Spreekwoorden met `in`

Zoek


1217 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `in`

  1. de vis begint te stinken bij de kop (=het loopt het eerst mis bij de leiding)
  2. de vlag dekt de lading niet (=iets onder een goede naam verkopen zonder dat het ook die kwaliteit heeft)
  3. de vrucht der ervaring rijpt niet aan jonge takken (=de verstandigste opmerkingen komen van oudere mensen)
  4. de waarheid in pacht hebben (=denken de enige te zijn die de waarheid kent of vertelt)
  5. de wereld in een doosje hebben (=tevreden en gelukkig zijn met wat iemand heeft)
  6. de wijde wereld ingaan/intrekken (=(onbezorgd) op reis vertrekken)
  7. de wijde wereld intrekken (=het verkennen van nieuwe plaatsen, ervaringen en mogelijkheden buiten het vertrouwde)
  8. de wijsheid in pacht hebben (=erg verstandig zijn of althans doen alsof)
  9. de wind eronder hebben (=de ondergeschikten hebben angst)
  10. de wind in de zeilen hebben (=voorspoed hebben)
  11. de wind niet door de hekken laten waaien (=elke gelegenheid te baat nemen)
  12. de wind van voren krijgen (=kritiek krijgen, direct gezegd worden wat er mis is)
  13. de wind waait uit die hoek (=een mening van iemand uit een bepaalde groep/partij)
  14. de wind waait uit een andere hoek (=de meningen/omstandigheden zijn veranderd)
  15. de zon in het water kunnen zien schijnen (=kunnen verdragen dat een ander ook iets krijgt)
  16. de zon niet in het water kunnen zien schijnen (=jaloers zijn, iets niet kunnen verdragen)
  17. denken met kousen en schoenen in de hemel te komen (=denken dat men zich niet moet inspannen)
  18. die de minste tanden hebben, kauwen het meest (=de domste mensen voeren gewoonlijk het hoogste woord)
  19. die geboren is om te hangen, zal niet verdrinken. (=je kunt je lot niet ontlopen.)
  20. die haring braadt niet (=dat (meestal geniepige) plannetje schijnt niet te lukken)
  21. die heeft een graat in z`n keel (=hij is (spreekt) bekakt)
  22. die het geluk vindt, die mag het oprapen. (=geluk komt onverwachts)
  23. die in het voorjaar niet zaait, in het najaar niet maait. (=als je jong bent moet je sparen voor je eigen oude dag)
  24. die wijn drinkt kweekt luizen. (=veel alcohol drinken maakt je arm)
  25. diep in de buidel tasten. (=veel geld aan iets uitgeven.)
  26. doen is een ding. (=praten of plannen maken is gemakkelijk gedaan, daadwerkelijk actie ondernemen is veel moeilijker)
  27. dominee brand je bekje niet (=pas op! Het eten of de drank is heet!)
  28. door de achterdeur weer binnenkomen (=onverwacht terugkomen op een afgeronde situatie)
  29. door een eiken plank kunnen zien als er een gat in zit (=niet zo bijzonder zijn als je je voordoet)
  30. door het lint gaan (=door woede je emoties niet (meer) onder controle kunnen houden)
  31. door merg en been gaan/dringen/snijden (=buitengewoon kwetsend of doordringend zijn)
  32. doorslaan als een blinde vink (=hoogst onlogisch redeneren)
  33. een aflossing van de wacht (=een vervanging van de ene persoon door een andere)
  34. een ander liedje laten zingen (=mores leren, van gedacht doen veranderen)
  35. een Augiasstal reinigen (=het opruimen van een vreselijk vuile boel)
  36. een Babylonische spraakverwarring (=door elkaar spreken zonder naar elkaar te luisteren en elkaar niet verstaan)
  37. een bliek (spiering) uitgooien om een snoek te vangen (=met zo min mogelijk kosten proberen maximale winst te behalen)
  38. een blind paard zou er geen schade doen (=een armoedig interieur)
  39. een blind varken vindt ook nog wel eens een eikel. (=zelfs iemand die niet erg intelligent is heeft soms geluk en doet iets goed)
  40. een blinde kip vindt ook nog wel eens een graankorrel. (=zelfs iemand die niet erg intelligent is heeft soms geluk en doet iets goed)
  41. een blinde passagier hebben. (=in verwachting zijn)
  42. een blinde schiet soms wel eens een kraai. (=zelfs iemand die niet erg bedreven is heeft soms geluk en doet iets goed)
  43. een bodem in de markt leggen (=een minimumprijs vastleggen)
  44. een bokking krijgen (=een standje krijgen)
  45. een bom inhebben. (=dronken zijn.)
  46. een bonte kraai maakt nog geen winter (=één voorbeeld is niet genoeg om een definitief besluit te nemen)
  47. een brok in de keel krijgen (=emotioneel aangedaan zijn)
  48. een dag voor de prins. (=een verloren dag.)
  49. een dood kind met een lam handje (=iets dat totaal waardeloos is)
  50. een dood paard aan een boom binden (=overdreven voorzichtig zijn)

1465 betekenissen bevatten `in`

  1. ijdele tonnen rollen het hardst. (=de minst competente persoon is vaak ook de luidste)
  2. holle vaten klinken het hardst. (=de minst competente persoon is vaak ook de luidste)
  3. fris gewaagd is half gewonnen (=de moedigste heeft de meeste kansen om iets te winnen)
  4. iemand kunnen maken en breken (=de mogelijkheid hebben te beslissingen over iemands leven en dood en welbevinden)
  5. vreemde ogen dwingen (=de ogen van een vreemde heeft meer invloed op je dan van een bekende)
  6. er geen kijk op hebben (=de oplossing niet zien)
  7. het middel is erger dan de kwaal (=de oplossing veroorzaakt nog meer schade)
  8. weten hoe men dat in het vat zal gieten (=de oplossing weten)
  9. het oog van de wereld (=de publieke opinie)
  10. de poppen aan het dansen (=de ruzie of problemen kunnen beginnen)
  11. ook tussen de mooie bloemen groeien brandnetels (=de schoonheid van de omgeving biedt geen garantie voor onaangename zaken)
  12. er de wind onder hebben (=de schrik erin hebben zitten bij ondergeschikten)
  13. de dader ligt op het kerkhof (=de schuldige is niet te vinden)
  14. van de wal in de sloot (helpen) (=de situatie verergeren in plaats van verbeteren)
  15. in de lift zitten (=de situatie waarin het zit wordt beter)
  16. in het krijt treden (=de strijd aanbinden)
  17. tijd heeft vleugels en geen teugels. (=de tijd gaat snel en is niet te beïnvloeden)
  18. andermans boeken zijn duister te lezen (=de toestand of bedoelingen van een ander zijn moeilijk in te schatten)
  19. het moeras insturen (=de verkeerde richting op sturen)
  20. de vrucht der ervaring rijpt niet aan jonge takken (=de verstandigste opmerkingen komen van oudere mensen)
  21. op het eind van de fuik vangt men de vis. (=de volhouder wint)
  22. de haan is de baas als de hen niet thuis is. (=de vrouw is de baas in huis, ook al vindt de man van niet)
  23. weten waar de aal kruipt (=de ware bedoelingen van iemand doorzien)
  24. mindere goden (=de wat minder sterke of slimme)
  25. overstag raken (=de wind van voren krijgen)
  26. het pleit beslechten/beslissen/verliezen (=de zaak definitief verliezen)
  27. de peer is nog niet rijp (=de zaak is nog niet in orde)
  28. de molen is/loopt door de vang (=de zaak of persoon is in de war (gek))
  29. het pleit winnen (=de zaak winnen)
  30. het vlees doden (=de zinnelijke behoeften onderdrukken)
  31. je beslag krijgen (=definitief ten einde lopen , beslist worden)
  32. dood en begraven zijn (=definitief voorbij zijn.)
  33. denken met kousen en schoenen in de hemel te komen (=denken dat men zich niet moet inspannen)
  34. het klopt als een bus (=deze uitdrukking is een contaminatie van het sluit als een bus met: het klopt als een zwerende vinger)
  35. eén lijn trekken / Dezelfde lijn trekken (=dezelfde mening hebben)
  36. uit hetzelfde vaatje tappen (=dezelfde standpunten of opvattingen delen.)
  37. het paard dat de haver verdient krijgt ze niet (=diegene die het goede gedaan heeft, krijgt de beloning niet)
  38. sijmen betaalt (=diegene die het minste verdient draagt de kosten)
  39. een harde noot kraken (=dingen bespreken die moeilijk liggen, een moeilijk karwei doen)
  40. platgetreden paden/wegen (=dingen die anderen al eerder gedaan hebben)
  41. moet is een bitter kruid. (=dingen die men moet doen kunnen onaangenaam of vervelend zijn.)
  42. niet kunnen rijmen (=dingen die niet met elkaar kloppen of het samen niet kunnen begrijpen)
  43. je kan niet door een muur lopen, behalve als er een deur in zit (=dingen kunnen alleen gedaan worden als er een reële kans toe is)
  44. niet brandschoon zijn (=dingen misdaan hebben)
  45. zoete broodjes bakken (=dingen zeggen om een goede indruk achter te laten bij mensen met invloed)
  46. schijn bedriegt (=dingen zijn niet altijd zoals ze zich voordoen)
  47. op til zijn (=dingen zijn op dit moment gaande (met name veranderingen))
  48. zinken als een baksteen (=direct zinken (niet kunnen zwemmen))
  49. van die boer, geen eieren (=dit is een oplossing die men niet wenst)
  50. thuis is in je schuur (=dit wordt gezegd als je weinig thuis bent)

50 dialectgezegden bevatten `in`

  1. 't Wos in de tiêd dotte se de zakkoek mit de biel hakte (=Lang geleden) (Texels)
  2. 't zal in eu gat sniewen (=het is onmogelijk) (Gents)
  3. 't zijn goaten in heur kesses (=er zitten gaten in haar kousen) (Evergems)
  4. 't zijt in zijne pap nie verdienen (=weinig of geen geld verdienen) (Lovendegems)
  5. 't zit 'n vijze loos (=er mankeert iets in het hoofd) (Waregems)
  6. 't Zit doar e scheete verdroaid (=Daar zit een haar in de boter) (Langemarks)
  7. 't zit een beetsjen in de famielde (=het is aangeboren) (Kaprijks)
  8. 't zit een zweun in de bjeetn (=er is iets gaande) (Maldegems)
  9. 't Zit in 't soort (=Dat is zijn aard) (Zwartebroeks)
  10. 't zit in den bok zijn koente (=heel goed verborgen) (Gents)
  11. 't zit in doolors bende (='t is kwijt) (Veurns)
  12. 't zit in zijn mouwe (=een sluw of geslepen persoon zijn) (oudenaards)
  13. 't zit schieëf (=er zit een haar in de boter) (Kaprijks)
  14. 't zitj in de familje (=aangeboren aanleg) (Meers)
  15. 't zitn gjeen grautn in (=Iets dat vlot naar binnen gaat) (maldegems)
  16. 't zoe 't er géen dêre van în (=Het zou niet slecht zijn) (Langemarks)
  17. 't zolt ien e zuup'mbrij (=het zout in de pap) (Westerkwartiers)
  18. 't zwien in de bjiten jagen (=kussen) (West-Vlaams)
  19. 't zwin in de bjitn joagen (=de bloemetjes buiten zetten) (West-Vlaams)
  20. 't Zölfde gaoren op een aander klossie. (=Oude wijn in nieuwe zakken) (Drents)
  21. 'tis keremisse in delle (=Het regent en de zon schijnt) (Maldegems)
  22. 'tIs mar dagget wit (=Je bent gewaarschuwd! / Knoop het goed in je oren!) (Ossendrechts)
  23. 'Tsà nog wès in jen oahen druupe (=Het zal nog wel eens in je ogen druipen) (Zeeuws)
  24. 'Vet zien in andermans skottel (=Jaloersheid) (Giethoorns)
  25. ‘je moeder et taartjes’ (=als een kind in de weg loopt, ‘ga eens hier vandaan’) (Volendams)
  26. ‘k wir daur ontvangen as nen ond in een kegelspel (=ik werd er slecht ontvangen) (Meers)
  27. ‘k zuuk ‘t nie (=Ik heb er geen zin in) (Udens)
  28. ‘N gaudgooiing (=Plaats waar veel geld in omgaat) (Volendams)
  29. ‘S herfts (=in de herfst) (Ewijk (Euiwwiks))
  30. ‘t ieën mi ‘t ander (=alles in aanmerking genomen) (Meers)
  31. ‘t is kirremes’ in d’elle (=regen bij zonneschijn) (Kaprijks)
  32. ‘t is nogaw t’ieën in ‘t ander (=het is nogal wat) (Kaprijks)
  33. ‘t lig ool in asterbansie (=Alles ligt overhoop) (Harelbeeks)
  34. ‘t zidn gieën groadn in (=iets lekker naar binnenspelen) (Kaprijks)
  35. ‘t zit in de famielde (=het is aangeboren) (Kaprijks)
  36. ’t er és een oeër in de soep (=er is ruzie, er scheelt iets) (Meers)
  37. ’t Es beedre ien luis in de panne dan gien vet! (=Beter iets klein dan helemaal niets.) (Evergems)
  38. ’t és skuë gerief mur ge meug ‘et nie in uis émmen (='t is een mooie vrouw, maar je mag ze niet in huis hebben (smalend gezegd door mannen over een vrouw, )) (Meers)
  39. ’t oeëg op émmen (=het hoog in zijn bol hebben) (Meers)
  40. ’t oeëp skieten (=in elkaar vallen) (Meers)
  41. ’t viel in gruizeleménten vanieën (=’t viel in stukken uit elkaar) (Meers)
  42. " t'Is druk in de Spuistraat" (=Deze uitdrukking staat voor algemene drukte, waar dan ook) (Dordts)
  43. “Un guidon”, da’s Frans, joeng, “ne” giedõ, da’s Essels! (=Zeg het toch in het Hasselts) (Hasselts)
  44. ' Ij zou ne frang in twiëe bijten, ' ij schaard achteruit gelèk de kiekes (=Hij is gierig) (Melseels)
  45. ' k Bun sloerig in de rakker (=Ik voel me niet lekker) (Achterhoeks)
  46. ' k è au lieg op (=Ik ben teleurgesteld in u) (Hansbeeks)
  47. ' k è me oan èm mispakt (=te leur gesteld zijn in iemand) (Sint-Niklaas)
  48. ' k volle ier in ne strek / ' k ben stroatof (=ik ben nu doodop) (Waregems)
  49. ' k zien ' t gat in (=Ik ben weg) (Poperings)
  50. ' m Flink uit je broek laten hangen (=Diep in de buidel tasten) (Hendrik-Ido-Ambachts)




Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen