642 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `zijn`
- iedere heilige komt zijn kaarsje toe (=iedere medewerker moet delen in de eer)
- iedere stuiver brengt zijn gierigheid mee. (=zelfs om kleine dingetjes kunnen mensen hebzuchtig zijn)
- iedereen moet zijn last dragen (=ieder heeft zijn problemen)
- iemand aan zijn angel krijgen (=iemand in zijn macht krijgen)
- iemand aan zijn woord houden (=van iemand eisen dat hij zijn belofte nakomt)
- iemand een pluim op zijn hoed steken (=iemand complimenteren)
- iemand iets op zijn brood geven (=iemand onvriendelijk iets verwijten)
- iemand in zijn eigen sop gaar laten koken (=iemand aan zijn lot overlaten (iemand die iets niet goed gedaan heeft))
- iemand in zijn eigen vet gaar laten smoren (=iemand die iets misdaan heeft aan zijn lot overlaten)
- iemand in zijn kielwater zeilen (=iemand op de hielen volgen)
- iemand na in den bloede zijn (=van iemand een bloedverwant zijn)
- iemand of iets de baas zijn (=iemand of iets kunnen overmeesteren)
- iemand om zijn vinger (kunnen) winden (=alles van iemand gedaan (kunnen) krijgen of alles mogen)
- iemand onder zijn vleugels nemen (=iemand beschermen of verzorgen)
- iemand op zijn nummer zetten (=iemand zeer nadrukkelijk op zijn fouten wijzen, op een wijze die voor die persoon beschamend is)
- iemand op zijn vestje spuwen (=een standje geven en ongenoegen over iemand uiten)
- iemand op zijn voorman zetten (=iemand nadrukkelijk op zijn plicht wijzen)
- iemand op zijn wenken bedienen (=iemand altijd en onmiddellijk geven waar hij om vraagt)
- iemand op zijn zeer trappen (=ergens over praten wat door iemand als erg onplezierig ervaren wordt)
- iemand tot op zijn hemd uitkleden (=alles van iemand afnemen, een te hoge prijs laten betalen)
- iemand van twaalf ambachten en dertien ongelukken zijn (=steeds verschillende baantjes hebben maar in geen enkel baantje succesvol zijn)
- iemand van zijn stuk brengen (=iemand onzeker maken)
- iemand zijn vet geven (=iemand flink de waarheid zeggen)
- iemands oogappel/ooilam zijn (=iemands lieveling zijn (vaak kind))
- iemands rechterhand zijn (=de belangrijkste assistent zijn)
- iemands voetveeg zijn (=iemands slaaf zijn (zich alles moeten laten welgevallen))
- iets aan de knikker zijn (=iets niet in orde of aan de hand zijn)
- iets beneden zijn waardigheid achten (=iets niet willen doen omdat men vindt dat men een betere taak waard is)
- iets in zijn holle kies kunnen stoppen (=gezegd van eten : het is de moeite niet, het is te weinig)
- iets in zijn schild voeren (=iets van plan zijn, een geheim hebben, stilzwijgend een plan uitvoeren)
- iets naar zijn hand zetten (=het precies (laten) doen zoals hij wil)
- iets niet met zijn geweten overeen kunnen brengen (=iets niet kunnen doen omdat men het niet goed vindt)
- iets niet naar het haar zijn (=iets niet bevallen)
- iets niet over zijn hart kunnen krijgen (=ergens niet toe kunnen komen of ergens op gesteld zijn)
- iets op zijn beloop laten (=iets gewoon maar verder laten gaan zonder dat je je ermee bemoeit, zonder dat je ingrijpt)
- iets op zijn kerfstok hebben (=verkeerde dingen gedaan hebben)
- iets op zijn sloffen aankunnen (=iets heel gemakkelijk kunnen uitvoeren)
- iets uit zijn mond sparen (=iets niet opeten)
- iets uit zijn mouw schudden (=zonder moeite met iets komen)
- iets voor de kat zijn viool doen (=iets voor niets doen)
- iets voor zijn verantwoording nemen (=iets op zich nemen)
- iets zo beu zijn als koude pap (=iets grondig beu zijn)
- ijskoud zijn gang gaan (=zich nergens van aantrekken)
- in behouden haven zijn (=veilig ergens zijn (bv na een reis))
- in de aap gelogeerd zijn (=in een vervelende positie beland zijn)
- in de ban zijn van iets (=zo erg in iets geïnteresseerd zijn dat je aandacht alleen nog maar daarop kunt richten)
- in de bonen zijn (=verward zijn)
- in de contramine zijn (=tegen alles in gaan of altijd iets anders willen dan anderen)
- in de fuik zijn (=verloofd of getrouwd)
- in de kerk geboren zijn (=de deur open laten staan)
793 betekenissen bevatten `zijn`
- te dom zijn om voor de duvel/duivel te dansen (=heel erg dom zijn)
- zo lek als een zeef zijn (=heel erg lek zijn)
- zo slim als een vos zijn (=heel erg slim zijn)
- zo mak als een lammetje (=heel gedwee zijn)
- zo hongerig als een kerkrat/kerkmuis (=heel hongerig zijn)
- groen zien van jaloezie (=heel jaloers zijn)
- zo sterk als een paard. (=heel sterk zijn)
- geen vin verroeren (=heel stil zonder beweging zijn)
- geen veer van de mond kunnen blazen (=heel zwak zijn, heel arm zijn)
- moederziel alleen (zijn) (=helemaal alleen (zijn))
- zo zat als een deur (=helemaal bezopen zijn)
- van de kook zijn (=helemaal in de war zijn)
- kruit noch lood hebben (=helemaal ongewapend zijn)
- uit het veld geslagen zijn (=helemaal van streek zijn)
- twee hoofden onder een kaproen zijn (=het altijd met elkaar eens zijn)
- twee handen op één buik zijn (=het altijd met elkaar eens zijn)
- wie wat bewaart, die heeft wat (=het bewaren van zaken kan op lange termijn voordelig blijken te zijn)
- in zijn laatste schoenen lopen (=het einde naderen - erg ziek zijn)
- tegen de draad ingaan (=het er niet er mee eens zijn en er tegen in gaan)
- huilen met de wolven in het bos (=het er niet mee eens zijn maar wel de baas gelijk geven en bevestigen)
- op dezelfde golflengte zitten (=het grotendeels eens zijn)
- beter blode Jan dan dode Jan (=het is beter zich laf blood te gedragen, dan te sterven, dood te zijn)
- het is volle bak (=het is helemaal uitverkocht; er zijn heel veel mensen)
- het is zondegeld (=het is jammer dat daar kosten voor gedaan zijn)
- late haver komt ook op (=het is niet omdat iets laat komt, dat het niet goed zou zijn)
- daar hangt de po uit (=het is niet zoals het zou moeten zijn)
- het kainsmerk aan zijn voorhoofd dragen (=het is op zijn gezicht te lezen dat hij een schurk is)
- het kan verkeren (=het kan veranderen, de dingen blijven niet zoals ze zijn)
- een zoon van zijn vader zijn (=het karakter van zijn vader hebben)
- een aardje naar zijn vaartje (=het karakter van zijn vader hebben)
- het mes snijdt aan twee kanten (=het levert dubbel voordeel op (NL.) Er zijn niet alleen voordelen aan verbonden, je kan eender wat vanuit verschillende en zelfs tegengestelde standpunten bekijken (BE).)
- de Benjamin zijn (=het lievelingetje zijn)
- schipbreuk lijden (=het niet tot zijn doel geraken / mislukken)
- over de tong gaan (=het onderwerp van gesprek zijn)
- de sigaar zijn (=het slachtoffer zijn / de doodstraf krijgen (een sigaar wordt `onthoofd` voor gebruik))
- de tramontane kwijt zijn (=het spoor bijster zijn)
- het zal erom houden (=het zal op het nippertje zijn)
- het lot valt altijd op Jonas. (=het zijn altijd dezelfde personen die onheil meemaken.)
- je zult ze maar de kost moeten geven (=het zijn er veel (mensen))
- het geld brandt hem in de zak (=hij geeft zijn geld graag en gemakkelijk uit)
- er is tuk aan de hengel (=hij heeft beet (krijgt zijn zin))
- je schip is binnen (=hij heeft zijn fortuin gemaakt)
- er mankeert iets in zijn bovenkamer (=hij is niet goed bij zijn verstand)
- zijn ogen zijn groter dan zijn maag (=hij neemt meer op zijn bord dan hij kan eten)
- de stoppen slaan bij hem door (=hij verliest zijn zelfbeheersing)
- de duiten bijten hem (=hij verspilt zijn geld)
- zijn haan moet altijd koning kraaien (=hij wil altijd de baas zijn)
- zijn eigen luizen bijten hem (=hij wordt gekweld door zijn eigen kinderen)
- hij zoekt zijn paard en hij zit er op (=hij zoekt iets wat voor zijn neus is, wat iedereen ziet)
- in de krop steken (=hinderen , onverwerkt zijn)
50 dialectgezegden bevatten `zijn`
- án de wapper ziên (=aan het wandelen zijn) (Horster)
- an het labbere end. (=aan het eind van zijn latijn.) (Texels)
- an je endje weze (=moe zijn) (Westlands)
- an zijn oasme 't iuërn (=volgens zijn gerucht) (Kaprijks)
- an zijnn oasme 't iuërn (=naar zijn mening) (Kaprijks)
- an-ewarkt ween (=klaar zijn met werken) (Vechtdals)
- aoên de pin lékke (=de klos zijn) (Munsterbilzen - Minsters)
- Aoke en Keule zin ook nie gemok op ene daog (=alles heeft zijn tijd nodig) (Munsterbilzen - Minsters)
- aolëk en zaolëg ènsloeke (=in zijn geheel doorslikken) (Munsterbilzen - Minsters)
- aon de pin legke (=de klos zijn) (Mestreechs)
- aon één streng trèkke (=eensgezind zijn) (Munsterbilzen - Minsters)
- aon ut moiku (=rommelig bezig zijn) (Maas en waals)
- Arrè, zoewaait zemme dan ok wèral. (=Allé, zover zijn we dan ook alweer.) (Turnhouts)
- as 'ne boer 'n hin slacht, ès de boer zik och de hin. (=als de boer zijn hen slacht...) (Genker)
- as alle lewaed stop konste de rès heire (=er zijn vele geluiden, maar slechts 1 stilte) (Munsterbilzen - Minsters)
- As aoj scheure börre, esj slecht blusse (=Erg verliefd worden op zijn oude dag) (Weerts)
- As d'n eine sjaaj haet, haet d'n angere perfiet (=De een zijn dood is de ander zijn brood) (Roermonds)
- As de kinderen kleinen zijn terten z' op ou tienen, as ze gruêt zijn op ou erte (=Kleine kinderen, kleine zorgen, grote kinderen, grote zorgen) (Lokers)
- as de vrollie va heusde be hunne vulo weg zen daan es alté wa te beleive (=als de vrouwen van heusden met hun fiets weg zijn dan is er altijd wat te beleven) (Heusdens)
- As de zun in't westen steet, bint de lui'n 't drokst (=Als de zon in het Westen staat, zijn de luien het drukst) (Twents)
- As een bok op een haeverkiste (=Ergens tuk op zijn) (Giethoorns)
- as een bok op een haverkiste (=ergens erg happig op zijn) (drents)
- As een geit zijn (=Dronken) (Westlands)
- As en stroaljager (=Dronken zijn) (Urkers)
- As g' em wolt dueschieten moedde ne meter boven zijne kop mikken, ten èdem recht in zijn pritènse (=Over een hovaardig iemand) (Lokers)
- as ge da geleuft zijde van e goe joar (=naief zijn) (Leefdaals)
- As ge van 'n duvel sprikt zie-de / tert-e op zèen'n stèert (=Als je over de duivel spreekt zie je / trap je op zijn staart) (Wichels)
- as iederéén de iëste viaul wilt spiële, geeste naut een orkest krijge (=er moeten bazen maar ook werkers zijn) (Bilzers)
- As je ut over de duivel heb trap ie m op zijn steert. (=we hebben het net over je (als je het over iemand hebt en plotsklaps staat hij / zij voor je) (Utrechts)
- As lei bove Moazel . (=Hypothetisch zijn is zinloos .) (Opwijks)
- as lëlek zin paajn doeg, dan wont haaj get aofgesnotterd (=lelijk zijn doet geen pijn) (Bilzers)
- as se wied wils gape, mós se ouch eine groeëte móndj höbbe (=als je veel geld wilt uitgeven, moet je ook rijk zijn) (Heitsers)
- as Slumke doeëd es, krieegdje ziên jeske (=als Slimpie dood is, krijg jij zijn jasje) (Weerts)
- As slummeke slum dood is muegde gij dem zijn (=Als iemand iets heel dom gezegd heeft) (Herentals)
- As un garre (=Stoned zijn) (Urkers)
- as we / ammen uit 'n tèed zèen (=als we dood zijn) (Wichels)
- Asof de duvel er mee speult (=Of het zo moest zijn) (Giethoorns)
- asofter én zen broek ho (ch) gezeek (=alsof hij in zijn broek had geplast) (Bilzers)
- assët op sjoêpsjaere aon kump (=als het er op steekt, bij tijds zijn) (Munsterbilzen - Minsters)
- assët smok dan èssët bedforve (=als je sterke smaak proeft in je eten, kan het wel eens bedorven zijn) (Munsterbilzen - Minsters)
- aste beiste hëbs, moeste de stront terbij pakke (=elk voordeel heeft zijn nadeel) (Munsterbilzen - Minsters)
- aste boer niks moet, vertrèk ter hand noch voet (=boeren zijn eigenzinnig) (Munsterbilzen - Minsters)
- aste graot¨s hoëning wils pikke, moeste de stieke van de bienen ter mér bijpikke (=alle goed heeft ook zijn slechte kanten elke voordeel heb zijn nadeel(Cruyff)) (Munsterbilzen - Minsters)
- aste kénder sjiks, kraaj (g) ste kender taus (=kinderen zijn nog altijd kinderen) (Bilzers)
- astë knaajn hëbs, moeste de kiëtële tërbij pakke (=elk voordeel heb zijn nadeel (Johan Cruyff)) (Munsterbilzen - Minsters)
- aste mèt den hond slieps krijgs te z'n vlie. (=Wie bij de hond slaapt, krijgt zijn vlooien.) (Genker)
- aste stek stijf steet, ès ten aajl al vliege (=als een man een erectie krijgt verliest hij zeker zijn verstand) (Munsterbilzen - Minsters)
- aste van graute zaoke wils dreme, moeste zërge daste heil goed wakker bès (=dromen zijn bedrog) (Munsterbilzen - Minsters)
- Astekootsjes. "Wat zijn astekootsjes?" antwoord "Kluuëten van mastekootsjes" En daarmee was de vraag "Wat eten we" onbeantwoord (=Op de vraag :"Wat eten we") (Lokers)
- astij ein zijne kop hé, eent hij oak nie in tholleken van zijn gat (=hij is niet van een bepaald plan af te brengen) (Wetters)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen