Spreekwoorden met `eten`

Zoek


224 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `eten`

  1. weten hoe de vork in de steel zit (=precies weten wat er gebeurd is)
  2. weten hoe laat het is (=weten hoever het staat)
  3. weten hoe men dat in het vat zal gieten (=de oplossing weten)
  4. weten uit welke hoek de wind waait (=weten hoe het in elkaar zit, wie de baas is)
  5. weten van kikken noch mikken (=nergens van weten)
  6. weten waar Abraham de mosterd haalt (=weten hoe iets in zijn werk gaat; dingen goed snappen)
  7. weten waar de aal kruipt (=de ware bedoelingen van iemand doorzien)
  8. weten waar de schoen wringt (=weten waar het probleem zit)
  9. weten waar men aan toe is (=weten wat men te verwachten heeft)
  10. weten waar Petrus de sleutel had (=op de hoogte zijn van wat niet iedereen weet)
  11. weten wat de klok slaat (=weten hoe laat het is)
  12. weten wat voor vlees men in de kuip heeft (=weten met wat voor iemand men te doen heeft)
  13. wie eten wil moet de kok niet beledigen. (=hou je meerdere te vriend.)
  14. wie gaat slapen zonder te hebben gegeten, staat op zonder te hebben geslapen. (=voor de gezondheid zijn eten en slapen van belang.)
  15. wie honing wil eten moet lijden dat de bijen hem steken (=wie iets wil bereiken moet daar iets voor over hebben)
  16. wie in een boomgaard werkt mag er uit eten / van de druiven eten. (=voordeel halen uit je werk.)
  17. wie met de duivel uit één schotel wil eten, moet een lange lepel hebben. (=het valt niet mee iemand te bedriegen, die er zelf bedrieglijke parktijken op na houdt.)
  18. wie niet werkt zal niet eten (=wie niet werkt verdient de kost niet)
  19. wie werkt als een paard zal haver eten. (=hard werken is voor de meeste mensen geen garantie op een goed inkomen)
  20. willen weten welk vlees men in de kuip heeft (=eerst willen weten hoe iemand is)
  21. willens en wetens iets doen (=met opzet)
  22. zich de kaas niet van het brood laten eten (=opkomen voor iets)
  23. zien eten doet eten. (=iemand zien eten bevordert de eigen eetlust.)
  24. zweten als een aandrager (=overmatig zweten)

279 betekenissen bevatten `eten`

  1. er haring of kuit van willen hebben (=precies willen weten hoe het in elkaar steekt)
  2. de tafel de nodige eer bewijzen. (=smakelijk gaan eten.)
  3. het eten niet meer op kunnen. (=spoedig moeten sterven.)
  4. een snijder heeft maar een darm. (=spotternij van boeren, die veel meer eten dan de kleermaker.)
  5. in de bres springen (=te hulp schieten)
  6. de hond in de pot vinden (=te laat zijn voor het eten (alles is op))
  7. je buik op de leest slaan (=te veel eten)
  8. katjes die muizen miauwen niet (=tijdens het eten wordt er veel minder gesproken)
  9. tussen hamer en aanbeeld (=tussen twee slechte dingen moeten kiezen)
  10. tussen twee vuren zitten (=uit twee slechte dingen moeten kiezen)
  11. naar iets mogen kijken (=van iets moeten afblijven)
  12. een smulpaap zijn (=van lekker eten houden)
  13. voor de fret zijn (=van lekker eten houden)
  14. nu breekt mijn klomp (=van verbazing niet meer weten wat te zeggen)
  15. vis laat de mens zoals hij is (=van vis eten wordt je niet dik)
  16. veel in zijn mars hebben (=veel aanleg hebben en veel weten)
  17. letters eten (=veel boekenwetenschap opdoen)
  18. eten als een wolf. (=veel en gulzig eten.)
  19. flink wat achter de knopen hebben (=veel gegeten en gedronken hebben)
  20. over de brug komen (=veel geld moeten betalen)
  21. slapende rijk worden (=veel geld verdienen zonder er iets voor te moeten doen)
  22. heel wat in zijn mandje hebben (=veel geleerd hebben, veel weten)
  23. over heel veel schijven gaan (=veel hiërarchische of administratieve niveaus moeten zich ermee bemoeien)
  24. het zo druk hebben als een klein baasje (=veel kleine karweitjes moeten doen)
  25. van alle markten thuis zijn (=veel kunnen en handig zijn of veel weten)
  26. honger als een paard hebben (=veel trek in eten hebben.)
  27. kennis is macht (=veel weten kan veel invloed betekenen)
  28. niet van gisteren zijn (=veel weten, veel begrijpen en snel doorhebben)
  29. uit zijn lood geslagen zijn (=verbaasd zijn, niet goed meer weten hoe het verder moet)
  30. over het hoofd zien (=vergeten, niet opmerken)
  31. met stille trom vertrekken (=vertrekken zonder iemand het te laten weten)
  32. je rolletje laten aflopen (=volop genieten)
  33. aan alles een kleurtje weten te geven (=voor alles wel een uitleg weten)
  34. wie gaat slapen zonder te hebben gegeten, staat op zonder te hebben geslapen. (=voor de gezondheid zijn eten en slapen van belang.)
  35. voor elke naald een draad hebben (=voor elk probleem een oplossing weten)
  36. voor elke spijker een gat weten (=voor elk probleem een oplossing weten)
  37. voor ieder gat een spijker hebben (=voor elk probleem een oplossing weten)
  38. voor zijn raap schieten (=voor het hoofd schieten)
  39. kleur bekennen (=voor zijn standpunt uit moeten komen)
  40. als een luis op een teerton (=vorderen als een luis op een teerton: niet opschieten)
  41. als je veel eet, dan ben je lelijk als je dood bent. (=waarschuwing tegen te veel eten.)
  42. uit het zicht, uit het hart (=wanneer iets niet meer zichtbaar is, wordt het vaak vergeten.)
  43. als katten muizen, mauwen ze niet (=wanneer je aan het eten bent, praat je niet zoveel)
  44. de lepelziekte hebben (=weinig eten)
  45. schraalhans is hier keukenmeester (=weinig te eten hebben)
  46. een vreemdeling in Kanaän zijn (=weinig weten over het besproken onderwerp)
  47. wel onder zijn zolen kunnen schrijven (=wel mogen vergeten)
  48. weten uit welke hoek de wind waait (=weten hoe het in elkaar zit, wie de baas is)
  49. weten waar Abraham de mosterd haalt (=weten hoe iets in zijn werk gaat; dingen goed snappen)
  50. weten wat de klok slaat (=weten hoe laat het is)

50 dialectgezegden bevatten `eten`

  1. husse frusse mee oew neus dur tussen (=antwoord op: wat eten we vandaag) (Dongens)
  2. ich goën mich gauw get aete ènéén flatse (=ik ga me vlug wat eten bijeengooien) (Munsterbilzen - Minsters)
  3. ich goën mich get èn mëne gielës sloên (=ik ga wat eten) (Munsterbilzen - Minsters)
  4. ich hëb nog nauts ne knijn mèt ne bril op gezien (=je moet veel worteltjes eten !) (Munsterbilzen - Minsters)
  5. ich zit haaj te vringe vër mën tëleir liëg te krijge (=ik doe alle moeite om mijn bord leeg te eten) (Munsterbilzen - Minsters)
  6. Ie ga meugen ip zynen beuk wryv'n (=Hij krijgt geen eten) (Harelbeeks)
  7. Ie goa meug'n ip zyn'n beuk wryv'n (=Hij krijgt geen eten) (Harelbeeks)
  8. ie praat van soep me ei hlad hin lepel (=soep eten) (Zeeuws)
  9. Ie zoed eun peird de rigge euteetn (=Hij zou eten tot hij niet meer kan) (maldegems)
  10. Iemand doeëre van zaane kop frétte (=Iemand arm eten) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
  11. Iemand doêre van zaane kop frétte (=Iemand arm eten) (Sint-Katelijne-Waver)
  12. iemed de aure van de kop aete en fraete (=iemand arm eten en drinken) (Munsterbilzen - Minsters)
  13. iemes de aure vande kop fraete (=veel teveel eten) (Munsterbilzen - Minsters)
  14. Iet veur mene holle tand te vulle (=En kleinigheid eten) (Zemst)
  15. iets achter den tant schuivn (=eten) (Kaprijks)
  16. ij mag alles nog ebbe (=hij kan alles nog eten) (Oudenbosch)
  17. ijee un maog asun peerd (=hij kan alles eten) (Oudenbosch)
  18. ik ben geen bootwerker (=Teveel eten opgeschept krijgen) (Rotterdams)
  19. Ik ga bikke (=Ik ga eten) (Bargoens)
  20. ik ga effe bunkeren (=ik ga iets eten (tijdens pauze)) (Rotterdams)
  21. Ik ga voor, t zootje zurrege (=Ik ga het eten klaarmaken) (Flakkees)
  22. ik zit zo vol as 'n bok vol keudels (=ik zit helemaal vol met eten) (Westerkwartiers)
  23. In den emel ete ze raaspap mé gaave leiperkes (=In de hemel eten ze rijstpap met gouden lepeltjes) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
  24. In tieje van noeëd aete wae woost sónger broeëd! (=In tijden van nood eten wij worst zonder brood!) (Kinroois)
  25. inne gróndj sjerre (=als een kip zoekt naar eten op de grond; om een knikkerpotje in de grond te maken) (Heitsers)
  26. is 't eten kljeir (=is het eten al klaar?) (Sint-Niklaas)
  27. is d'r nog wat te biksel'n (=is er nog iets te eten) (Westerkwartiers)
  28. is ut iite verrig (=is het eten klaar) (Berghems)
  29. It dage sgoone wort (=Je moet flink eten) (Ostêns)
  30. Jacht deur de ribben (=eten dat snel verteerbaar is) (Gronings)
  31. je buukche e zieëlemesse doeën (=lekker eten) (Veurns)
  32. je kan eetn lik ne diekedelvre (=hij kan veel eten) (kortemarks)
  33. Je klem vretuh. Hij hep/ heef zich heulemaal klem zitten vretun. (=Veel eten, teveel eten, je ziek eten) (Utrechts)
  34. Je lijk wel een bootwerker (=Veel kunnen eten) (Rotterdams)
  35. Je moet niet blièvn wi (=Eet al je eten op) (Poperings)
  36. Je vrete uit je bek zitte kijke (=Iemand die naar je eten kijkt (en er eventueel om bedelt)) (Rotterdams)
  37. je zoed eetn dat ne frang is (=hij zou zich ziek eten) (Lichtervelds)
  38. jit lik ne dykkedelver (=hij kan veel eten) (Lichtervelds)
  39. ju ka deeten gelik ne diekedelver (=hij kan veel eten) (Brugs)
  40. kauwe as ' n aap op knikkers (=met lange tanden eten) (Westfries)
  41. kentsje bijte en vleeske rijke (=je moet spaarzaam zijn met eten) (Bilzers)
  42. knaatschen (=hoorbaar eten) (Bocholtz)
  43. knotse (=eten (van hard fruit) ) (Bilzers)
  44. kos en ènwoen graotës (=eten en slapen, alles gratis) (Munsterbilzen - Minsters)
  45. krebbe bieten (=armoedig eten) (Veurns)
  46. krieg oet (=uitnodiging om iets te drinken of te eten te nemen) (Heitsers)
  47. krintekiëtële kakke (=niet veel te eten hebben gehad) (Munsterbilzen - Minsters)
  48. käöke, det huuertj de boor lever van zien kuuj as van zien luuj (=een boer laten hoort de boer liever van zijn koeien dan hebben ze goed gegeten) dan van zijn knechten (dan hebben die veel van zijn eten gegeten)) (Heitsers)
  49. Lekker e sjtukske vlaam op de voes eate (WT) (=lekker stukje vlaai met de hand eten) (Mechels (NL))
  50. Lekker hompen (=Flink eten) (Lopiks)




Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen