)
  7. 't bed opschudderen (=het bed opschudden) (Sint-Niklaas)
  8. 't bedde aftrekken (=lakens van het bed halen (om het bed op te maken)) (Meers)
  9. 't bedde verschonen (=nieuwe lakens op het bed leggen) (Sint-Niklaas)
  10. 't is berregoanstied (=het is tijd om naar bed te gaan) (Westerkwartiers)
  11. 't nest induuke (=Naar bed gaan) (Renkums)
  12. 't nest induuken (=Naar bed gaan) (Renkums)
  13. aan zied goan (=naar bed gaan) (Oldambsters)
  14. Achter d'n gebreide n'onderbroek kruipe (=Naar bed gaan) (Bergs)
  15. Allei noa je bed hie (=hup naar bed) (West Zeeuws Vlaams)
  16. alwier opgelost, zaag de boer, en hae stoek zen vroo bij zen draaj kènder én bed (=het is allemaal een kwestie van gezond verstand) (Munsterbilzen - Minsters)
  17. an de rol weest (=met iemand naar bed geweest zijn) (Westfries)
  18. as de wichter groeët zeen, doon ze de aojers nao béd (=als ouders geen vat meer op de kinderen hebben) (Weerts)
  19. as de wichter groeët zeen, doon zeuj de aojers nao béd (=kinderen zorgen later voor hun ouders) (Weerts)
  20. as ich hët bèd al mèr reik, sloeëp ich al (=ik ben een gezonde slaper) (Munsterbilzen - Minsters)
  21. as te kat van haus ès, ès doeë nog altijd de poes van de geboeëre (=met het JUISTE been uit 't VERKEERDE bed stappen) (Munsterbilzen - Minsters)
  22. beste wier mèt zë kaud been auttët bed opgestoën (=weer niet goedgemutst) (Munsterbilzen - Minsters)
  23. dae ès mèt hët verkeirde been aut bèd gestoeën (=hij is niet goedgemutst) (Munsterbilzen - Minsters)
  24. dae ès smërgës daud opgestoeën (=hij lag dood in bed) (Munsterbilzen - Minsters)
  25. dae hulptj dich van bèd op struue (=dat is hulp waar je niets mee opschiet; van de regen in de drup) (Heitsers)
  26. dae liktj achter de batteri-j (van zien vrâw) (=hij is naar bed) (Weerts)
  27. dan moeten më opoes te bed (=Opa worden) (Liessents)
  28. dao is alles naovenant: de pispot op de taofel en de kjeskomp ònger 't bèd (=dat is een huishouden van Jan Steen) (Aelsers)
  29. de bèd baeter daud aste gee laeve mei hëbs (=er is leven na de dood) (Munsterbilzen - Minsters)
  30. de bed'aftrekn (=beddengoed van bed afhalen) (Kaprijks)
  31. de bés zau geholpe, vant bed opt stroj ast moet (=wie eerst komt, eerst maalt) (Bilzers)
  32. de bèste vroo ès ën mëdam op stroët, ën prinses èn de kiëke en ën hoer ènt bèd (=een vrouw moet haar rol kunnen spelen) (Munsterbilzen - Minsters)
  33. de bocht inkorten (=ergens een einde aan maken, naar bed gaan) (Helders)
  34. de Frank staot nie 'ôoghe (=een slecht humeur hebben, met het verkeerde been uit bed zijn gestapt) (Zeeuws)
  35. De kousen over d'akke trekken (=Naar bed gaan) (Giethoorns)
  36. De kousen over d'akken trekken (=Naar bed gaan) (Giethoorns)
  37. de moes zën eege nie autdoen vurdaste noë bèd gees (=het is gevaarlijk veel weg te geven voordat je doodgaat) (Munsterbilzen - Minsters)
  38. de naach beheirt sjelme en lichte vrolaaj (='s nachts behoor je in je bed te zijn) (Bilzers)
  39. de nach is veur ut ongedierte (='s nachts hoor je op bed te liggen) (Epers)
  40. Dèè likt do midden èn 't bed (=Die is daar goed thuis) (Genker)
  41. deksel (=lakens en dekens op het bed) (Sint-Niklaas)
  42. den ene mok ët bèd op en den aandre geet trop ligge (=er zijn er altijd die profiteren van het zweet van anderen) (Munsterbilzen - Minsters)
  43. der ruut de waol die kruut (=uit je bed de waal gaat kruien) (Nijmeegs)
  44. dich hëbs ze verstand get leig hange (=waar dacht je wel aan toen je met haar in bed dook) (Munsterbilzen - Minsters)
  45. die lig daltit te krawietelen in 't bedden (=die kan niet stil liggen in bed) (Sint-Niklaas)
  46. dr op gahn (=naar bed gaan) (Volendams)
  47. è ang mè zèn tremen uit 't bedden (=zijn benen hangen uit het bed) (Sint-Niklaas)
  48. e kermesse is e geeselienge wêird (=als je uitgaat moet je uit je bed kunnen) (Lichtervelds)
  49. één en twei és draaj, zaagte boer, en hae stoekze wijf bij de kender ént béd (=de oplossing is nooit ver te zoeken) (Bilzers)
  50. ei is al nor zènne nest (=hij is al naar bed (gemeenzaam) ) (Sint-Niklaas)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen