Spreekwoorden met `in`

Zoek


1217 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `in`

  1. een doodgeboren kindje (=waardeloos, zonder toekomst)
  2. een doorn in het oog zijn (=ergens aan ergeren)
  3. een dronken vrouw is een engel in bed (=drank draagt bij aan het beëindigen van de tegenstand)
  4. een duit in het zakje doen (=een kleine bijdrage leveren. (Historisch: de kleinst mogelijke gave in het collectezakje van de kerk).)
  5. een ei in het nest laten (=iets op voorraad hebben)
  6. een gat in de dag slapen (=lang doorslapen)
  7. een gat in de lucht slaan (=een onnozele handeling doen)
  8. een gat in de lucht springen (=ongeremd enthousiast zijn)
  9. een gat in het dak krijgen (=niet erg slim zijn)
  10. een gat in zijn hand hebben (=geld te gemakkelijk uitgeven)
  11. een gegeven paard mag men niet in de bek kijken. (=als men een geschenk krijgt, dan moet men niet zoeken of er hier of daar wat aan mankeert.)
  12. een gepeperde rekening (=een hoge rekening)
  13. een goed begin heeft een goed behagen maar het eindje zal de last dragen (=goed beginnen is prima, maar je moet volhouden tot het einde)
  14. een goed begin is het halve werk (=een goed begin vergroot de kans op een goede afwerking)
  15. een grote lantaarn, een klein licht (=veel praat, maar weinig verstand)
  16. een haar in de boter vinden/zoeken (=op het kleinste detail vitten)
  17. een haastige hond werpt blinde jongen. (=te snel of impulsief handelen heeft slechte gevolgen)
  18. een hard hoofd in iets hebben (=er geen oplossing in zien)
  19. een ijzer in het vuur hebben (=een plan hebben dat nog onbekend is voor de buitenwereld)
  20. een kat in de zak kopen (=iets kopen zonder het gezien te hebben - bedrogen worden)
  21. een kat in het donker/nauw maakt rare sprongen (=in een benarde situatie doet men vreemde dingen)
  22. een ketting is niet sterker dan de zwakste schakel (=het geheel is maar zo sterk als het zwakste onderdeel)
  23. een kind kan de was doen (=het gaat heel makkelijk)
  24. een kind om een boodschap sturen. (=niet de juiste persoon iets op laten lossen)
  25. een kind van Laban (=iemand met een blanke huid)
  26. een kind van zijn tijd (=iemand die leeft volgens de in zijn tijd heersende opvattingen)
  27. een kinderhand is gauw gevuld (=met een kleinigheid tevreden zijn)
  28. een kink in de kabel komen (=iets tussen komen)
  29. een klein hartje hebben (=weinig durven/gauw bang zijn)
  30. een klein lek doet een groot schip zinken (=een geringe onachtzaamheid kan tot grote schade leiden)
  31. een klein visje een zoet visje (=een klein voordeel of winstje dat met weinig moeite is verkregen)
  32. een kleine aardappel moet je niet schillen (=aan mensen die weinig geld hebben, moet je niet veel geld vragen)
  33. een knoop in zijn zakdoek leggen (=iets doen om ergens zeker aan herinnerd te worden)
  34. een knuppel in het hoenderhok gooien (=opschudding veroorzaken)
  35. een knuppel in het honderd gooien (=kritiek geven zonder namen te noemen)
  36. een kring om de zon brengt water in de ton. (=een halo rond de zon voorspelt meestal regen)
  37. een kringetje drinken. (=een borreltje drinken.)
  38. een kronkel in je hersens hebben (=vreemde gedachtes hebben)
  39. een krop in de keel hebben (=emotioneel aangedaan zijn)
  40. een krul meer in zijn staart hebben dan een ander (=speciaal willen zijn)
  41. een krul meer in zijn staart hebben dan een gewoon mens (=zich een beetje aanstellen)
  42. eén kwade dag maakt de winter niet. (=als iets verkeerd gaat, hoeft nog niet alles verkeerd te gaan.)
  43. een land van melk en honing zijn (=een land waar het goed en voorspoedig leven is)
  44. een liedje van verlangen zingen (=op allerlei manieren een wens uitspreken)
  45. een lijk in de kast (=een onaangename erfenis)
  46. een lintje krijgen (=geridderd worden - een compliment krijgen)
  47. een loodje in het zakje doen (=een kleine bijdrage leveren)
  48. een lucifer in drieën kunnen kloven (=erg zuinig zijn)
  49. een man in bonis (=een welgesteld man)
  50. een mier in de broek hebben (=ongeduldig zijn)

1465 betekenissen bevatten `in`

  1. scherven brengen geluk. (=dit zeg je om iemand zich minder schuldig te laten voelen)
  2. haast je langzaam (=doe het zo snel mogelijk, maar niet sneller (uit het Latijn: Festina lente))
  3. een hoge toon aanslaan (=doen alsof je het voor het zeggen hebt / luid en dwingend spreken)
  4. uit de lucht komen vallen (=doen alsof men van niets weet / erg plotseling en onverwacht)
  5. de bezem uitsteken (=doen en laten wat men wil als de baas of leidinggevende er niet is)
  6. de ogen openen (=doen inzien)
  7. in het gevlij komen (=doen wat iemand graag ziet om in de gunst te komen)
  8. de wal keert het schip (=door beperkingen enigerlei niet verder kunnen)
  9. recht praten wat krom is (=door een ingewikkelde, onjuiste redenering een onzuivere situatie, daad of besluit trachten van een rechtvaardiging te voorzien)
  10. een ongeluk zit in een klein hoekje (=door een kleine fout kunnen gemakkelijk erg nare ongelukken gebeuren)
  11. je achter de oren krabben (=door een onverwachte, zorgelijke ontwikkeling tot nadenken gestemd zijn)
  12. een zware pijp roken (=door eigen schuld in moeilijkheden komen)
  13. in de fuik lopen (=door eigen stommiteiten in een valstrik lopen)
  14. je uit de markt prijzen (=door eigen toedoen laten anderen diegene links liggen)
  15. gierigheid is de wortel van alle kwaad (=door gierigheid ontstaan er veel problemen en is er veel ellende in de wereld)
  16. een proefballonnetje oplaten (=door het doen van een uitspraak de mening van anderen peilen)
  17. tijd slijt (=door het verloop van tijd worden herinneringen zwakker en de erge dingen minder erg)
  18. tijd heelt alle wonden (=door het verloop van tijd worden herinneringen zwakker en de erge dingen minder erg)
  19. een spaak in het wiel steken (=door iemands ingrijpen gaat een plan van de ander niet door)
  20. de regen schuwen en in de sloot vallen (=door iets onaangenaams te ontwijken in nog groter problemen komen)
  21. met vallen en opstaan (leren) (=door mislukkingen leren)
  22. eigen roem/lof stinkt (=door over jezelf op te scheppen maak je een nare indruk)
  23. alle vrijers zijn rijk. (=door verliefdheid de negatieve dingen van je partner niet zien)
  24. de gestage drup holt de steen (uit) (=door vol te houden wordt uiteindelijk wel het doel bereikt)
  25. de ochtendstond/morgenstond heeft goud in de mond (=door vroeg te beginnen kan men meer werk verrichten)
  26. zuinigheid met vlijt, bouwt huizen als kastelen (=door zuinig en ijverig te zijn, kan men veel bereiken)
  27. iets/iemand in de gaten hebben/krijgen (=doorkrijgen hoe dingen in elkaar steken of zicht houden op de situatie)
  28. doorgaan tot het gaatje (=doorzetten tot het einde is bereikt)
  29. een dronken vrouw is een engel in bed (=drank draagt bij aan het beëindigen van de tegenstand)
  30. als de wijn is in de man, is de wijsheid in de kan (=drank verdringt gezond verstand)
  31. de kan aanspreken (=drinken)
  32. volle krop, dolle kop. (=dronken mensen doen gekke dingen)
  33. jezelf op de borst slaan (=duidelijk aan de omgeving laten weten dat men ergens bijzonder trots op is)
  34. redenering van Jan Kalebas (=dwaze onlogische redenering)
  35. dwazen en gekken schrijven hun namen op deuren en hekken (=dwazen doen gekke dingen)
  36. gekken en dwazen schrijven hun namen op deuren en glazen (=dwazen doen gekke dingen)
  37. meisjes die bloemen dragen, mag je kussen zonder te vragen (=een aanmoediging om meisjes met bloemen te kussen)
  38. de kat uit de boom kijken (=een afwachtende houding aannemen)
  39. een blind paard zou er geen schade doen (=een armoedig interieur)
  40. op de lappen (=een beetje opgeknapt - op stap om te drinken)
  41. iets aan het handje hebben (=een beetje verkering hebben)
  42. een (modder)figuur slaan (=een belachelijke of domme indruk maken)
  43. een eed met boter bezegeld. (=een belofte zonder echte intentie om de belofte na te komen)
  44. iets over zich hebben (=een bepaalde indruk geven)
  45. de knoop doorhakken (=een beslissing forceren. (Afgeleid van het verhaal van de Gordiaanse knoop))
  46. de schepen achter zich verbranden (=een beslissing nemen en niet meer terug kunnen)
  47. iets in één adem uitlezen (=een boek waaraan je begonnen bent heel snel uitlezen, omdat je het zo spannend vindt)
  48. een kringetje drinken. (=een borreltje drinken.)
  49. een Uriasbrief (=een brief waarin een verschrikkelijk bericht staat)
  50. uit de heup schieten (=een discussie ingaan met een ongenuanceerde argumentatie)

50 dialectgezegden bevatten `in`

  1. ' n kloet in de strotte heb' m (=een brok in de keel hebben) (Gronings)
  2. ' t es een skeet in een fles (=het is niets bijzonders) (Ninoofs)
  3. ' t es nen druem in een engels bedde (=het is perfect) (Kalkens)
  4. ' t geplets van de zwemmers int woater (=het geluid van de zwemmers in het water) (Sint-Niklaas)
  5. ' t is in de sacosse (=iets dat afgehandeld is) (Zottegems)
  6. ' t is vol in ' t bloesie (=zij heeft flinke borsten) (Westfries)
  7. ' t is wat ien dienst, aalmoal soldoat' n (=het is wat in dienst, allemaal soldaten) (Westerkwartiers)
  8. ' t katje bie de melk zetten (=in verleiding brengen) (Veurns)
  9. ' t oog' in ze boll' èn (=aan grootheidswaanzin lijden) (Veurns)
  10. ' t woater in zijne mond krijgen (=veel zin hebben in iets) (Gents)
  11. ' t zal nog van de neuze in de mond druppen (=loontje komt om zijn boontje) (Zottegems)
  12. ' t zit in de famielde (=aangeboren aanleg) (Gents)
  13. ' t zoepmarkie; Beiler zoepmarkt (=novembermarkt in Beilen) (Drents)
  14. " in ne karreslagn gepist zeker?" (=Vraag aan iemand met een ontstoken oog) (Lokers)
  15. 3 kilo aardappels, gooi maar in m'n petje ! (=hij / zij heeft een groot hoofd) (Utrechts)
  16. a ee brauk (=hij staat in panne) (Meers)
  17. a ee een goat in zijn and (=iemand die zijn geld verspilt) (Gents)
  18. a ee moor in zèn uëgen (=niet goed zien) (Meers)
  19. A ee woeëter in zanne keljer (=Zijn broek is te kort) (Ninoofs)
  20. a eed in zen roupen gesketen (=hij heeft afgedaan bij hem) (Trejjens)
  21. a eentj in 't snùtjen (=hij heeft het door) (Meers)
  22. a eet e gat in zèn and (=geld verkwisten, gemakkelijk geld uitgeven) (Meers)
  23. à eet e stik in zenen gillée, meulen (=hij is dronken) (Meers)
  24. a eet in mèn raupen gesketen (=hij heeft me beledigd) (Meers)
  25. a eet niks in de pap te brokkel'n (=hij heeft niets te zeggen, hij heeft geen invloed) (Meers)
  26. A ei det oeg in zenen bol (=Hij is verwaand) (Mechels (BE))
  27. A eiget hoeig in zan bolleke (=Hij is verwaand) (Antwerps)
  28. A es geboern mé ne gouen leper in za gat (=Van goede afkomst zijn) (Ninoofs)
  29. a es in de wiër (=iemand helpen) (Meers)
  30. a ge bouven zij bellen he (=tegen iemand die in zijn neus aan t' peuteren is) (Ransts)
  31. a gebreike èn iehre haage ès gee teeke van aermoei. (=oude gebruiken in ere houden is geen teken van armoede) (Genker)
  32. A gen naas ha (=in de gaten hebben) (Nijswillers)
  33. a god op in zè zoeëd (=vrijgezel, geen kinderen) (Meers)
  34. a gontj ni lank nimmer trekk'n (=zijn einde is in zicht) (Meers)
  35. a got op in zè zoeëd (=hij blijft vrijgezel) (Meers)
  36. à hèèd in mààn roèpe gescheite (=Hij heeft mij goed liggen gehad) (Bierbeeks)
  37. a jee een stuk in zijn leeze. (=hij is zat) (Gents)
  38. a jeiget in zene kladerendatsj gesloage (=hij heeft het met veel smaak opgegeten) (Antwerps)
  39. a kwam in (mee) en arrasje afgeleupen (=Hij kwam woedend afgelopen) (Ninoofs)
  40. A liep blék in z'n blokken (=Hij liep zonder kousen in zijn klompen.) (Booms)
  41. a oo zjust ne plasj in d'and (=hij kreeg enkel een belofte) (Ninoofs)
  42. a patatte kommen oit (=je hebt een gat in je sok) (Opwijks)
  43. a ploade blijf steekn (=je valt in herhaling) (Kaprijks)
  44. a smèitj èm (=hij geeft zich volledig, hij gaat volledig op in het spel) (Meers)
  45. a stuk in a uur hemme (=dronken zijn) (Overijses)
  46. a weet va veren nie datten vanachter liëeft (=hij loopt in de wolken) (Ninoofs)
  47. a witte kaaskes in de was (=uw witte kousen in de was) (Aalsters)
  48. A zit boa Mannekes (=hij is in de middelbare school van Boom) (Booms)
  49. a zit op meine blaak (=in iemands vaarwater zitten) (Nijlens)
  50. a zitj 'r dik in (=hij zit goed bij kas) (Meers)




Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen