46 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `arm`
- `t Moet al een ruige hond wezen, die twee nesten warm houden kan (=alleen een rijke man kan er een tweede vrouw op na houden)
- aalmoezen geven verarmt niet (=van een aalmoes te geven wordt men zelf niet armer)
- als de armoede binnenkomt vliegt de liefde het venster uit (=armoede betekent vaak het einde van vriendschappen en relaties)
- als een marmot (=slapen als een marmot : diep, rustig)
- als een warm mes door de boter (=als iets erg makkelijk of geleidelijk gaat)
- als warme broodjes over de toonbank gaan (=zeer goed verkopen)
- armoe met eren kan niemand deren. (=arm zijn is niet erg als je maar eerlijk bent)
- armoe op de stal is armoe overal (=met te weinig dieren in de stal kun je geen geld verdienen)
- armoede zoekt list. (=armoede dwingt om op zoek te gaan naar alternatieve manieren om rond te komen)
- armslag krijgen (=meer mogelijkheden krijgen)
- daarmee is de kous af. (=er wordt geen aandacht meer aan gegeven)
- de bocht achter/onder de arm houden (=extra voorzichtig zijn, iets nog niet garanderen. (een bocht houden in het touw dat je laat vieren))
- de darmen zalven. (=lekker eten en drinken.)
- de kronkel in de darm hebben (=hevige buikpijn (koliek) hebben)
- de sterke arm der wet (=met gepast geweld optredende overheidsorganisatie, bijvoorbeeld politie of justitie)
- een holle darm. (=gezegd van iemand die veel eet)
- een lange arm hebben (=iemand zelfs vanaf een grote afstand nog dwars kunnen zitten)
- een slag om de arm houden (=niet direct alles vertellen of voorzichtig zijn om toekomstige problemen voor te zijn)
- een snijder heeft maar een darm. (=spotternij van boeren, die veel meer eten dan de kleermaker.)
- een vogel zingt zowel van armoe als van weelde. (=je kan positief zijn onder alle omstandigheden)
- er warmpjes bijzitten (=veel geld hebben, over ruime financiële middelen beschikken)
- gapen als een oester die in de warmte komt (=met de wond wijd open geeuwen)
- het iemand warm maken (=iemand in moeilijkheden brengen)
- het is daar armoe troef (=daar heerst grote armoede)
- het pad warm houden. (=regelmatig op bezoek komen)
- het warm water (her)uitvinden (=iets wat reeds lang bekend is, presenteren alsof het een originele innovatie is. (Niet verwarren met `het wiel opnieuw uitvinden`))
- hij geeft niet om wiens huis in brand staat, als hij zich maar aan de gloed kan warmen (=overal voordeel uit halen, ongeacht gevolgen voor anderen)
- iemand een warm hart toedragen (=iemand steunen)
- iemand ergens voor warm maken (=iemands interesse voor iets opwekken)
- iemand in de arm nemen (=iemand de hulp vragen om te ondersteunen)
- iemand warm maken (=iemands interesse opwekken)
- koud bier maakt warm bloed. (=alcohol maakt aggressief)
- met de maat waarmee gij meet, zal u weder gemeten worden (=op de manier zoals je een ander behandelt zal je ook zelf behandeld worden)
- met open armen ontvangen (=erg hartelijk ontvangen worden)
- met zijn ziel onder de arm lopen (=zich vervelen)
- schenking met de warme hand (=schenken terwijl men nog leeft (erfenissen))
- scoren alsof het warme broodjes zijn (=scoren alsof het helemaal niets is)
- slapen als een marmot/otter/roos (=erg vast en heerlijk slapen)
- varkensvlees onder de armen hebben (=erg lui zijn)
- waar het warm is, is het goed vrijen. (=mensen uit een rijke familie kunnen makkelijker een partner krijgen)
- waarheid met de slag om de arm (=een waarheid die vele facetten kent)
- weinig armslag hebben (=weinig ruimte hebben om uit te breiden of weinig mogelijkheden hebben, meestal in geld uitgedrukt)
- wie het dichtst bij het vuur zit, warmt zich het meest (=als je ergens nauw bij betrokken bent, geniet je het meeste voordeel ervan)
- zo arm als de mieren (=straatarm)
- zo arm als een kerkmuis/kerkrat (=straatarm)
- zo arm als Job (=niets meer hebben)
48 betekenissen bevatten `arm`
- het zwaard aangorden (=(zich klaarmaken om) de strijd aan (te) binden)
- een groene Kerstmis een witte Pasen. (=als Kerst warm is wordt Pasen koud)
- van geld voorzien zijn als een pad van veren (=arm zijn)
- winter hebben (=arm zijn)
- armoe met eren kan niemand deren. (=arm zijn is niet erg als je maar eerlijk bent)
- op de magerste paarden bijten de dazen. (=arme mensen hebben vaak pech)
- als de armoede binnenkomt vliegt de liefde het venster uit (=armoede betekent vaak het einde van vriendschappen en relaties)
- armoede zoekt list. (=armoede dwingt om op zoek te gaan naar alternatieve manieren om rond te komen)
- beter van een stad dan van een dorp (=beter dat een rijke betaalt dan een arme)
- het is kwaad kammen daar geen haar is. (=bij arme mensen valt niets te halen)
- je kan geen kaalkop bij het haar vatten (=bij de arme valt niets te rapen)
- je kan geen kei het vel afstropen (=bij de arme valt niets te rapen)
- het is daar armoe troef (=daar heerst grote armoede)
- een blind paard zou er geen schade doen (=een armoedig interieur)
- alle dagen geen vetpot zijn (=er is armoede)
- huilen als een hofhond (=erbarmelijk tekeer gaan)
- aan lager wal geraken (=fortuin verliezen; arm en berooid worden)
- geen nagel hebben om zijn gat te krabben (=heel erg arm zijn)
- geen veer van de mond kunnen blazen (=heel zwak zijn, heel arm zijn)
- op een strowis komen aandrijven (=helemaal berooid en arm ergens komen)
- de keel kost veel (=herhaalde dronkenschap leidt tot armoede)
- magerman is in die keuken kok (=het is er armoe troef)
- de muizen sterven er voor de kast (=het is er armoe troef)
- men zou hem een aalmoes geven (=hij ziet er armoedig uit)
- iemand op de pijnbank leggen (=iemand het moeilijk maken en daarmee dwingen iets te doen)
- iemand de bons geven (=iemand waarmee je een relatie hebt niet meer willen zien)
- in de laagte zijn (=in armoedige toestand verkeren)
- je hebt luxe paarden en werkpaarden. (=je hebt rijke en arme mensen)
- wie voor een dubbeltje geboren is, wordt nooit een kwartje (=je kunt nooit boven de stand komen waarin je geboren bent. arm geboren, zal wel arm blijven)
- grote pronker, kale jonker. (=je voordoen als een rijk man terwijl je arm bent)
- grote pracht, weinig macht. (=je voordoen als een rijk man terwijl je arm bent)
- je schrap zetten (=klaarmaken om de klap op te vangen)
- met de witte perdekies naar Velzeke rijden (=krankzinnig worden. In Velzeke bevindt zich een sanatorium; de `witte perdekies` (witte paardjes) verwijzen naar een ziekenwagen, waarmee de geestesgestoorde afgevoerd wordt. Uitdrukking uit het zuiden van Oost-Vlaanderen)
- hongerige luizen bijten scherp (=met de arme mensen heeft men de meeste last)
- magere luizen bijten scherp (=met de armsten heb je de meeste last)
- geen hemd aan het lijf hebben (=naakt of erg arm zijn)
- het verstand komt met de jaren (=naarmate je ouder wordt, word je wijzer en verstandiger)
- geen maat weten te houden (=onbeheerst doorgaan waarmee men begonnen is)
- als een marmot (=slapen als een marmot : diep, rustig)
- zo arm als de mieren (=straatarm)
- zo arm als een kerkmuis/kerkrat (=straatarm)
- aalmoezen geven verarmt niet (=van een aalmoes te geven wordt men zelf niet armer)
- pluk maar veren van een kikvors (=van een arme kan je niet veel geld eisen)
- aan de weg timmeren (=veel activiteiten ontplooien en daarmee naar buiten treden om verandering en vernieuwing te bewerkstelligen)
- die wijn drinkt kweekt luizen. (=veel alcohol drinken maakt je arm)
- al draagt een aap een gouden ring, het is en blijft een lelijk ding (=wie zich mooi aankleedt wordt daarmee zelf nog niet mooi)
- zwaar op de hand zijn (=zeer ernstig/zwaarmoedig van karakter zijn)
- op de lat kopen (=zonder te betalen iets kopen en daarmee schulden maken)
50 dialectgezegden bevatten `arm`
- ` 't zal d'r aan ligke wi-j 't veltj` zag de bezeuker wi-j ze 'm vrooge um te bliêve aete en hae keek nao de dröppel aan de vrouw eur naas (=niet meteen toehappen, een slag om de arm houden) (Weerts)
- 'n Gat met vuuste slaon. (=Zich vervelen, met zijn ziel onder de arm lopen.) (Aaltens)
- ’t es doer aul krot en compagnie (=arm huisgezin) (Meers)
- ae oo nog giën'n naugel om oan zèen gat te kravven (=hij was arm) (Wichels)
- arm schrap mij de wortel ans vreet ik hem zo op! (=Hij bezit geen rode cent) (Hoogeveens)
- arme sodemieter (=Een arm persoon) (Amsterdams)
- armpie over 't skoertje (=Met je arm om het meisje haar schouder wandelen) (Noordwijks)
- arrem schoop! (=arm schaap (vaak in context van schelden en vernedering) ) (Wommersoms)
- dae ès zoe erm assen laus (=hij is heel arm) (Munsterbilzen - Minsters)
- Dae haet nieks op de röbbe (=Hij is arm) (Roermonds)
- dae hèt gene roje op zën kl...... (=die is zo arm als job) (Munsterbilzen - Minsters)
- dae hét gene rotte knab op zën miële (=die is totaal blut -hij is zo arm als Job) (Munsterbilzen - Minsters)
- de moes nauts ët aaterste van zën toeng loëte zien (=zorg dat je nog altijd een slag om je arm houdt) (Munsterbilzen - Minsters)
- de muize liggen dôôd vor de kast (=dit persoon is arm) (Bredaas)
- die is nog nie goed voor een verlopen tramkaartje (=arm persoon) (Rotterdams)
- die van oever t' waoter (=arm gemeen volk) (Aalsters)
- die vra is een eirm schoap (=die vrouw is heel arm) (Sint-Niklaas)
- doar kömp arm en bien van (=in verwachting raken) (Sallands)
- é é giien nuigle om oin zijn gat te krabn (=hij is arm) (Lochristis)
- e eit genen naugel ve o ze gat te krabben (=hij is arm) (Liedekerks)
- ei eé gene noagel om in zè gat te kraan (=hij is zeer arm) (Sint-Niklaas)
- eiremoei taroef (=zeer arm) (Ninoofs)
- ën erm sjoëp wiëd ook gesjoëre onder zëne stat (=noem mij maar en arm schaap, dat wordt immers ook op tijd verzorgd) (Munsterbilzen - Minsters)
- enet gin nogel voe an zin gat te klown (=hij is zeer arm) (Poperings)
- Erm maa Proper (=arm maar Proper) (Sint-Katelijne-Waver)
- Ge mut nen langen érrem emme (=Je moet een lange arm (voorspraak) hebben) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
- ge zet een erm schoap (=gij zijt een arm schaap) (Heusdens)
- geen nagel hebbe om oan je reet te krabbe (=arm zijn) (Culemborgs)
- gene naugel voor aan zijn gat te krappen (=arm zijn, niet veel geld hebben) (Kalkens)
- Gènne nagel hèbbe um de kó.nt te krabbe (=erg arm zijn) (Genneps)
- gieënn noale om an zijn gat te schartn (=arm zijn) (Kaprijks)
- Giëne noagel hèn om in zèn gat te kraun (=arm zijn) (Melseels)
- giene noagol en om oan zijn gat te scharte (=arm zijn) (Gents)
- giene nogel ver o zen kluuëten te krabben (=Iemand die arm is) (Nieuwerkerks)
- gienn noaale vur an zijn gat te schartn (=heel arm zijn) (Knesselaars)
- gin hem aon zun lijf (=Zo arm als job) (Gastels)
- gin naagel èn voer an ze gat te schart'n (=arm zijn) (Veurns)
- gin naagel en vor an ze gat te schartn (=heel arm zijn) (Veurns)
- gin roste klute hen (=arm zijn) (Veurns)
- hae haet geine nagel óm zien gaat te kratse (=hij is heel arm) (Heitsers)
- Hae is zoo erm wie ein kirkloes (=Zo arm als Job) (Sittards)
- Het dut mij zeer in de narm (=Ik heb pijn in mijn arm) (Hoogeveens)
- Het gin naogol um an de reet te krabbuh (=arm) (Nijmeegs)
- hij hee giene noagel om in zijn gat te kraun (=hij is zo arm als job) (Vels)
- Hij het ginne naogel um zunne reet te krabben (=Hij is arm) (Ewijk (Euiwwiks))
- I ë gheenn naegal veur zeiñ gat te schartne (=arm (behoeftig). Hij is zeer arm.) (oudenaards)
- ie 'n ee gienen nog'l om in z'n gat te skarten, ie moe leev'n van d'n dis (=niets bezitten, arm zijn) (Waregems)
- ie ei hin luus opzn oead om doead te doen (=arm) (Zeeuws)
- Iemand doeëre van zaane kop frétte (=Iemand arm eten) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
- Iemand doêre van zaane kop frétte (=Iemand arm eten) (Sint-Katelijne-Waver)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen