399 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `heb`
- iemand op z`n hand hebben (=iemand hebben die hem steunt)
- iets aan het handje hebben (=een beetje verkering hebben)
- iets achter de hand hebben (=iets ter beschikking hebben voor wanneer het nodig mocht zijn (bv nood))
- iets achter de knopen hebben (=iets is volbracht of voltooid)
- iets in de melk te brokken hebben (=invloed hebben)
- iets in de vingers hebben (=ergens ervaring en deskundigheid over hebben opgebouwd, waardoor men met grote kwaliteit en zonder fouten te maken, zich hiermee bezig kan houden)
- iets in het vet hebben (=nog iets voor iemand tegoed hebben)
- iets na aan het hart hebben liggen (=er erg mee begaan zijn)
- iets of iemand in de peiling hebben (=iets of iemand begrijpen)
- iets onder de knie hebben/krijgen (=iets kunnen of leren kunnen)
- iets onder de kurk hebben (=iets te drinken hebben)
- iets onder de leden hebben (=niet helemaal gezond zijn)
- iets op het hart hebben (=iets te vertellen hebben)
- iets op het oog hebben (=voor zichzelf al iets hebben uitgekozen)
- iets op je lever hebben (=dat je nog iets wilt uiten, dat er iets is dat je heel erg dwars zit en dat gezegd moet worden)
- iets op zijn kerfstok hebben (=verkeerde dingen gedaan hebben)
- iets over zich hebben (=een bepaalde indruk geven)
- iets te verhakstukken hebben (=nog iets met iemand te bespreken hebben, nog iets te doen hebben)
- iets tegen iemand hebben (=iemand niet goed kunnen verdragen)
- iets uit de eerste hand hebben (=ergens zelf bij zijn geweest of hebben gehoord van iemand die het zelf heeft meegemaakt)
- iets voor de boeg hebben (=nog werk te doen hebben. / Nog iets mee moeten maken)
- iets zwart op wit hebben (=het op papier hebben staan)
- iets/iemand in de gaten hebben/krijgen (=doorkrijgen hoe dingen in elkaar steken of zicht houden op de situatie)
- in het oog hebben (=binnen het gezichtsveld zijn)
- in het vizier hebben (=in het oog hebben, binnen het gezichtsveld zijn)
- in Rome geweest zijn, maar de Paus gemist hebben (=het belangrijkste laten schieten)
- in zijn achterhoofd hebben (=als reserve klaar hebben)
- in zijn zak hebben (=iemand goed kennen, iets helemaal begrijpen, iets voor elkaar hebben)
- je aardappelen op hebben (=niet verder meer kunnen)
- je bekomst ergens van hebben (=ergens genoeg van hebben)
- je hebben en houwen verliezen (=alles wat iemand bezit kwijtraken)
- je hebt luxe paarden en werkpaarden (=niet iedereen heeft dezelfde positie, de een moet harder of zwaarder werken dan de ander)
- je hebt luxe paarden en werkpaarden. (=je hebt rijke en arme mensen)
- je koetjes op het droge hebben (=genoeg (geld) hebben voor de rest van het leven)
- je kruit verschoten hebben (=uitgeput zijn, niets meer kunnen doen)
- je laatste hemd aan hebben (=je hebt iets fout gedaan en er zal wat voor je zwaaien)
- je meester gevonden hebben (=iemand gevonden hebben die beter is, het beter doet)
- je ogen in je zak hebben (=zelfs het meest opzichtige niet zien)
- je schaapjes geschoren hebben (=van zijn rente kunnen leven)
- je schaapjes op het droge hebben (=de zaken op orde hebben of voldoende hebben om niet meer te hoeven werken)
- je weerga niet hebben (=ongeëvenaard zijn)
- kind noch kraai hebben (=geen nazaten of andere familieleden hebben, alleen rekening moeten houden met zichzelf)
- kip, ik heb je (=ziezo, dat is gelukt / ik heb je te pakken!)
- klagers hebben geen nood en pochers hebben geen brood (=zowel klagers als pochers kunnen de zaken nogal eens overdrijven)
- klauwen en nagels hebben (=zich kunnen verdedigen)
- kleine potjes hebben grote oren (=je moet uitkijken met wat je zegt als er kinderen bij zijn)
- kraak nog smaak hebben (=het is niet heel smakelijk)
- kruis noch munt hebben (=geen geld hebben)
- kruisjes achter de rug hebben (=tientallen jaren oud zijn)
- kruit noch lood hebben (=helemaal ongewapend zijn)
428 betekenissen bevatten `heb`
- aan een touwtje hebben (=in zijn macht hebben)
- iets in de melk te brokken hebben (=invloed hebben)
- zonder mijn en dijn zou de wereld hemels zijn (=jaloezie en hebzucht maken de wereld een stuk minder fraai)
- het is een slechte muis die maar een hol heeft (=je doet er best aan een alternatieve oplossing achter de hand te hebben)
- je kunt van mij de pot op (=je doet maar waar je zin in hebt)
- wie bang leeft, gaat ook bang dood (=je gaat zoals je geleefd hebt)
- je laatste hemd aan hebben (=je hebt iets fout gedaan en er zal wat voor je zwaaien)
- een doodshemd heeft geen zakken. (=je hebt niets aan je geld als je dood bent)
- jij raapt nog geen stro van de aarde (=je hebt nog niets verwezenlijkt)
- je hebt luxe paarden en werkpaarden. (=je hebt rijke en arme mensen)
- men kan zijn kinders wel minnen maar niet zinnen (=je kan je kinderen graag zien, maar ze hebben een eigen aard)
- krom jezelf als je door de wereld wilt komen (=je moet er wat voor over hebben om iets te bereiken)
- achterin de fuik zit de paling (=je moet geduld hebben)
- roeien met de riemen die je hebt (=je moet het doen met de middelen die je hebt.)
- verkoop de huid niet voordat de beer geschoten is (=je moet niet geld uitgeven voordat je het hebt verdiend)
- de boer eet vis als het spek op is (=je moet tevreden zijn met wat je hebt)
- wie het kleine niet eert, is het grote niet weerd (=je moet waardering hebben voor het geringe)
- tel uit je winst (=kijken en doen waar je het meeste voordeel bij hebt, `zie je wel!`)
- de balans opmaken (=kijken hoe iets verlopen is; nagaan of je ergens voordeel of nadeel van hebt gehad)
- jong bier moet gisten (=kinderen hebben recht op plezier)
- kleine oorzaken, grote gevolgen (=kleine dingen kunnen grote gevolgen hebben)
- vissenbloed hebben (=koudbloedig zijn, weinig gevoel hebben, niet gauw koud hebben)
- iets of iemand op de korrel nemen (=kritiek op iets of iemand hebben)
- lang genoeg in de kreupelstraat gewoond hebben (=lang genoeg in de problemen gezeten hebben)
- aan de kwakkel zijn (=last hebben van de gezondheid)
- beter ermee verlegen dan erom verlegen (=liever van iets te veel dan van iets te weinig hebben)
- stevig in het zadel zitten (=machtig zijn, een belangrijke positie hebben)
- er in zwemmen (=meer dan genoeg hebben)
- schoon genoeg hebben van (=meer dan genoeg hebben van, een hekel hebben aan)
- voor het opscheppen hebben (=meer dan genoeg hebben, zonder er iets voor te moeten doen)
- lachende monden, bijtende honden. (=mensen die vriendelijk of aardig lijken, kunnen in werkelijkheid kwade bedoelingen hebben)
- geen heilige zo klein of hij wil zijn kaarsje hebben. (=mensen vertellen graag wat voor goeds ze hebben gedaan)
- magere luizen bijten scherp (=met de armsten heb je de meeste last)
- in hetzelfde schuitje varen/zitten (=met dezelfde omstandigheden te maken hebben, hetzelfde lot ondergaan)
- een lelijke noot met iemand te kraken hebben (=met iemand nog iets af te rekenen hebben)
- een toontje lager zingen (=minder opscheppen, minder grote mond hebben)
- in een moeilijk parket zitten (=moeilijkheden hebben)
- in het moeras zitten (=moeilijkheden hebben)
- na wat gepimpel, is de geest wat simpel (=na wat te hebben gedronken ben je meestal niet meer helder van geest)
- buiten de waard rekenen (=niet gerekend hebben op hoe anderen er werkelijk over denken)
- de plank misslaan (=niet het goede inzicht hebben; ernaast zitten)
- niet kapot zijn van (=niet veel op hebben met)
- niets om het lijf hebben (=niets betekenen, geen waarde hebben)
- op een schoen en een slof aankomen (=niets hebben en ergens komen)
- een nul in het cijfer zijn (=niets in te brengen hebben)
- een ridder te voet zijn. (=niets meer hebben)
- met lege handen achterblijven (=niets meer hebben)
- zo arm als Job (=niets meer hebben)
- een wassen neus zijn (=niets te betekenen hebben)
- ledigheid is des duivels oorkussen (=niets te doen hebben leidt tot misdaden)
50 dialectgezegden bevatten `heb`
- de grond is lieëg (=ik heb moeite met mij te bukken) (Leefdaals)
- dè hak gezeed gehaj (=dat heb ik gezegd ja) (Eindhovens)
- de hëbs de naogel op de kop geslaoge! (=dat heb je heel juist gezegd!) (Munsterbilzen - Minsters)
- de hëbs haaj niks te koette (=hier heb je niets te zeggen (bevelen)) (Munsterbilzen - Minsters)
- de hëbs sjaos daste gelèk hëbs (=wat heb jij toch geluk!) (Munsterbilzen - Minsters)
- De hek al (=Dat heb ik al) (Eindhovense straattaal)
- de höbs graut gelijk, mèr zwijge moeste (=al heb je gelijk, toch moet je luisteren...) (Munsterbilzen - Minsters)
- dè is ok (=dat is ook zo, daar heb je ook gelijk in) (ossies)
- De konengin heb ook een scheur (=Niets is perfect) (Rotterdams)
- de maus mene baod noges aoflekke (=ik heb lekker geëten) (Bilzers)
- de muzen liggen dod voor de kast (=alles is op, ik heb niks meer) (Zeeuws)
- De reuzel loopt m'n reet uit (=Ik heb het warm) (Rotterdams)
- De smerigste vrouw'n heb de laekkerste koffie (=Van een schoon bord kun je niet eten.) (Epers)
- de soeter drif ow oaver de ves (=je heb geknoeit met sap op jouw kleren) (Diems)
- dè tel ik wèènig (=daar heb ik een hekel aan) (Tilburgs)
- De veugel heb over 't touw 'evloge. (=De kans is voorbij gegaan.) (Zaans)
- dè zuuk ik nie (=daar heb ik geen zin in) (Cuijks)
- dê zuuk ik nie (=ik heb geen zin om dat te doen) (Veghels)
- dê zuuk ik nie (=ik heb geen zin om dat te doen) (Boakels)
- dè zuuk k nie (=daar heb ik geen zin in) (Berghems)
- dee heb 't nus onder 'n boom ligg'n (=verloving of verkering uit) (Achterhoeks)
- Dèèr ek gin dol mee (=Daar heb ik geen last mee) (Bergs)
- Deer hef ik geen ferlet van (=Daar heb ik geen belang bij) (Snekers)
- Deer zit hem weer 'n skeet dwars; hai heb weer wet te peeuwe. (=Hij heeft weer wat te zeuren.) (Zaans)
- Dees reis höbs te pech (=Deze keer heb je pech) (Gelaens (Geleens))
- Deh kult me nie (=Daar trap ik niet in. Daar heb ik geen last van) (Ewijk (Euiwwiks))
- dem höb ich de pies lauw gemaak (=ik heb hem flink de waarheid gezegd) (Roermonds)
- der ès gee baeter laeve as e goed laeve (=ik heb het goed getroffen) (Munsterbilzen - Minsters)
- Dêr haw ik gjin ferlet fan. (=Daar heb ik geen behoefte aan.) (Fries)
- det duutj mich (=daar heb ik last van) (Heitsers)
- Det höb se good gedaon (=Dat heb je goed gedaan) (Roermonds)
- Det kan'k ni wach'n (=Daar heb ik geen tijd voor) (Bathmens)
- Det keumptj mich doeër mien naas en oeëre oet (=Ik heb er genoeg van) (Weerts)
- det zeen bleûtjes van jông (=met die kinderen heb je medelijden) (Weerts)
- Deur heijum (=Daar heb je hem) (Deventers)
- dich hëbs et sjaun laevëke vas! (=heb jij toch een schoon leventje!) (Munsterbilzen - Minsters)
- Die heb een snee in ze neus (=Hij is dronken) (Rotterdams)
- die heb kapsies (=die is arrogant) (Rotterdams)
- Die heb un hoge bors (=Die is hooghartig) (Dordts)
- Die heb ut hoog in de wapens (=Die is hooghartig) (Dordts)
- Die hek al (=Die heb ik al) (Hoogeveens)
- Die hemmek oewet gedekt g’had (=Daar heb ik ooit seks mee gehad) (Herentals)
- Dien hertefreiter eik ’t gat van den temmerman getuend! (=Die hartenvreter heb ik duidelijk gemaakt dat het definitief uit is. ‘t Gat van den temmerman = de deur!) (Evergems)
- doa bisse mei bedeend (=daar heb je pech mee) (Kessels)
- doa heb ik gen jonge mei (=dat is niet mijn probleem) (Horster)
- doa hitter wier iet gezeet (=daar heb jij weer iets gezegd) (Heusdens)
- doa hubste gein klute mut te make (=daar heb jij je niet mee te moeien) (Opglabbeeks)
- Doâ rĕnk hé kaas và hétn (=Daar heb ik geen kaas van gegeten) (Terneuzens)
- doar ben ik wa tegenkommen (=daar heb ik wat beleefd) (Wichels)
- doar ék geen kompassie mee (=daar heb ik geen medelijden mee) (Sint-Niklaas)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen