Spreekwoorden met `niet`

Zoek


360 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `niet`

  1. wie voor het oortje geboren is, zal tot de stuiver niet geraken (=wie in een lage sociale klasse geboren is, zal niet in een hogere sociale klasse terechtkomen)
  2. wie zijn eigen tuintje wiedt, ziet het onkruid van een ander niet (=het is beter om energie te steken in het verbeteren van jezelf, dan in het bekritiseren van anderen)
  3. wie zijn pap gemorst heeft kan niet alles weer oprapen (=schade kan nooit geheel worden goedgemaakt)
  4. zachtjes aan, dan breekt het lijntje niet (=handel voorzichtig, dan mislukt het niet)
  5. ze niet alle vijf hebben (=vreemd gedragen of niet goed bij het verstand zijn)
  6. ze niet allemaal (alle vijf) op een rijtje hebben (=niet bij zijn volle verstand zijn. (alle vijf = de zintuigen))
  7. zich de kaas niet van het brood laten eten (=opkomen voor iets)
  8. zijn haring braadt daar niet (=hij is daar niet welkom)
  9. zo `n vaart niet lopen (=niet zo erg zijn als het lijkt)
  10. zo zijn we niet getrouwd (=op die manier iets niet afgesproken hebben)

963 betekenissen bevatten `niet`

  1. op is de koek, en weg zijn de dubbeltjes (=het maximaal haalbare is bereikt, meer zit er niet in)
  2. de koek is op (=het maximaal haalbare is bereikt, meer zit er niet in)
  3. aal is geen paling (=het mindere is niet gelijk aan het meerdere)
  4. niet vet kunnen soppen (=het niet breed hebben)
  5. geen graten in iets vinden (=het niet erg vinden, zich er niet aan storen)
  6. je huid duur verkopen (=het niet gemakkelijk opgeven)
  7. het onder de pet houden (=het niet in de openbaarheid brengen)
  8. er naar kunnen fluiten (=het niet krijgen)
  9. er niet bij kunnen (=het niet kunnen begrijpen)
  10. je niet laten kennen (=het niet te vlug opgeven)
  11. schipbreuk lijden (=het niet tot zijn doel geraken / mislukken)
  12. er met de pet niet bij kunnen (=het niet willen/kunnen snappen)
  13. niet kunnen heksen (=het niet zo snel afkunnen - er meer tijd voor nodig hebben)
  14. geen ezel en kan zijn eigen oren afbijten. (=het onmogelijke hoef je niet te doen.)
  15. het klopt als een zwerende vinger (=het past goed; het is logisch; het is volkomen juist; er is niets tegen in te brengen. (Equivalent aan: het sluit als een bus.))
  16. het eten is niet te pruimen. (=het smaakt niet)
  17. de vis is de boet niet weerd (=het sop is de kool niet waard)
  18. weinig om het lijf hebben (=het stelt niet veel voor.)
  19. dat is makkelijker gezegd dan gedaan (=het valt in de praktijk nog niet mee)
  20. wie met de duivel uit één schotel wil eten, moet een lange lepel hebben. (=het valt niet mee iemand te bedriegen, die er zelf bedrieglijke parktijken op na houdt.)
  21. iets uit het hoofd laten (=het vaste voornemen hebben om iets na te laten, iets niet doen)
  22. niet thuis geven (=het verwachtingspatroon niet kunnen nakomen)
  23. de maat is vol (=het wordt niet langer getolereerd)
  24. er lak aan hebben (=het zich helemaal niet aantrekken)
  25. het is van de gekke (=het zou niet mogen)
  26. het is onbestaanbaar. (=het zou niet mogen bestaan, het is een schande)
  27. je een ongeluk lachen (=hetzelfde als `In een deuk liggen`, niet meer bijkomen van het lachen)
  28. het water is veel te diep (=hij durft het niet aan)
  29. zijn haring braadt daar niet (=hij is daar niet welkom)
  30. er mankeert iets in zijn bovenkamer (=hij is niet goed bij zijn verstand)
  31. het scheelt hem in zijn bovenverdieping (=hij is niet goed wijs)
  32. een van de vijf is uit kuieren (=hij is niet goed wijs)
  33. het scheelt hem onder de muts. (=hij is niet helemaal goed wijs)
  34. er zit een schroefje bij hem los (=hij is niet helemaal goed wijs)
  35. er is geen doen aan (=hij is niet te overtuigen, niets kan helpen)
  36. er is geen huis met hem te houden (=hij is niet tevreden te stellen, je kan er geen land mee bezeilen)
  37. de broodkruimels steken hem (=hij kan de welstand niet dragen)
  38. de centen dansen hem in de zak. (=hij kan niets sparen)
  39. zo gesloten als een oester (mossel) (=hij zegt weinig en laat niets los)
  40. met de beste wil van de wereld (=hoe graag ik het ook wil, het zal niet lukken)
  41. zo lang er leven is, is er hoop (=hoe slecht het ook staat, zolang nog niet alles verloren is, kan alles nog goed komen)
  42. van tijd noch uur weten (=hoegenaamd niet weten hoe laat het is - altijd te laat komen)
  43. lang vasten is geen brood sparen. (=honger lijden is niet hetzelfde als geld besparen)
  44. grote vissen scheuren het net (=hooggeplaatste personen worden niet zo gemakkelijk gestraft)
  45. van hoop alleen kan men niet leven. (=hoop is belangrijk maar niet voldoende om te slagen in het leven)
  46. schoenmaker blijf bij je leest (=hou je niet bezig met dingen waar je niets van weet)
  47. iemand in zijn eigen sop gaar laten koken (=iemand aan zijn lot overlaten (iemand die iets niet goed gedaan heeft))
  48. iemand het licht in de ogen niet gunnen (=iemand absoluut niet kunnen verdragen)
  49. een schurftig paard vreest de roskam (=iemand die aan iets schuldig is, heeft liever niet dat datgeen onderzocht wordt)
  50. iemand de genadeslag geven (=iemand die al in grote moeilijkheden zit nog een probleem erbij geven zodat diegene het niet meer aan kan)

50 dialectgezegden bevatten `niet`

  1. 'tis nie suuste (=dat is niet juist) (Sint-Laureins)
  2. 'Wil niet' niet lig op 't kaarkhof en 'kan niet'lig er naost (=Proberen en niet klagen) (Giethoorns)
  3. ‘k ém er ginne goeien dunk van (=ik loop er niet hoog met op) (Meers)
  4. ‘k en kannet toch nie gerieken (=ik kan het toch niet weten) (Meers)
  5. ‘k kan ém nimmieër gerieken (=ik kan hem niet meer luchten) (Meers)
  6. ‘k kost ma nimmer augen van ’t lachen (=ik kon het lachen niet bedwingen) (Meers)
  7. ‘k koste van nie vjuëdere (=ik kon niet anders (doen)) (Kaprijks)
  8. ‘k mag ém nie getauken of… (=ik mag hem niet aanraken of...) (Meers)
  9. ‘k soet tuust kieërs zêën (=ik kan er nu even niet opkomen) (Kaprijks)
  10. ‘t een steek nie op een andzjuunpelle (=het steekt niet zo nauw) (Kaprijks)
  11. ‘t is kort kieërn (=er is niet veel tijd) (Kaprijks)
  12. ‘t is verlore gezejt (=ze luisteren toch niet) (Kaprijks)
  13. ‘t komt jìààt de sikkenbak (=het is niet waardevol) (Bierbeeks)
  14. ‘t most wa kostn (=er is niet op de kosten bespaard) (Kaprijks)
  15. ‘T niet maakt krêige (=Het niet voor elkaar krijgen) (Volendams)
  16. ‘tsa gieënn zjuustn zijn (=daar zullen ze niet blij mee zijn) (Kaprijks)
  17. ’t èè nie veel geskollen of… (=het scheelde niet veel, of...) (Meers)
  18. ’t és skuë gerief mur ge meug ‘et nie in uis émmen (='t is een mooie vrouw, maar je mag ze niet in huis hebben (smalend gezegd door mannen over een vrouw, )) (Meers)
  19. ’t Is amal da niet, ’t es da kind zonder huefd da langs zijn poepken pap moe eedn. (=Dat is niet erg, er zijn veel moeilijker op te lossen problemen.) (Evergems)
  20. ’t wirt wèirem onder zé gat (=hij voelde zich niet meer veilig) (Meers)
  21. “As ’t nijt ingewikkeld is deugt ’t teugesworig gien meer.” (=Als het niet ingewikkeld is, deugt het tegenwoordig niet meer.) (Huizers)
  22. ' k ben wat vremd ien de huud (=ik voel me niet helemaal lekker) (Westerkwartiers)
  23. ' k betraan èm vur geen oar (=ik vertrouw hem niet) (Sint-Niklaas)
  24. ' k Bun sloerig in de rakker (=Ik voel me niet lekker) (Achterhoeks)
  25. ' k gerake versteld (=ik krijg mijn eten niet meer op) (Waregems)
  26. ' k go nog nie no ruus, belange nie (=ik ga nog niet naar huis, zeker niet) (Bachten de kupes)
  27. ' k goa eu een suuke op uwe spekkewinkel geve dadde stuikt gelêk een schelle pénse (=ik zal je klap om je oren geven, dat je er niet goed van zijt) (Gents)
  28. ' k goa mè nie affetuur' n (=Ik riskeer het niet) (Hansbeeks)
  29. ' k wil ' em niet veur de kop steut' n (=ik wil hem niet beledigen) (Westerkwartiers)
  30. ' k zat doar met kromme toon' n (=ik voelde me daar niet veilig) (Westerkwartiers)
  31. ' k zit geprangd (vernepen) (=ik zit vast (kan niet weg) ) (Sint-Niklaas)
  32. ' k zit hier niet om vlieg' n te vang' n (=als ik hier ben wil ik ook wat doen) (Westerkwartiers)
  33. ' k zou d' r m' n bôôntjes niet op te weke leggen (=ik zou er niet al te zeker van zijn) (Zeeuws)
  34. ' kè geen ogen op minne rug zulle (=ik kan niet alles zien) (Sint-Niklaas)
  35. ' n snotkuuke zien (=als kind niet meetellen) (Genneps)
  36. ' n uëp vergruut, moar ei verschuën nie (=het gezelschap wordt er niet beter op) (Moes)
  37. ' t besan nie (=het is niet erg) (Zuid-west-vlaams)
  38. ' t besang nie (=het stoort niet) (Werviks)
  39. ' t en massant niet (=het geeft niet, maakt niets uit) (Brakels)
  40. ' t ende nie zieën (=het einde niet zien) (Veurns)
  41. ' t ès geen raut aut ' n vinster (=het is niet zo erg) (Bilzers)
  42. ' t es moar ne kloefkabbere (=Hij is niet erg bekwaam) (Hansbeeks)
  43. ' t es tegen zan keire (=het komt niet uit zoals hij verwacht had) (Ninoofs)
  44. ' t es toch nie woir zekre / emoir mains toch (=zeg dat het niet waar is!) (Lochristis)
  45. ' t es wat te zegge asje mét aoj wiêver motj gaon egge; ze verrékke det ze trékke, ze houwe en ze slaon en asje saovus toês kotj, hejje nog niks gedaon (=een wat oudere vrouw laat niet met zich sollen) (Weerts)
  46. ' t ging bij ' em ' t ene oor ien en ' t aaner oor uut (=hij luisterde niet met aandacht) (Westerkwartiers)
  47. ' t groeit mij boov' m de kop (=ik heb het overzicht niet meer) (Westerkwartiers)
  48. ' t is ' t ende van de wèèreld nieë (=zo erg is het niet) (Veurns)
  49. ' t is alted iets, en ut so we zen es ut nie zo was (=Het is altijd iets, en het zou wat zijn als het niet zo was) (Dunges)
  50. ' t is de piene niet weerd (=Het is de moeite niet waard) (Zwols)




Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen