Spreekwoorden met `voor`

Zoek


263 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `voor`

  1. voor de wind gaan (=voorspoed hebben)
  2. voor de wind is het goed zeilen (=onder gunstige omstandigheden is het gemakkelijker succes te hebben)
  3. voor dood achterlaten (=in de steek laten zonder hoop op herstel.)
  4. voor dovemans oren spreken (=spreken tegen personen die niet willen horen)
  5. voor een dubbeltje op de eerste rang willen zitten (=tegen minimale kosten maximaal voordeel verlangen)
  6. voor een prikje kopen (=voor een zeer lage prijs kopen)
  7. voor een vissers deur vissen (=vergeefse moeite doen)
  8. voor elk wat wils (=er zit voor iedereen wel wat bij)
  9. voor elkaar boksen (=gedaan krijgen, in orde maken)
  10. voor elke naald een draad hebben (=voor elk probleem een oplossing weten)
  11. voor elke spijker een gat weten (=voor elk probleem een oplossing weten)
  12. voor galg en rad opgroeien (=vanaf de jeugd een levenspad volgen dat later waarschijnlijk naar criminaliteit leidt)
  13. voor geen geld of goede woorden (tot iets bereid zijn) (=niet bereid zijn tot iets, wat iemand ook ervoor biedt, en welke argumenten iemand ook naar voren brengt)
  14. voor geen geld ter wereld (=niet bereid zijn tot iets, hoeveel er ook voor geboden wordt)
  15. voor geen klein geruchtje vervaard (=niet gauw bang)
  16. voor geen kleintje vervaard zijn (=veel durven)
  17. voor geld kun je de duivel doen dansen (=met geld kun je alles gedaan krijgen)
  18. voor God een baard van vlas maken (=schijnheilig zijn)
  19. voor goede munt aannemen (=geloven)
  20. voor halve vracht meevaren (=weinig gewaardeerd worden)
  21. voor het blok zetten (=iemand onverwacht in een lastige positie brengen; bijvoorbeeld iemand dwingen te reageren die dat eigenlijk niet wil, of iemand dwingen een keuze te maken.<>)
  22. voor het inkoppen hebben (=een eenvoudige kans om in een discussie een punt te maken dankzij een voorzet van een ander)
  23. voor het lapje gaan (=zeer voorspoedig gaan zonder problemen)
  24. voor het opscheppen hebben (=meer dan genoeg hebben, zonder er iets voor te moeten doen)
  25. voor het vaderland wegnemen (=zomaar wegnemen)
  26. voor het voetlicht (=in de aandacht)
  27. voor het zingen de kerk uit (=coïtus interruptus)
  28. voor heter vuren gestaan hebben (=al groter problemen gekend hebben)
  29. voor hetzelfde geld (=net zo goed)
  30. voor ieder gat een spijker hebben (=voor elk probleem een oplossing weten)
  31. voor iemand door het vuur gaan/vliegen (=voor iemand alles overhebben, zich opofferen)
  32. voor iemand in het krijt treden (=iemand helpen en verdedigen)
  33. voor iemand kruipen (=van iemand schrik hebben , slaafs alles doen wat hij vraagt)
  34. voor iemand of iets zijn petje afnemen (=ergens respect voor hebben)
  35. voor iets moeten bloeden (=de gevolgen moeten dragen)
  36. voor lief nemen (=aanvaarden)
  37. voor niets gaat de zon op (=alles kost geld en/of moeite)
  38. voor ogen (=er steeds weer aan denken)
  39. voor ogen houden/staan (=er steeds rekening mee blijven houden)
  40. voor paal/schut staan (=een blunder begaan voor de ogen van anderen (en schamen))
  41. voor Pampus liggen (=dronken of bewusteloos zijn)
  42. voor Sinterklaas spelen (=alle wensen vervullen, alles voor iedereen betalen)
  43. voor spek en bonen (=zonder enige betekenis)
  44. voor stoelen en banken praten (=maar weinigen die naar iemands verhaal luisteren)
  45. voor top en takel drijven (=scheepvaart : zonder een zeil te voeren)
  46. voor zijn eigen deur vegen (=zijn eigen problemen oplossen)
  47. voor zijn raap schieten (=voor het hoofd schieten)
  48. voor zijn roodkoperen zijn (=oud Haags voor: Alles is piekfijn in orde)
  49. voorbij de schout zijn deur mogen dragen (=wel gezien mogen worden)
  50. voorkomen is beter dan genezen (=door voorzichtig te zijn kun je problemen en ongelukken voorkomen)

556 betekenissen bevatten `voor`

  1. een vette bek halen. (=goed eten, vooral frituur)
  2. in ere houden (=goed onderhouden, niet laten voorbijgaan)
  3. beslagen ten ijs komen (=goed voorbereid zijn)
  4. met beslagen paarden op het ijs komen. (=goed voorbereid zijn voor zijn taak)
  5. iemand op handen dragen (=grote bewondering hebben voor iemand)
  6. zachtjes aan, dan breekt het lijntje niet (=handel voorzichtig, dan mislukt het niet)
  7. wie werkt als een paard zal haver eten. (=hard werken is voor de meeste mensen geen garantie op een goed inkomen)
  8. haring in het land, dokter aan de kant (=haring eten is zeer gezond; haring is zelfs één van de beste vissen voor je gezondheid)
  9. als de dood zijn voor iets (=heel erg bang zijn voor iets)
  10. op een goudschaaltje leggen/wegen (=heel voorzichtig afwegen)
  11. wie wat bewaart, die heeft wat (=het bewaren van zaken kan op lange termijn voordelig blijken te zijn)
  12. de haring over de kop varen (=het doel voorbijschieten)
  13. er zit geen schot in de zaak (=het gaat niet vooruit)
  14. bergafwaarts gaan (=het gaat steeds slechter, bijvoorbeeld met iemands gezondheid)
  15. als je alles van tevoren weet, ga je liggen voor je valt (=het heeft geen zin zich na afloop te beklagen over gebrek aan voorkennis. (Meestal in antwoord op klachten als `Als ik dat van tevoren geweten had.`))
  16. als je alles van tevoren wist, dan kwam je met een dubbeltje de wereld rond (=het heeft geen zin zich na afloop te beklagen over gebrek aan voorkennis. (Meestal in antwoord op klachten als `Als ik dat van tevoren geweten had.`))
  17. het is zondegeld (=het is jammer dat daar kosten voor gedaan zijn)
  18. het is niet om de knikkers maar om het recht van het spel (=het is niet voor persoonlijk voordeel, maar omwille van de rechtvaardigheid)
  19. het mag geen naam hebben (=het is onbetekenend (bijvoorbeeld een verwonding))
  20. wat baten kaars en bril als de uil niet zien en lezen wil (=het is vruchteloos iemand te willen voorlichten als hij dat niet wil)
  21. op je pootjes terecht komen (=het komt vanzelf wel voor elkaar)
  22. het mes snijdt aan twee kanten (=het levert dubbel voordeel op (NL.) Er zijn niet alleen voordelen aan verbonden, je kan eender wat vanuit verschillende en zelfs tegengestelde standpunten bekijken (BE).)
  23. het zal me worstwezen (=het maakt voor mij geen enkel verschil)
  24. het vet is van de ketel. (=het meeste voordeel is al verdwenen.)
  25. in iemands kielzog varen (=het net zo doen als iemands voorganger)
  26. niet kunnen heksen (=het niet zo snel afkunnen - er meer tijd voor nodig hebben)
  27. een kort liedje is gauw gezongen (=het onaangename gaat snel genoeg voorbij)
  28. oude schoenen wegwerpen voor men nieuwe heeft (=het onzekere voor het zekere nemen)
  29. de sigaar zijn (=het slachtoffer zijn / de doodstraf krijgen (een sigaar wordt `onthoofd` voor gebruik))
  30. weinig om het lijf hebben (=het stelt niet veel voor.)
  31. iets uit het hoofd laten (=het vaste voornemen hebben om iets na te laten, iets niet doen)
  32. de vis wordt duur betaald (=het vergt veel opoffering ( je moet er wat voor over hebben) om te krijgen wat je wilt)
  33. niemand genoemd, niemand gelasterd. (=het vermijden van het noemen van namen voorkomt onnodige ruzie)
  34. iemand uit de tent lokken (=het voor elkaar krijgen dat iemand ergens een uitspraak over doet)
  35. de kap aan de haag hangen (=het voor gezien houden)
  36. de lakens uitdelen (=het voor het zeggen hebben, de baas spelen)
  37. een lans breken voor iemand (=het voor iemand opnemen, voor iemand de best doen diegene ergens mee te helpen iets te verkrijgen)
  38. je eigen glazen ingooien (=het voor zichzelf bederven)
  39. je eigen graf graven/delven (=het voor zichzelf bederven)
  40. de vruchten van iets plukken (=het voordeel van iets hebben)
  41. als hamerstuk behandelen (=het voorstel zonder discussie aannemen)
  42. corpus delicti (=het voorwerp van de misdaad)
  43. het is maar een strovuurtje (=het ziet er erg uit, maar het is snel voorbij)
  44. met hem kan je paarden stelen. (=hij is overal voor te vinden)
  45. dat is koren op zijn molen (=hij zal dat meteen gebruiken als argument voor wat hij toch al wilde)
  46. het huilen staat hem nader dan het lachen (=hij ziet er vooral de trieste kant van)
  47. hij zoekt zijn paard en hij zit er op (=hij zoekt iets wat voor zijn neus is, wat iedereen ziet)
  48. ter wereld is er geen dodelijker venijn, dan vriend te schijnen en vijand te zijn (=hoed je voor onoprechte vrienden)
  49. het kruis nageven (=hopen dat hij vooral nooit meer weerkomt)
  50. hutje bij mutje leggen (=ieder draagt bij voor het deel dat die kan)

50 dialectgezegden bevatten `voor`

  1. da mot z n verloop ebbe (=daar is tijd voor nodig) (Oudenbosch)
  2. Da mutte goë slauge (=Daar moet je zorg voor dragen) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
  3. da sal ei moeten uitzweten (=daar zal hij voor moeten boeten) (Sint-Niklaas)
  4. da weete mijn kluuten uuk en ‘t zijn gîen alvekoate (=dat weet toch iedereen, dat spreekt voor zich) (Gents)
  5. da wijst toch z'n zelvn, da spreekt toch veur z'n eig'n (=dat ligt toch voor de hand) (Waregems)
  6. da zien ver dan wol, zaachte blinne (=zorgen voor morgen komen altijd één dagte vroeg) (Munsterbilzen - Minsters)
  7. da's 'n widde roaf (=dat komt sporadisch voor) (Westerkwartiers)
  8. da's bij de knorhoan'n om oaf (=dat is te gek voor woorden) (Westerkwartiers)
  9. da's giene spek veur aâ bek (=dat is te fijn, of te duur ...enz. voor U) (Marks)
  10. da's kienerspul (=dat stelt niks voor) (Westerkwartiers)
  11. da's mien woare joakob (=dat is de ware man voor mij) (Westerkwartiers)
  12. da's mij te drok (=dat is te druk voor mij) (Westerkwartiers)
  13. da's moar 'n wazz'n neus (=dat stelt maar weinig voor) (Westerkwartiers)
  14. da's oaën rèjon [uwe rayon] (=dat is iets voor jou) (Kaprijks)
  15. da's veur de bakker (=dat is dik voor elkaar) (Westerkwartiers)
  16. da's veur dij 'n thuuswedstried (=da's lekker dichtbij voor jou) (Westerkwartiers)
  17. da's veur jem de moatstaf (=dat is voor jullie de norm) (Westerkwartiers)
  18. da's vur hum (=dat is voor hem) (Berghems)
  19. da's Wanssumse wiend (=gepraat / gedoe wat niks voor stelt) (Wells)
  20. da's ze ok niet met de oost'nwiend aan komm' waai'n (=daar hebben ze stevig voor moeten ploeteren) (Westerkwartiers)
  21. Da’s een gansen slauwen. (=voor hem moet je oppassen.) (Aaltens)
  22. da' s ' n wazz' n neus (=dat stelt niets voor) (Westerkwartiers)
  23. daaj ès nog heil lips vër hërren adderdoem (=die vrouw is nog zeer hups voor haar jaren) (Munsterbilzen - Minsters)
  24. daaj ès nog te vaul vër zich te kretse as ze ieëk hèt (=het moet al erg zijn voor ze een poot uitsteekt) (Munsterbilzen - Minsters)
  25. daaj ès zoe heet aste bliksem en sneller aste donder (=hoed u voor vrouwen met pit) (Munsterbilzen - Minsters)
  26. daaj hër breidsje ès gebakke (=die heeft het voor mekaar) (Munsterbilzen - Minsters)
  27. daaj hër hiësene zitte wol tèsse hër been (=zij laat haar gezin in de steek voor een jongere kerel) (Munsterbilzen - Minsters)
  28. daaj hun lidsje ès autgezoenge (=voor de muziekindustrie is de toon gezet) (Munsterbilzen - Minsters)
  29. daak kaek al vër ën kleen sjiet (=ze schreeuwt al voor een niemendalletje) (Munsterbilzen - Minsters)
  30. daar hew ik gien ferlet fan (=dat hoef je voor mij echt niet te doen) (Leewarders)
  31. Daar hij-je/hejje ze / Daar heppie ze/ daar zijn zu / o nee he? (laatste bij ongewenst bezoek) / Zandzakkuh voor de deur ! (=Daar heb je ze / hen ! (positief of negatief)) (Utrechts)
  32. daar kom ik wel aan uit (=daar heb ik wel een oplossing voor) (Hulsters (NL))
  33. dae /det pasjde mit veer tiène (toepen, kaartspel) (=als iemand (hij / zij) zich gewonnen geeft /ondanks hele goede kansen toch stoppen met spelen bij zekere winst (eigenlijk omdat iemand zich moet schamen voor iets)) (Sint-joasters)
  34. dae bekiek ich nimei (=die is gewoon lucht voor mij) (Munsterbilzen - Minsters)
  35. dae doog aut zën pens nie (=hij deugt voor niets) (Munsterbilzen - Minsters)
  36. Dae doog èn ze vêl ni!; dae doog èn zen praaj nie (=Die deugt voor niets) (Bilzers)
  37. dae doog nie aut zen gloejetige praaj (=hij deugt voor niets (uit zijn hete pens) ) (Munsterbilzen - Minsters)
  38. dae doog nie autte krolle van zën hoër (=die deugt voor niets) (Munsterbilzen - Minsters)
  39. dae duit fiene kal, dae duit zich fien väör (=iemand doet zich beter voor dan hij is) (Heitsers)
  40. Dae es neet zoeë stóm asse steenktj (=Die laat zich niet voor de gek houden) (Weerts)
  41. dae geit d’r aan wie Blücher (=hij gaat er flink tegenaan (Blücher = Pruisische generaal, mede verantwoordelijk voor Napoleons nederlaag bij Waterloo)) (Heitsers)
  42. dae haug krüp kan diep valle (=hoogmoed komt voor de val) (Munsterbilzen - Minsters)
  43. dae hèt doeë een hendsje van voert (=dat is typisch voor hem) (Munsterbilzen - Minsters)
  44. dae hèt e sjrepke viër op mich (=hij staat een streepje voor op mij) (Munsterbilzen - Minsters)
  45. dae hét geneen goej hoër op zene kop (=hij deugt voor niets) (Munsterbilzen - Minsters)
  46. dae hèt gëneen goej hoër op zëne kop (=hij deugd voor niets !) (Munsterbilzen - Minsters)
  47. dae hèt nau ës geneen goej hoër op zëne kop (=hij deugt voor niets) (Munsterbilzen - Minsters)
  48. dae hèt oogkleppe aon (=hij heeft alleen aandacht voor zichzelf) (Munsterbilzen - Minsters)
  49. dae hèttër ën hendsje van voert (=dat is typisch voor hem) (Munsterbilzen - Minsters)
  50. Dae hilt dich fien veur de gek (=Die houdt je mooi voor de gek) (Roermonds)




Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen