Spreekwoorden met `alleen`

Zoek

14 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `alleen`

  1. alleen een piepend wiel krijgt olie (=door zich opvallend te gedragen bekomt men aandacht)
  2. dat is alleen voor pater en mater en niet voor het hele convent (=dat is voor jou te hoog gegrepen)
  3. de boter alleen op zijn koek willen hebben (=de anderen niets gunnen - zelf alles willen hebben)
  4. de mens zal bij brood alleen niet leven. (=een mens heeft niet alleen lichamelijke maar ook geestelijke behoeftes.)
  5. de pret alleen hebben (=iemands plezier bederven)
  6. een mens is alleen onmisbaar bij zijn begrafenis (=niemand is onmisbaar.)
  7. het rijk alleen hebben (=doen en laten wat je wil)
  8. je kunt wel alleen eten, maar niet alleen werken. (=men moet goed voor het personeel zijn.)
  9. meer kunnen dan alleen brood eten (=verstand van zaken hebben)
  10. moederziel alleen (zijn) (=helemaal alleen (zijn))
  11. niet bij brood alleen leven (=men heeft meer nodig dan alleen eten om te kunnen leven)
  12. ongeluk komt zelden alleen (=een tegenslag wordt vaak gevolgd door nog meer problemen)
  13. van hoop alleen kan men niet leven. (=hoop is belangrijk maar niet voldoende om te slagen in het leven)
  14. vroeger, toen kraaiden de hanen nog. Tegenwoordig gapen ze alleen nog maar, zei de dove (=veranderingen in een situatie zijn vaak niet feitelijk, maar een subjectieve beleving)

30 betekenissen bevatten `alleen`

  1. van een mooi bord kun je niet eten (=aan uiterlijk alleen heb je niets)
  2. `t Moet al een ruige hond wezen, die twee nesten warm houden kan (=alleen een rijke man kan er een tweede vrouw op na houden)
  3. het leven is meer dan eten en drinken. (=alleen eten en drinken vult geen leven.)
  4. de bastaard van de graaf wordt later bisschop (=alleen hoge heren kunnen hun buitenechtelijke kinderen een toekomst bieden)
  5. de Mammon dienen (=alleen maar belangstelling hebben voor geld)
  6. zonder geluk vaart niemand wel (=alleen met hard werken komt men er niet, ook een beetje geluk is nodig om ergens te komen)
  7. om den brode doen (=alleen werken voor het geld en niet omdat het werk fijn/leuk is)
  8. de ratten verlaten het zinkende schip (=als de omstandigheden verslechteren denken sommigen alleen aan zichzelf en vertrekken)
  9. heeft de duivel het paard gegeten, dan neemt hij de toom ook nog. (=ben je eenmaal in de macht van slechte mensen, dan wordt het alleen maar erger)
  10. daar kan de schoorsteen niet van roken (=dat brengt niets op / men kan niet alleen van vriendelijke woorden leven)
  11. dat is het geheim van de smid. (=dat specifieke kennis die alleen vakmensen kennen)
  12. je kan niet door een muur lopen, behalve als er een deur in zit (=dingen kunnen alleen gedaan worden als er een reële kans toe is)
  13. twee zotten onder één kaproen (=een gek is zelden alleen)
  14. de mens zal bij brood alleen niet leven. (=een mens heeft niet alleen lichamelijke maar ook geestelijke behoeftes.)
  15. er zouden geen achterklappers zijn waren er geen aanhoorders (=er wordt alleen geroddeld als er ook naar geluisterd wordt)
  16. kind noch kraai hebben (=geen nazaten of andere familieleden hebben, alleen rekening moeten houden met zichzelf)
  17. moederziel alleen (zijn) (=helemaal alleen (zijn))
  18. het mes snijdt aan twee kanten (=het levert dubbel voordeel op (NL.) Er zijn niet alleen voordelen aan verbonden, je kan eender wat vanuit verschillende en zelfs tegengestelde standpunten bekijken (BE).)
  19. mans genoeg zijn (=het wel alleen afkunnen)
  20. aan de schors blijven hangen (=iemand of iets alleen op het uiterlijk beoordelen)
  21. het zijn niet al ridders die sporen dragen (=je kunt niet alleen aan iemands uiterlijk afleiden of hij ergens geschikt voor is)
  22. niet bij brood alleen leven (=men heeft meer nodig dan alleen eten om te kunnen leven)
  23. praatjes vullen geen gaatjes (=met praten alleen komt men er niet, er moet ook wat gedaan worden)
  24. iemand op sleeptouw nemen (=omdat iemand het alleen niet lukt diegene helpen, iemand steeds maar dingen beloven zonder die na te komen, iemand gebruiken voor eigen belang zonder dat die het doorheeft)
  25. het ene ongeluk roept het ander. (=ongeluk komt zelden alleen)
  26. het ene ongeluk kan niet op het andere wachten. (=ongeluk komt zelden alleen)
  27. met andermans kalf ploegen (=terwijl je de hulp van een ander gebruikt, doen alsof je het zelf alleen gedaan hebt)
  28. van liefde rookt de schoorsteen niet (=van de liefde alleen kan je niet leven)
  29. beproeft alle dingen en behoudt het goede. (=weet wat er allemaal is, maar doe alleen de goede dingen)
  30. in de ban zijn van iets (=zo erg in iets geïnteresseerd zijn dat je aandacht alleen nog maar daarop kunt richten)

50 dialectgezegden bevatten `alleen`

  1. ''Den dieje bidt allinnig mar vur z'n egge parochie'' (=alleen voor z'n eigen belang opkomen.) (Waalwijks)
  2. 't oog wil ok wat! (=het moet niet alleen goed zijn, het moet ook mooi zijn) (Westerkwartiers)
  3. Aa wjeunt oep zen aage (=Hij woont alleen) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
  4. aandere giepe laote (=in gezelschap alleen snoepen) (Mestreechs)
  5. ai zit op zun aige (=hij woont alleen) (Hulsters (NL))
  6. alleen kènder en zaotë minse spraekë de woerd (=als de wijn is in de man, ligt de wijsheid in de kan) (Munsterbilzen - Minsters)
  7. alléén ne graute hond kan twei nèstë werm haage (=alleen een rijke man kan er een tweede vrouw op na houden) (Munsterbilzen - Minsters)
  8. alleen stoem minse blijve loemp (=nooit te blond om te leren) (Bilzers)
  9. alleen zene mond goeng wijd genoeg oëpe (=de valschermspringer viel uit de lucht) (Munsterbilzen - Minsters)
  10. Allein oppen druuege veultj 'ne vès natigheid! (=alleen op het droge voelt een vis nattigheid!) (Kinroois)
  11. Allièn es 't schip meej dubbeltjes oankomt (=alleen als het schip met dubbeltjes aankomt) (Brakels (gld))
  12. alling de zön geet vuur nieks op (=alleen de zon gaat voor niks op) (Sjeeter plat)
  13. as ermoej troef ès, aete ver alleen mèr spek bij et braud (=in dagen van nood, eten we spek mèt brood) (Munsterbilzen - Minsters)
  14. asof terdievel termét gemoeid és (=n ongeluk komt zelden alleen) (Bilzers)
  15. aste n poos alléén wûls gelotte wiëne, doet dan den aofwas! (=met de afwas sta je altijd alleen) (Bilzers)
  16. aste zen eege kons verkope, legge d' aander dich vanzelf én de boëveste loj (=alleen een piepend wiel krijgt olie) (Bilzers)
  17. aste zon sjaajnt kump iedereen baute mèr attet raengert zieste niemes mei (=van de bank krijg je alleen een lening als je ze feitelijk niet nodig hebt) (Munsterbilzen - Minsters)
  18. atter dërde zooter ze moeder ooch verkoope (=hij is alleen uit op winst) (Bilzers)
  19. baeje baatj neet, hie mót de zeiktón kome (=dat is slechte grond, alleen resultaat met bemesting) (Heitsers)
  20. Bessem hebbe (=alleen thuis zijn zonder ouders) (Liessents)
  21. bessem hebben (=alleen thuis zijn) (Astens)
  22. Bessem hebben (=Het rijk alleen hebben) (Zeilbergs)
  23. Better ene ko met 'n beste vlaai, dan 'n hele trop met 'n bult lawaai (=Beter maar een keer raak, dan alleen opschepperij) (Winterswijks)
  24. blavv'mde hond'n biet'n niet (=mensen die alleen maar een grote mond hebben) (Westerkwartiers)
  25. Blief van mien af , I-j mag mien wel an de boks kommen, moar alleen at e an den draod hink (=Blijf van me af) (Achterhoeks)
  26. da klop waajne zwaerende vinger, alleen ët deed geen paajn (=dat is helemaal juist) (Munsterbilzen - Minsters)
  27. da's ma droegskes zenne (=uitdrukking wanneer er iemand alleen is) (Antwerps)
  28. da's niks as poesen oaver 't sköttelke (=dat is alleen maar loos geklets) (Twents)
  29. daar hewwe jou allenich jouself met (=daarmee benadeel je alleen jezelf) (Leewarders)
  30. dae e wiêf troutj um eur liêf, verluusj 't liêf en heltj 't wiêf............. (=niet alleen trouwen vanwege het uiterlijk) (Weerts)
  31. dae gein puîne heet, heet auch gein lând (=bezit heeft niet alleen lusten, maar ook lasten) (Weerts)
  32. dae hèt oogkleppe aon (=hij heeft alleen aandacht voor zichzelf) (Munsterbilzen - Minsters)
  33. dae kaltj allein mer sjaele wazel (=hij vertelt alleen maar onzin) (Heitsers)
  34. dae kan alleen mér stijte en broeksjijte (=hij doet niets anders dan bluffen) (Munsterbilzen - Minsters)
  35. dae zë verstand hink èn zën broek (=hij is alleen maar bezig met SX) (Munsterbilzen - Minsters)
  36. dae zo zen vroo en kender verkoope (=hij is alleen maar uit op winst) (Munsterbilzen - Minsters)
  37. Daor he'k gien speulman bie noôdig (=Ik kan het wel alleen af) (Barnevelds)
  38. das éne zaupmért (=het gaat hem alleen maar om het zuipen) (Munsterbilzen - Minsters)
  39. das mich daën heile zaog nie wiëd (=ik wil het er niet over hebben, dat brengt alleen maar een hoop gezaag mee) (Munsterbilzen - Minsters)
  40. dat ès mich nen hoote sinterkloës (=iemand die alleen maar toekijkt en niets doet) (Munsterbilzen - Minsters)
  41. dat is allemoal gein hoarsnije (=het gaat niet van alleen) (Neerharens)
  42. daud goën geet vanzelf, alléén mér daste doë zoe stijf van wiës (=als je dood gaat, word je stijf) (Munsterbilzen - Minsters)
  43. de bés nie alleen op zene kop gevalle, mér ook nog blijve toekke (=je bent nog gekker dan gek) (Bilzers)
  44. de bès nie alleen opte werd (=wees wat stiller onder de lessen, anderen willen ook slapen) (Munsterbilzen - Minsters)
  45. de bès nie alléén opte werd! (=hou ook eens rekening met mij!) (Bilzers)
  46. de bès ziëker de plezantste toeres (aste alleen taus bès) (=ha, ha, meen je dat echt???) (Munsterbilzen - Minsters)
  47. de duvel sjietj altied op dezelfdje houp (=dat komt op de verkeerde plek terecht; mensen die het al goed hebben krijgen alleen nog maar meer) (Heitsers)
  48. de hëbs alleen mèr zaegmael èn zene kop (=je bent een leeghoofd) (Munsterbilzen - Minsters)
  49. de hoes geen heil koe, aste alleen mèr e glaos mëlk moes hëbbe (=je moet soms met weinig tevreden zijn) (Munsterbilzen - Minsters)
  50. De kóns baeter get allein gaon fitsen es aan thoes ruzing make! (=Je kan beter alleen gaan fietsen dan thuis ruzie maken!) (Kinroois)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen