Spreekwoorden met `men`

Zoek


352 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `men`

  1. kijken of men water ziet branden (=heel erg verbaasd kijken)
  2. komen als een dief in de nacht (=onverwacht komen)
  3. komen met de paal als het brood in de oven is (=te laat komen)
  4. komen waar de duivel zijn staart keert (=op een zeer onherbergzame plaats aankomen.)
  5. komt men over de hond, dan komt men over de staart (=als de grootste moeilijkheden overwonnen zijn, dan komt de rest vanzelf)
  6. krom jezelf als je door de wereld wilt komen (=je moet er wat voor over hebben om iets te bereiken)
  7. laten we elkaar geen mietje noemen (=laten we precies zeggen hoe we denken over de ander)
  8. maken dat men wegkomt (=ervandoor gaan)
  9. man en paard noemen (=niets verzwijgen)
  10. man en paard noemen. (=duidelijke taal spreken)
  11. man met de hamer tegenkomen (=totaal uitgeput geraken)
  12. meer laden dan men dragen kan (=te veel hooi op zijn vork nemen)
  13. meisjes die bloemen dragen, mag je kussen zonder te vragen (=een aanmoediging om meisjes met bloemen te kussen)
  14. memento mori (=gedenk dat je zal sterven) (Latijn)
  15. men heeft daar latten op het dak (=daar wordt afgeluisterd)
  16. men heeft hem de hoorns opgezet (=iemand (vooral een bekende) heeft een relatie met zijn vrouw)
  17. men heeft het geluk zo vast als een handvol vliegen. (=geluk komt onverwachts en kan zo weer gaan)
  18. men kan zijn kinders wel minnen maar niet zinnen (=je kan je kinderen graag zien, maar ze hebben een eigen aard)
  19. men moet de schapen scheren maar niet villen (=als men uit hebberigheid de inkomstenbron opoffert heeft men niets meer voor in de toekomst)
  20. men noemt geen koe bont, of er is een vlekje aan (=als er allerlei vervelende dingen worden verteld is er vast wel iets van waar)
  21. men poot de aardappelen wanneer men wil, ze komen toch niet in april (=boerenregel. Aardappelen komen pas in mei uit)
  22. men vangt meer vliegen met honing/stroop dan met azijn (=door vriendelijk te zijn bereik je meer bij iemand dan met lelijke woorden)
  23. men vindt geen molenaar of hij at gestolen koren. (=ieder zoekt zijn voordeel, ook al is het ten koste van anderen.)
  24. men vindt veel grijzen, maar weinig wijzen. (=oude mensen zijn niet per definitie wijs)
  25. men wordt wel door een mestkar maar niet door een rijtuig overreden (=goed opgevoede mensen beledigen anderen minder)
  26. men zou hem een aalmoes geven (=hij ziet er armoedig uit)
  27. menen ligt dicht bij Kortrijk (maar verre van Waregem) (=iets menen is niet genoeg; je moet er zeker van zijn.)
  28. menig heeft te veel, niemand heeft genoeg. (=sommige mensen hebben nooit genoeg)
  29. mensen vertellen veel op een zomerse dag. (=verhalen kloppen niet altijd)
  30. met beslagen paarden op het ijs komen. (=goed voorbereid zijn voor zijn taak)
  31. met de klompen op het ijs komen (=zich onvoorzichtig ergens begeven waar men niet thuis hoort)
  32. met de kous op de kop thuiskomen (=teleurgesteld thuiskomen)
  33. met de nachtschuit komen (=laat komen / iets vertellen dat iedereen al weet)
  34. met een goed geloof en een kurken ziel drijft men de zee over (=met vertrouwen en optimisme kan men alles aan)
  35. met een nat zeil thuiskomen (=dronken thuiskomen)
  36. met een waterzeil thuiskomen (=doornat zijn)
  37. met hangende pootjes thuiskomen (=bewust van schuld (thuis)komen / zeer tegen zijn zin)
  38. met hem kan men geen spies draaien (=met hem valt niet samen te werken)
  39. met het kleine begint men bij het grote houdt men op (=van de kleine misdaad komt men vanzelf in de grote misdadigheid terecht)
  40. met het water voor de dokter komen (=zeggen wat je bedoelt)
  41. met iemand in aanvaring komen (=ruzie of problemen met iemand krijgen)
  42. met iets op de proppen komen (=iets vertellen, ermee voor de dag komen)
  43. met open armen ontvangen (=erg hartelijk ontvangen worden)
  44. met spek vangt men muizen (=met veel vrijgevigheid kan men iedereen overhalen)
  45. met tijd en stond, gaat men de wereld rond. (=er is een juiste tijd is voor alles en sommige dingen hebben tijd nodig)
  46. met vragen komt men in Rome. (=wees niet bang om hulp te vragen)
  47. met zout komen als het ei op is (=te laat komen (met een oplossing))
  48. niet aan zijn trekken komen (=niet krijgen wat men wil)
  49. niet door mensenhanden gebouwd (=door God of natuur tot stand gebracht)
  50. niet kunnen rijmen (=dingen die niet met elkaar kloppen of het samen niet kunnen begrijpen)

737 betekenissen bevatten `men`

  1. een paar mensen optrommelen (=een paar mensen laten komen)
  2. één zwaluw maakt nog geen zomer (=één positieve gebeurtenis betekent niet dat alle problemen opgelost zijn.)
  3. een appeltje voor de dorst (=een reserve voor moeilijke tijden die mogelijk nog gaan komen)
  4. een sprong in het diepe wagen (=een risico nemen en iets nieuws proberen.)
  5. een hazenslaapje (=een slaap, die zo licht is, dat men bij `t minste geluid wakker wordt)
  6. ongeluk komt zelden alleen (=een tegenslag wordt vaak gevolgd door nog meer problemen)
  7. een bonte kraai maakt nog geen winter (=één voorbeeld is niet genoeg om een definitief besluit te nemen)
  8. een keer nemen (=een wending nemen, veranderen)
  9. verandering van spijs doet eten (=eens iets anders te doen doet de mens goed)
  10. het kind bij de naam noemen (=eerlijk voor de mening uitkomen)
  11. uit zuivere bronnen vloeit zuiver water. (=eerlijke mensen praten geen kwaad)
  12. de kost gaat voor de baat uit (=eerst moeten er kosten worden gemaakt alvorens men er iets aan verdienen kan)
  13. niet over een nacht ijs gaan (=eerst nadenken voor men iets doet - geen risico`s nemen)
  14. een gehuurd paard en eigen sporen maken korte mijlen (=eigen bezit beschadigt men minder dan gekregen of gehuurd bezit)
  15. de wind niet door de hekken laten waaien (=elke gelegenheid te baat nemen)
  16. goede sier maken (=er (overdreven) goed van leven / goed overkomen bij anderen)
  17. tussen twee stoelen in de as vallen (=er bekaaid vanaf komen)
  18. onze Lieve Heer heeft vreemde kostgangers (=er bestaan nu eenmaal merkwaardige mensen)
  19. er een puntje aan kunnen zuigen (=er een goed voorbeeld aan kunnen nemen)
  20. er niet aan kunnen tippen (=er een voorbeeld aan kunnen nemen)
  21. er verdrinken er meer in het glas dan in de zee (=er gaan veel mensen dood door het drinken van alcohol)
  22. goed je mondje kunnen roeren (=er goed voor zorgen dat je mening wordt gehoord)
  23. geen erger venijn dan kwade tongen. (=er is niets zo erg als dat men kwaad van je spreekt.)
  24. er komen met krabben en bijten (=er met heel veel moeite komen)
  25. er part noch deel aan hebben (=er niets van weten of niet aan deelgenomen hebben)
  26. akte van iets nemen (=er nota van nemen - onthouden)
  27. tegen de paal lopen (=er slecht vanaf komen)
  28. feestelijk danken (=er voor danken maar het zeker niet aannemen)
  29. er een balletje over opgooien (=er voorzichtig over beginnen te praten om erachter te komen wat anderen ervan vinden)
  30. er zijn maal wel mee kunnen doen (=er wel mee toekomen)
  31. er zijn meer hondjes die Fikkie heten (=er zijn meer mensen/etc. met dezelfde naam)
  32. daar zitten nogal wat haken en ogen aan (=er zijn meer problemen dan je op het eerste gezicht zou denken)
  33. er behoort meer tot een huishouden dan het zoutvat. (=er zijn veel bijkomende kosten)
  34. dat muisje heeft een staartje. (=er zullen nog problemen komen)
  35. de hand op iets leggen (=ergens aan kunnen komen)
  36. de kraag kosten (=ergens bij om het leven komen)
  37. iets in de vingers hebben (=ergens ervaring en deskundigheid over hebben opgebouwd, waardoor men met grote kwaliteit en zonder fouten te maken, zich hiermee bezig kan houden)
  38. in de termen vallen (=ergens in aanmerking voor komen)
  39. zuur opbreken (=ergens mee in moeilijkheden komen (later))
  40. iets niet over zijn hart kunnen krijgen (=ergens niet toe kunnen komen of ergens op gesteld zijn)
  41. onder de schoenzolen schrijven (=ergens niets van terecht komen)
  42. ergens verzeild raken (=ergens onbedoeld terechtkomen)
  43. je kruk ergens tussen steken (=ergens ter hulp komen)
  44. een oude vogel is niet licht te vangen. (=ervaren mensen laten zich niet makkelijk foppen.)
  45. een oude rat vindt licht een gat. (=ervaren mensen weten vaak een oplossing te vinden)
  46. tussen kop en staart zit de beste vis. (=extremen zijn zelden wenselijk )
  47. in het water vallen (=falen (een opzet, een voornemen, een plan), mislukken, niet doorgaan)
  48. het hoofd boven water houden (=financieel rondkomen, juist genoeg geld hebben om te kunnen leven)
  49. waar de boom gevallen is, blijft hij liggen (=gedane zaken nemen geen keer)
  50. aan elkaar hangen als droog zand (=geen enkele samenhang vertonen)

50 dialectgezegden bevatten `men`

  1. dich bès te naogël aoën mën daudskis (=jij betekent voor mij een snelle dood) (Munsterbilzen - Minsters)
  2. dich bès te naogel on mën daudskis (=je betekent nog eens mijn dood) (Munsterbilzen - Minsters)
  3. dich bèste naogel on mën daudskis (=je betekent nog eens mijn dood) (Munsterbilzen - Minsters)
  4. die 't dichtste bij 't vuur zit, waarmt zich op 't beste (=een voordeeltje krijgen omdat men jou kent) (Westerkwartiers)
  5. Die ef. In 't veuren ewaarkt, veuruut eboerkt (=Als men een voorschot op het huwelijk heeft genomen) (Giethoorns)
  6. die hee ut zwarte oog (=iemand die men verdenkt van zwarte kunst) (Tilburgs)
  7. diee hee in men raape gescheten (=Die heeft er gelegen of afgedaan) (Kastels)
  8. Dieje dinkt ooch dat er het werm waoter hit ötgevonne (=Zegt men van een betweter) (Stals)
  9. Dinke... Löt ö paeërd dinke, da hit de kop tör vur (=als iemand zegt `ik denk...` en men is niet echt overtuigd dat er iets zinnigs gezegd gaat worden) (Stals)
  10. dit moe je niet uutvlakk'n (=dit men niet gering schatten) (Westerkwartiers)
  11. Dje hêt mich in men rââpe geschete. (=Je hebt mij gekwets, benadeeld.) (Walshoutems)
  12. doa zakt men boks vanaaf (=Nu breekt mijn klomp!) (Overpelts)
  13. doar goan men hoare van regt stoan; da doen ich in men broek veur (=daar ben ik bang voor) (Diesters)
  14. doar ken j'altied terecht (=daar is men altijd welkom) (Westerkwartiers)
  15. doar moete travakken, doar moet ô kloten nogal afdrjaan zulle (=daar moet men hard werken) (Sint-Niklaas)
  16. doar wordt men ja kregel van (=daar wordt men ja tureluurs van) (Westerkwartiers)
  17. doavui zaa 'k mai bloot gat loate zee (=om aan te geven dat men iets bepaalds graag eet) (Leefdaals)
  18. Doe bis an 't blienke (=Let op. men kan je onderbroek zien) (Mechels (NL))
  19. doë kos ich mën haan nog ës aoën werme (=jongens, die heeft dikke memmen) (Munsterbilzen - Minsters)
  20. doe m's dich neet op d'r kop laote sjiete (=men moet zich niet laten ringeloren) (wijlres)
  21. doë maok ich mën haan nie vaul aon (=daar waag ik me niet aan) (Munsterbilzen - Minsters)
  22. doë steet e koet èn men pint (=mijn glas is leeg) (Munsterbilzen - Minsters)
  23. doë vaeg ich mën kas aoên (=ik trek er me niets van aan) (Munsterbilzen - Minsters)
  24. doë vaeg ich mën viet nau ëns vierkantig aon (=daar veeg ik mijn voeten helemaal aan) (Munsterbilzen - Minsters)
  25. doë vaeg ich vierkantëg mën kont aon (=dat raakt me helemaal niet) (Munsterbilzen - Minsters)
  26. doë vilt men broek van aof (=daar ben ik ten zeerste verwonderd over) (Munsterbilzen - Minsters)
  27. doë vilt men broek van aut (=daar verschiet ik hard van) (Munsterbilzen - Minsters)
  28. doë vilt men broek vanaof (=ik sta perplex) (Munsterbilzen - Minsters)
  29. doë vult mën broek van aof (=daar ben ik stomverbaast van) (Munsterbilzen - Minsters)
  30. doë vûlt men broek vanaof (=daar verschiet ik serieus van) (Bilzers)
  31. doë vült men broek vanaut (=ik ben ten zeerste verbaasd) (Munsterbilzen - Minsters)
  32. doë wiën ich nie goed van, doë kraajg ich et on men hat van (=dat is slecht voor mijn hart) (Munsterbilzen - Minsters)
  33. doë zak mën broek van aof (=dat verbaast me sterk) (Munsterbilzen - Minsters)
  34. doë zit ne kwakker én men kael (=ik moet mijn keel schrapen) (Bilzers)
  35. doeë doen ich mën broek vër aof (=dat weet ik heel zeker) (Munsterbilzen - Minsters)
  36. doeë doen ich mën klak vër aof (=dat vind ik knap van jou) (Munsterbilzen - Minsters)
  37. doeë goën mën hoëre van raech stoeën (=daar huiver ik van) (Munsterbilzen - Minsters)
  38. doeë vaeg ich mën kas (vieët) aon (=daar trek ik mij niets van aan) (Munsterbilzen - Minsters)
  39. doeë vaeg ich nau eens deftig mën viet (kas) aon (=dat trek ik me helemaal niet aan) (Munsterbilzen - Minsters)
  40. doeë verbran ich mën toeng nie aoën (=dat zal ik zeker nooit gaan vertellen) (Munsterbilzen - Minsters)
  41. doeë vilt men broek vanaof (=daar verschiet ik danig van) (Munsterbilzen - Minsters)
  42. doetse men komplemente (=doe ze de groeten) (Bilzers)
  43. droenke gezeid is nuchter gepeisd: onder invloed van drank zegt men wat men werkelijk denkt (=dronken gezegd is nuchter gepeinsd) (Klemskerks)
  44. dzjuir (=als men iemand tegenkomt of begroet zegt men dikwijls) (Sint-Niklaas)
  45. E eed in men roupe gescheetn (=Hij heeft bij mij afgedaan) (Moorsel)
  46. e goed vèrke frit al (=eet wat men je ook voorzet) (Munsterbilzen - Minsters)
  47. e koet én men memoëre (=zegt me niets!) (Bilzers)
  48. e koet èn mën raekëning (mëne portemënei) (=dat gaat me geld kosten) (Munsterbilzen - Minsters)
  49. e lijfstuk (=lied dat men boven alle andere verkiest) (Sint-Niklaas)
  50. e snufke zaat (=een beetje keukenzout dat men tussen duim en wijsvinger kan vasthouden) (Sint-Niklaas)




Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen