352 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `men`
- nomen nescio (=de niet genoemde persoon) (Latijn)
- of men geen tien kan tellen (=zich onnozel houdend)
- of men van de kat of de kater gebeten wordt (=het maakt geen verschil)
- om de kracht van het anker te voelen moet men de storm trotseren (=pas als men iets ernstig meemaakt, weet men op wie men kan vertrouwen)
- onbeslagen ten ijs komen (=niet voorbereid zijn)
- onder de hamer komen (=op een veiling verkocht worden)
- onder de loupe nemen (=nader bekijken, aandachtig bestuderen)
- onder de mensen komen (=buitengaan , mensen ontmoeten)
- onder de vleugels nemen (=onder zijn hoede nemen)
- onder ogen komen (=zich laten zien)
- ongenode gasten zet men achter de deur (=wie niet welkom is, laat men niet binnen of laat men zo lang mogelijk wachten)
- ook tussen de mooie bloemen groeien brandnetels (=de schoonheid van de omgeving biedt geen garantie voor onaangename zaken)
- op de eerste april zendt men de gekken waar men wil (=op 1 april worden grappen uitgehaald)
- op de keien komen (=ontslagen worden)
- op de koffie komen (=zonder afspraak ergens heen gaan)
- op de koop toe nemen (=een onbedoeld gevolg accepteren)
- op de pof komen (=iets kopen zonder direct te betalen)
- op een schoen en een slof aankomen (=niets hebben en ergens komen)
- op een strowis komen aandrijven (=helemaal berooid en arm ergens komen)
- op het eind van de fuik vangt men de vis. (=de volhouder wint)
- op jaren komen (=al een zekere leeftijd bereiken)
- op je luimen/luipen (=op de loer)
- op je pootjes terecht komen (=het komt vanzelf wel voor elkaar)
- op stoom komen (=een goed tempo bereiken)
- op verhaal komen (=uitrusten en op krachten komen)
- oude bomen moet men niet verplanten (=oude mensen doet men liever niet verhuizen)
- oude paarden jaagt men aan de dijk (=als men zijn taak niet goed meer aankan, wordt men ontslagen)
- oude paarden jaagt men achter de schans (=oudere werknemers worden soms aan de kant gezet)
- oude schoenen wegwerpen voor men nieuwe heeft (=het onzekere voor het zekere nemen)
- over de brug komen (=veel geld moeten betalen)
- over de drempel komen (=aan huis komen)
- overdag hebben waar men `s nachts van droomt (=alles zomaar in de schoot geworpen krijgen)
- pas uit de dop komen (=maar pas ergens aan deelnemen)
- platvis eet je met de ramen open en rondvis met de ramen dicht (=m.a.w. platvis is een zomervis en rondvis is in de winter op z`n best)
- pluimen in de wind waaien (=iets doen zonder na te denken)
- poolshoogte nemen (=zich vooraf informeren over de situatie)
- psalmen zingen (=schuren met baksteen en zand)
- roei met de riemen die je hebt (=je moet werken met de middelen die men heeft)
- roeien met de riemen die je hebt (=je moet het doen met de middelen die je hebt.)
- samen onder een deken liggen (=een gezamenlijk standpunt innemen)
- schreeuwen of men levend gevild wordt (=heel hard schreeuwen)
- sijmen betaalt (=diegene die het minste verdient draagt de kosten)
- sinds mensenheugenis (=al lange tijd)
- spreeuwen willen wel kersen eten, maar geen bomen planten. (=wel van alles willen profiteren, maar er niets voor willen doen.)
- taal noch teken van iemand vernemen (=niets van iemand horen/zien)
- te veel hooi op je vork nemen (=te veel werk aannemen, zodat je in moeilijkheden komt)
- te/van pas komen (=iets goed kunnen gebruiken)
- tegen de stroom is het kwaad roeien / zwemmen (=tegen algemene opvattingen kan men zich moeilijk verzetten)
- tekortkomen (=niet genoeg (kunnen) doen)
- ter harte nemen (=het zich aantrekken)
737 betekenissen bevatten `men`
- dweilen met de kraan open (=geen kans op succes hebben, omdat men de symptomen bestrijdt zonder de oorzaak aan te pakken)
- iets aan je laars lappen (=geen notitie nemen van regels, wet of voorschriften)
- je kruit droog houden (=geen onnodige acties ondernemen of energie verspillen.)
- aan elkaar knopen (=gegevens samenvoegen)
- tabula rasa maken (=geheel herbeginnen - de boel helemaal opruimen)
- uit de brand zijn (=geholpen zijn, problemen opgelost)
- aan de strijkstok blijven hangen (=geld dat aan een goed doel wordt besteed verdwijnt voor een groot deel bij mensen die oneerlijke onkosten maken)
- gelijke monniken gelijke kappen (=gelijke mensen verdienen/krijgen een gelijke behandeling)
- je ogen vertrouwen (=geloven wat men ziet)
- het geluk vliegt; wie het vangt die heeft het. (=geluk kan zo maar komen en zo weer gaan)
- praten als Brugman (=gemakkelijk mensen kunnen overtuigen en vlot en boeiend kunnen vertellen)
- lelijke streken op zijn kompas hebben (=gemene en lelijke streken uithalen)
- als de berg niet tot Mohammed komt, zal Mohammed tot de berg gaan (=genoegen nemen met wat er beschikbaar/mogelijk is)
- een lintje krijgen (=geridderd worden - een compliment krijgen)
- de bak indraaien (=gevangen genomen worden)
- een goede gevel versiert het huis. (=gezegd over mensen met een grote neus)
- alle goede dingen bestaan in drieën (=gezegd van iets waarvan men er twee heeft en een derde wil krijgen)
- uit de verf komen (=goed bij anderen overkomen / zich doen opmerken)
- dun snijden is het behoud van de worst. (=goed kunnen rondkomen door zuinig te zijn)
- zo dicht als een pot zijn (=goed kunnen zwijgen/geheimen bewaren)
- men wordt wel door een mestkar maar niet door een rijtuig overreden (=goed opgevoede mensen beledigen anderen minder)
- van wanten weten (=goed weten hoe men iets moet aanpakken)
- het takje buigen als het nog jong is (=goede gewoonten leert men het beste op jonge leeftijd aan)
- in de waagschaal stellen (=groot risico nemen)
- het schip ingaan (=groot risico nemen, leidend tot verlies)
- op een papieren zoldertje lopen (=grote risico`s nemen)
- wie werkt als een paard zal haver eten. (=hard werken is voor de meeste mensen geen garantie op een goed inkomen)
- een Homerisch gelach (=harde en gemene lach om het ongeluk, de mislukking of de handicap van tegenstrevers.)
- de zee is altijd zonder water. (=hebberige mensen willen altijd meer)
- op een strowis komen aandrijven (=helemaal berooid en arm ergens komen)
- het beste paard van stal halen (=het beste wat men heeft bovenhalen)
- de boter eruit braden (=het ervan nemen)
- de gekken krijgen de beste kaarten (=het geluk is met de dommen)
- de kroon spannen (=het hoogtepunt vormen)
- beter hard geblazen dan de mond gebrand (=het is beter dat men zich inspant dan dat er door slordigheid of luiheid iets fout gaat)
- het is er zo veilig als vlees in een hondenkot (=het is er volkomen onveilig)
- het is volle bak (=het is helemaal uitverkocht; er zijn heel veel mensen)
- met onwillige honden is het slecht hazen vangen (=het is moeilijk om samen te werken met mensen die niet willen)
- eigen haard is goud waard (=het is nergens zo mooi als thuis / men hecht veel waarde aan het eigen bezit)
- je weet nooit hoe een koe een haas vangt (=het kan altijd nog op onverwachte wijze tot een oplossing komen)
- de wolf/vos ruilt wel van baard maar niet van aard (=het karakter van de mensen verandert nooit)
- er komt moord en doodslag van (=het komt tot grote problemen)
- de wereld draait door (=het leven gaat gewoon door, ondanks problemen.)
- oude schoenen wegwerpen voor men nieuwe heeft (=het onzekere voor het zekere nemen)
- een Augiasstal reinigen (=het opruimen van een vreselijk vuile boel)
- het klopt als een zwerende vinger (=het past goed; het is logisch; het is volkomen juist; er is niets tegen in te brengen. (Equivalent aan: het sluit als een bus.))
- iets uit het hoofd laten (=het vaste voornemen hebben om iets na te laten, iets niet doen)
- niemand genoemd, niemand gelasterd. (=het vermijden van het noemen van namen voorkomt onnodige ruzie)
- niet thuis geven (=het verwachtingspatroon niet kunnen nakomen)
- een lans breken voor iemand (=het voor iemand opnemen, voor iemand de best doen diegene ergens mee te helpen iets te verkrijgen)
50 dialectgezegden bevatten `men`
- éed ô moeder ô nie leren bloazen tèn (=als iemand de soep even laat staan omdat ze te heet is....zegt men) (Sint-Niklaas)
- een hoan kraait 't haardst op zien eig'n misbult (=op eigen terrein voelt men zich sterker) (Westerkwartiers)
- een kat ien ' t nauw mokt roare sprong' n (=in gevaar doet men soms rare dingen) (Westerkwartiers)
- één keer stool'n, altied 'n dief (=men wordt tot aan zijn dood aan zijn fouten herinnerd) (Westerkwartiers)
- één steen ken gien mosterd moal'n (=men moet wel samenwerken) (Westerkwartiers)
- een vlieg in men oeëg; e fluike van ne sent (=dat is gemakkelijk) (Diesters)
- eens gegeev'm blift gegeev'm (=wat men weggegeven heeft moet men niet terugvragen) (Westerkwartiers)
- eev'm een oogje toekniep'm (=wanneer men een fout van een ander niet wil zien) (Westerkwartiers)
- Ei zit in men zakken (=Ik heb hem door.) (Clings)
- Ein kort gebed en ein lange braodwors dene de reizende mins (=bij grote ondernemingen kan men zich beter op het essentiële richten) (Venloos)
- elk woarom het zien doarom (=men heeft altijd wel een reden om iets te doen) (Westerkwartiers)
- én zaajn ooge zienech den heile wérd (mopje : antwoord van aanbedene : zieste dan men otooke ston da gepik és) (=ach, die kijkertjes van jou) (Bilzers)
- ermoej ès te moeder van alle geleirde (=door armoede wordt men vindingrijk) (Munsterbilzen - Minsters)
- Es m'n aan sommige minse e vaerke geuftj dinke ze det ze vleugels höbbe! (=Wanneer men aan sommige mensen een veertje geeft denken zij dat ze vleugels hebben!) (Kinroois)
- ët lik oppët tipke van mën toeng (=ik weet het, maar ik kan er nu niet onmiddellijk op komen) (Munsterbilzen - Minsters)
- et liste heugt et miste. (=wat recent gebeurd is, herinnert men zich het best.) (Tilburgs)
- et steet eschreven en edrukt, i-j mot krabben waor et jukt (=het staat geschreven en gedrukt, men moet krabben waar het jeukt) (Achterhoeks)
- G' oeft gin land te hebbe um boer te zen (=men hoeft geen land te hebben om een boer te zijn) (Eindhovens)
- Ge kant mèn de tas likke! (=Je kan me wat!) (Liessents)
- ge komt gij van Koanegem zekre (=iets niet weten of doen alsof men het niet weet) (Aalters)
- ge kunt berrevoets men vaur opdraitse (=je kan mijn rug op) (Overijses)
- ge kunt is hei-el dik men kleuwe-eh (botteh) kusseh (=ik doe het niet) (Arendonks)
- ge kunt men kloewete kusse (=je kan de pot op) (Geels)
- ge mut is tegoei kaake, 'tzit bezaan in men tes (=je moet eens goed kijken, het zit opzij van mijn broekzak) (Heist-op-den-Berg)
- ge zet de nagel van men doewedskist (=je bent mijn grootste vijand) (Wommersoms)
- Geej is neet good geleeje (=men mag hem niet graag) (Horster)
- Geen oar op men klooten dat doar op paast (=Ik denk er nog niet aan) (Bevers)
- geev'm aar'mt niet (=van goed doen wordt men niet armer) (Westerkwartiers)
- Geift mèn un bakkie pleuâh ennun kanau (=Mag ik van u een kopje koffie met een koekje) (Haags)
- gelékkëglëk ès men gezondhed goed en men memoere slaech (=gelukkig heb ik nog een goede gezondheid en een slecht geheugen) (Munsterbilzen - Minsters)
- Gennen alden aap gezichte liere snieje (=Van een oud persoon kan men het karakter moeilijk veranderen) (Venloos)
- gerigeleerd achter men vasse (=Regelen achter mijn rug) (Zoutleeuws)
- ghe leghtur oew kop maor baij (=als men iets niet lust aan tafel:) (Hulsters (NL))
- gi prinke in men (zen) han hemmen (=slechte kaarten hebben) (Waanroods)
- gif em ne slag in ze leen en ze gat volt of (=van iemand met een tengere lichaamsbouw zegt men) (lichtervelds)
- gift dien boer ne stoel (=als iemand een boer laat .... (zegt men dikwijls) ) (Sint-Niklaas)
- Gij hangt vierkant men klowete uit ze moat (=Je werkt op mijn zenuwen) (Geels)
- gij kunt es virkaantig men kloewete kusse (=Ik trek me niets meer van je aan) (Geels)
- Gij moakt van ou lijf 'n spoelkuipe (=Tegen een veelvraat zegt men) (Lokers)
- go is nor elle moeke, ze hee viskes gebakken in de koulschup (=tegen een kind dat men wil wegsturen) (Ransts)
- goeën doe kommen (=op bezoek gaan brengt mee dat men vrienden terug uitnodigt) (Meers)
- got (gank) aut mën zon! (=onder mijn voeten uit!) (Munsterbilzen - Minsters)
- graute ooge hëbbe, mér ne klene maog (=méér eten op zijn teloor leggen dan men op krijgt) (Munsterbilzen - Minsters)
- gudder ne de mert, chmoet nog gruun kuul en e bitske poor hemme veur men sop (=ga je naar de markt, ik moet nog groene kool hebben en een beetje prei voor mijn soep) (Heusdens)
- haai vûlt men broek vanaof (=hier ben ik verwonderd van) (Bilzers)
- haardlopers en zaachtlopers komm'm beid'nt weer thuus (=hoe men het ook doet, het komt altijd klaar) (Westerkwartiers)
- haol mich nie aut men haus (=maak me niet kwaad) (Bilzers)
- He hit in men kuul gescheten (=Hij heeft mij een stevige hak gezet) (Koersels)
- He hit mich tege men kaar gereen (=Hij heeft mij misnoegd) (Koersels)
- hebb'n is hebb'n en krieg'n de kunst (=wat men bezit wil men behouden) (Westerkwartiers)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen