Spreekwoorden met `arm`

Zoek

46 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `arm`

  1. `t Moet al een ruige hond wezen, die twee nesten warm houden kan (=alleen een rijke man kan er een tweede vrouw op na houden)
  2. aalmoezen geven verarmt niet (=van een aalmoes te geven wordt men zelf niet armer)
  3. als de armoede binnenkomt vliegt de liefde het venster uit (=armoede betekent vaak het einde van vriendschappen en relaties)
  4. als een marmot (=slapen als een marmot : diep, rustig)
  5. als een warm mes door de boter (=als iets erg makkelijk of geleidelijk gaat)
  6. als warme broodjes over de toonbank gaan (=zeer goed verkopen)
  7. armoe met eren kan niemand deren. (=arm zijn is niet erg als je maar eerlijk bent)
  8. armoe op de stal is armoe overal (=met te weinig dieren in de stal kun je geen geld verdienen)
  9. armoede zoekt list. (=armoede dwingt om op zoek te gaan naar alternatieve manieren om rond te komen)
  10. armslag krijgen (=meer mogelijkheden krijgen)
  11. daarmee is de kous af. (=er wordt geen aandacht meer aan gegeven)
  12. de bocht achter/onder de arm houden (=extra voorzichtig zijn, iets nog niet garanderen. (een bocht houden in het touw dat je laat vieren))
  13. de darmen zalven. (=lekker eten en drinken.)
  14. de kronkel in de darm hebben (=hevige buikpijn (koliek) hebben)
  15. de sterke arm der wet (=met gepast geweld optredende overheidsorganisatie, bijvoorbeeld politie of justitie)
  16. een holle darm. (=gezegd van iemand die veel eet)
  17. een lange arm hebben (=iemand zelfs vanaf een grote afstand nog dwars kunnen zitten)
  18. een slag om de arm houden (=niet direct alles vertellen of voorzichtig zijn om toekomstige problemen voor te zijn)
  19. een snijder heeft maar een darm. (=spotternij van boeren, die veel meer eten dan de kleermaker.)
  20. een vogel zingt zowel van armoe als van weelde. (=je kan positief zijn onder alle omstandigheden)
  21. er warmpjes bijzitten (=veel geld hebben, over ruime financiële middelen beschikken)
  22. gapen als een oester die in de warmte komt (=met de wond wijd open geeuwen)
  23. het iemand warm maken (=iemand in moeilijkheden brengen)
  24. het is daar armoe troef (=daar heerst grote armoede)
  25. het pad warm houden. (=regelmatig op bezoek komen)
  26. het warm water (her)uitvinden (=iets wat reeds lang bekend is, presenteren alsof het een originele innovatie is. (Niet verwarren met `het wiel opnieuw uitvinden`))
  27. hij geeft niet om wiens huis in brand staat, als hij zich maar aan de gloed kan warmen (=overal voordeel uit halen, ongeacht gevolgen voor anderen)
  28. iemand een warm hart toedragen (=iemand steunen)
  29. iemand ergens voor warm maken (=iemands interesse voor iets opwekken)
  30. iemand in de arm nemen (=iemand de hulp vragen om te ondersteunen)
  31. iemand warm maken (=iemands interesse opwekken)
  32. koud bier maakt warm bloed. (=alcohol maakt aggressief)
  33. met de maat waarmee gij meet, zal u weder gemeten worden (=op de manier zoals je een ander behandelt zal je ook zelf behandeld worden)
  34. met open armen ontvangen (=erg hartelijk ontvangen worden)
  35. met zijn ziel onder de arm lopen (=zich vervelen)
  36. schenking met de warme hand (=schenken terwijl men nog leeft (erfenissen))
  37. scoren alsof het warme broodjes zijn (=scoren alsof het helemaal niets is)
  38. slapen als een marmot/otter/roos (=erg vast en heerlijk slapen)
  39. varkensvlees onder de armen hebben (=erg lui zijn)
  40. waar het warm is, is het goed vrijen. (=mensen uit een rijke familie kunnen makkelijker een partner krijgen)
  41. waarheid met de slag om de arm (=een waarheid die vele facetten kent)
  42. weinig armslag hebben (=weinig ruimte hebben om uit te breiden of weinig mogelijkheden hebben, meestal in geld uitgedrukt)
  43. wie het dichtst bij het vuur zit, warmt zich het meest (=als je ergens nauw bij betrokken bent, geniet je het meeste voordeel ervan)
  44. zo arm als de mieren (=straatarm)
  45. zo arm als een kerkmuis/kerkrat (=straatarm)
  46. zo arm als Job (=niets meer hebben)

48 betekenissen bevatten `arm`

  1. het zwaard aangorden (=(zich klaarmaken om) de strijd aan (te) binden)
  2. een groene Kerstmis een witte Pasen. (=als Kerst warm is wordt Pasen koud)
  3. van geld voorzien zijn als een pad van veren (=arm zijn)
  4. winter hebben (=arm zijn)
  5. armoe met eren kan niemand deren. (=arm zijn is niet erg als je maar eerlijk bent)
  6. op de magerste paarden bijten de dazen. (=arme mensen hebben vaak pech)
  7. als de armoede binnenkomt vliegt de liefde het venster uit (=armoede betekent vaak het einde van vriendschappen en relaties)
  8. armoede zoekt list. (=armoede dwingt om op zoek te gaan naar alternatieve manieren om rond te komen)
  9. beter van een stad dan van een dorp (=beter dat een rijke betaalt dan een arme)
  10. het is kwaad kammen daar geen haar is. (=bij arme mensen valt niets te halen)
  11. je kan geen kaalkop bij het haar vatten (=bij de arme valt niets te rapen)
  12. je kan geen kei het vel afstropen (=bij de arme valt niets te rapen)
  13. het is daar armoe troef (=daar heerst grote armoede)
  14. een blind paard zou er geen schade doen (=een armoedig interieur)
  15. alle dagen geen vetpot zijn (=er is armoede)
  16. huilen als een hofhond (=erbarmelijk tekeer gaan)
  17. aan lager wal geraken (=fortuin verliezen; arm en berooid worden)
  18. geen nagel hebben om zijn gat te krabben (=heel erg arm zijn)
  19. geen veer van de mond kunnen blazen (=heel zwak zijn, heel arm zijn)
  20. op een strowis komen aandrijven (=helemaal berooid en arm ergens komen)
  21. de keel kost veel (=herhaalde dronkenschap leidt tot armoede)
  22. magerman is in die keuken kok (=het is er armoe troef)
  23. de muizen sterven er voor de kast (=het is er armoe troef)
  24. men zou hem een aalmoes geven (=hij ziet er armoedig uit)
  25. iemand op de pijnbank leggen (=iemand het moeilijk maken en daarmee dwingen iets te doen)
  26. iemand de bons geven (=iemand waarmee je een relatie hebt niet meer willen zien)
  27. in de laagte zijn (=in armoedige toestand verkeren)
  28. je hebt luxe paarden en werkpaarden. (=je hebt rijke en arme mensen)
  29. wie voor een dubbeltje geboren is, wordt nooit een kwartje (=je kunt nooit boven de stand komen waarin je geboren bent. arm geboren, zal wel arm blijven)
  30. grote pronker, kale jonker. (=je voordoen als een rijk man terwijl je arm bent)
  31. grote pracht, weinig macht. (=je voordoen als een rijk man terwijl je arm bent)
  32. je schrap zetten (=klaarmaken om de klap op te vangen)
  33. met de witte perdekies naar Velzeke rijden (=krankzinnig worden. In Velzeke bevindt zich een sanatorium; de `witte perdekies` (witte paardjes) verwijzen naar een ziekenwagen, waarmee de geestesgestoorde afgevoerd wordt. Uitdrukking uit het zuiden van Oost-Vlaanderen)
  34. hongerige luizen bijten scherp (=met de arme mensen heeft men de meeste last)
  35. magere luizen bijten scherp (=met de armsten heb je de meeste last)
  36. geen hemd aan het lijf hebben (=naakt of erg arm zijn)
  37. het verstand komt met de jaren (=naarmate je ouder wordt, word je wijzer en verstandiger)
  38. geen maat weten te houden (=onbeheerst doorgaan waarmee men begonnen is)
  39. als een marmot (=slapen als een marmot : diep, rustig)
  40. zo arm als de mieren (=straatarm)
  41. zo arm als een kerkmuis/kerkrat (=straatarm)
  42. aalmoezen geven verarmt niet (=van een aalmoes te geven wordt men zelf niet armer)
  43. pluk maar veren van een kikvors (=van een arme kan je niet veel geld eisen)
  44. aan de weg timmeren (=veel activiteiten ontplooien en daarmee naar buiten treden om verandering en vernieuwing te bewerkstelligen)
  45. die wijn drinkt kweekt luizen. (=veel alcohol drinken maakt je arm)
  46. al draagt een aap een gouden ring, het is en blijft een lelijk ding (=wie zich mooi aankleedt wordt daarmee zelf nog niet mooi)
  47. zwaar op de hand zijn (=zeer ernstig/zwaarmoedig van karakter zijn)
  48. op de lat kopen (=zonder te betalen iets kopen en daarmee schulden maken)

50 dialectgezegden bevatten `arm`

  1. ` 't zal d'r aan ligke wi-j 't veltj` zag de bezeuker wi-j ze 'm vrooge um te bliêve aete en hae keek nao de dröppel aan de vrouw eur naas (=niet meteen toehappen, een slag om de arm houden) (Weerts)
  2. 'n Gat met vuuste slaon. (=Zich vervelen, met zijn ziel onder de arm lopen.) (Aaltens)
  3. ’t es doer aul krot en compagnie (=arm huisgezin) (Meers)
  4. ae oo nog giën'n naugel om oan zèen gat te kravven (=hij was arm) (Wichels)
  5. arm schrap mij de wortel ans vreet ik hem zo op! (=Hij bezit geen rode cent) (Hoogeveens)
  6. arme sodemieter (=Een arm persoon) (Amsterdams)
  7. armpie over 't skoertje (=Met je arm om het meisje haar schouder wandelen) (Noordwijks)
  8. arrem schoop! (=arm schaap (vaak in context van schelden en vernedering) ) (Wommersoms)
  9. dae ès zoe erm assen laus (=hij is heel arm) (Munsterbilzen - Minsters)
  10. Dae haet nieks op de röbbe (=Hij is arm) (Roermonds)
  11. dae hèt gene roje op zën kl...... (=die is zo arm als job) (Munsterbilzen - Minsters)
  12. dae hét gene rotte knab op zën miële (=die is totaal blut -hij is zo arm als Job) (Munsterbilzen - Minsters)
  13. de moes nauts ët aaterste van zën toeng loëte zien (=zorg dat je nog altijd een slag om je arm houdt) (Munsterbilzen - Minsters)
  14. de muize liggen dôôd vor de kast (=dit persoon is arm) (Bredaas)
  15. die is nog nie goed voor een verlopen tramkaartje (=arm persoon) (Rotterdams)
  16. die van oever t' waoter (=arm gemeen volk) (Aalsters)
  17. die vra is een eirm schoap (=die vrouw is heel arm) (Sint-Niklaas)
  18. doar kömp arm en bien van (=in verwachting raken) (Sallands)
  19. é é giien nuigle om oin zijn gat te krabn (=hij is arm) (Lochristis)
  20. e eit genen naugel ve o ze gat te krabben (=hij is arm) (Liedekerks)
  21. ei eé gene noagel om in zè gat te kraan (=hij is zeer arm) (Sint-Niklaas)
  22. eiremoei taroef (=zeer arm) (Ninoofs)
  23. ën erm sjoëp wiëd ook gesjoëre onder zëne stat (=noem mij maar en arm schaap, dat wordt immers ook op tijd verzorgd) (Munsterbilzen - Minsters)
  24. enet gin nogel voe an zin gat te klown (=hij is zeer arm) (Poperings)
  25. Erm maa Proper (=arm maar Proper) (Sint-Katelijne-Waver)
  26. Ge mut nen langen érrem emme (=Je moet een lange arm (voorspraak) hebben) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
  27. ge zet een erm schoap (=gij zijt een arm schaap) (Heusdens)
  28. geen nagel hebbe om oan je reet te krabbe (=arm zijn) (Culemborgs)
  29. gene naugel voor aan zijn gat te krappen (=arm zijn, niet veel geld hebben) (Kalkens)
  30. Gènne nagel hèbbe um de kó.nt te krabbe (=erg arm zijn) (Genneps)
  31. gieënn noale om an zijn gat te schartn (=arm zijn) (Kaprijks)
  32. Giëne noagel hèn om in zèn gat te kraun (=arm zijn) (Melseels)
  33. giene noagol en om oan zijn gat te scharte (=arm zijn) (Gents)
  34. giene nogel ver o zen kluuëten te krabben (=Iemand die arm is) (Nieuwerkerks)
  35. gienn noaale vur an zijn gat te schartn (=heel arm zijn) (Knesselaars)
  36. gin hem aon zun lijf (=Zo arm als job) (Gastels)
  37. gin naagel èn voer an ze gat te schart'n (=arm zijn) (Veurns)
  38. gin naagel en vor an ze gat te schartn (=heel arm zijn) (Veurns)
  39. gin roste klute hen (=arm zijn) (Veurns)
  40. hae haet geine nagel óm zien gaat te kratse (=hij is heel arm) (Heitsers)
  41. Hae is zoo erm wie ein kirkloes (=Zo arm als Job) (Sittards)
  42. Het dut mij zeer in de narm (=Ik heb pijn in mijn arm) (Hoogeveens)
  43. Het gin naogol um an de reet te krabbuh (=arm) (Nijmeegs)
  44. hij hee giene noagel om in zijn gat te kraun (=hij is zo arm als job) (Vels)
  45. Hij het ginne naogel um zunne reet te krabben (=Hij is arm) (Ewijk (Euiwwiks))
  46. I ë gheenn naegal veur zeiñ gat te schartne (=arm (behoeftig). Hij is zeer arm.) (oudenaards)
  47. ie 'n ee gienen nog'l om in z'n gat te skarten, ie moe leev'n van d'n dis (=niets bezitten, arm zijn) (Waregems)
  48. ie ei hin luus opzn oead om doead te doen (=arm) (Zeeuws)
  49. Iemand doeëre van zaane kop frétte (=Iemand arm eten) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
  50. Iemand doêre van zaane kop frétte (=Iemand arm eten) (Sint-Katelijne-Waver)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen