236 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `as`
- uit de kluiten gewassen zijn (=erg stevig en groot zijn)
- uit het moeras helpen (=uit de problemen helpen)
- van de houvast zijn (=gierig of mager zijn)
- van zijn mast een schoenpin maken (=iets goeds bederven om iets van weinig waarde te bekomen)
- varen waar de grote mast vaart (=klakkeloos de baas volgen)
- vast in het zadel zitten (=zeker van iemands positie zijn in een organisatie)
- vast in je schoenen staan (=erg zeker zijn)
- vaste grond onder de voeten hebben (=weten waar men op steunt - in een goede positie verkeren)
- vaste voet aan de grond krijgen (=iets gedaan krijgen en/of als gebruikelijk beschouwd gaan worden)
- vasthouden aan een strootje (=blijven hopen op een kleine kans.)
- veel poespas (=veel overdrijven en drukte maken)
- verbaas u niet, verwonder u slechts (=letterlijk)
- vijgen na Pasen (=iets doen wat te laat komt)
- vol gas geven (=het zo snel mogelijk doen verlopen)
- voor de mast gediend hebben (=van gewone matroos opgeklommen zijn tot officier)
- voor de mast zitten (=niet opkunnen wat men op zijn bord heeft)
- voor God een baard van vlas maken (=schijnheilig zijn)
- voor Sinterklaas spelen (=alle wensen vervullen, alles voor iedereen betalen)
- voorzichtigheid is de moeder van de porseleinkast (=door voorzichtig te zijn, gaan tere zaken langer mee)
- waar aas is vliegen kraaien (=als er iets te halen valt staat iedereen vooraan)
- wat de vos niet weet, weet de haas ook niet (=het is moeilijk iets te weten als het je nooit verteld is)
- wat was hij op zijn paardje. (=wat werd hij driftig of wat zat hij op zijn praatstoel)
- wel een kwastje mogen hebben (=wel eens geverfd mogen worden)
- wie de pastoor niet eert, wie zijn absolutie riskeert (=om je ambitie te bereiken, moet je extra aardig zijn voor de hoge heren)
- wie de schoen past trekke hem aan (=wie schuldig is mag zich aangesproken voelen)
- wie gekheid zaait zal dwaasheid oogsten. (=als je ongebruikelijke dingen doet krijg je ook ongebruikelijke resultaten)
- wie niet omziet is haast teniet (=overhaastig werken leidt tot ongelukken)
- wie plast tegen de kerk, gaat gevaarlijk te werk (=een wandaad met verstrekkende gevolgen)
- wie zijn naasten te schande maakt, onteert zichzelf (=een klein foutje, kan een groot geheel te schande maken)
- zich de kaas niet van het brood laten eten (=opkomen voor iets)
- zo broos als glas (=erg breekbaar)
- zo de waard is vertrouwt hij zijn gasten (=men ziet de anderen zoals men zichzelf ziet)
- zo de wind waait, waait zijn jasje (=iemand zonder principes, die zonder eigen mening anderen naar de mond praat)
- zo onschuldig als een pasgeboren kind (=zeer onschuldig)
- zo vast staan als een muts met zeven keelbanden (=erg vast staan)
- zuinigheid met vlijt, bouwt huizen als kastelen (=door zuinig en ijverig te zijn, kan men veel bereiken)
50 dialectgezegden bevatten `as`
- as een hond op een zieke koe (=Ergens tuk op zijn. Als een bok op een haverkist) (Giethoorns)
- as een koe de stat opstik, beginne ze ammël te bieze (=voorbeelden werken aanstekelijk) (Munsterbilzen - Minsters)
- as een luus op een teertonne (=Niet opschieten) (Giethoorns)
- as een ou schuur ont brangen gerokt is er geen blussen oan (=als een ouder het in 't hoofd krijgt om te trouwen, is er geen tegenhouden aan) (Sint-Niklaas)
- as een plumppudding in elkaar zakkuh hij / zij zakte as un plumppudding(k) in mekaor (=niet goed worden / ineen zakken) (Utrechts)
- as één schoap over de dam is, volg'n d'r meer (=als één begint volgen er spoedig velen) (Westerkwartiers)
- as ein koe zeiktj, stiktj de anger de stert op (=kuddegedrag: als iemand iets doet, volgt al snel de rest) (Heitsers)
- as ek klainkes was (=toen ik klein was) (Winksels)
- as ek ni kom moet ek nie keeren (=Niet op een verzoek ingaan) (Bevers)
- as ekik (=als ik) (Wichels)
- as em nie crepeert van de paan dan crepeert em van den oenger (=Als hij geen last heeft van pijn dan heeft hij (last van) erge honger) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
- as emet in zenne kop het dan etem et ni in zen gat (=hij houdt er koppig aan vast) (Diesters)
- as en stroaljager (=Dronken zijn) (Urkers)
- as er en vlaag komt doenek mene gabardine aan of mene permeabel (=als het regent doe ik mijn regenjas aan) (Schunnebroecks)
- as er geen soos bij ès, hoehgste dich nie te bèèë. (=Als er geen saus bij is, hoef je niet te bidden.) (Genker)
- as ermoej on de dieër kump kloppe, sprink de liefde al on alle vinsters aut (=waar armoede de kop opsteekt, komt vaak ruzie) (Munsterbilzen - Minsters)
- as ermoej troef ès, aete ver alleen mèr spek bij et braud (=in dagen van nood, eten we spek mèt brood) (Munsterbilzen - Minsters)
- as et krievelt moeste krabbe (=als je goesting hebt, moet je zorgen dat het vanzelf overgaat) (Munsterbilzen - Minsters)
- as et nie geet, bok et mèr (=als het niet wil barsten, breekt het maar) (Munsterbilzen - Minsters)
- as et nog lang doert, zal et rap gedon zin (=als ik er nerveus van word, stop ik er mee) (Munsterbilzen - Minsters)
- as eu fleuke van ne cent (=dat gaat vanzelf) (Sint-Katelijne-Waver)
- as eure kop op 'n vêrreke stong, lözje neemus geine huidkieës mieër (=iemand met een lelijk uiterlijk) (Weerts)
- as eure kop op 'n vêrreke stông, lözje neemus geinen huidkieës mieër (=wordt gezegd tegen iemand die erg lelijk is) (Weerts)
- as g' over'n duvel sprikt, ziede zijne steïrt (=over iemand praten als hij juist aankomt) (Moes)
- as g'et mo wet (=als je het maar weet) (Brussels)
- as g' em wolt dueschieten moedde ne meter boven zijne kop mikken, ten èdem recht in zijn pritènse (=Over een hovaardig iemand) (Lokers)
- as ge 't dees op et zèede mor vier uur'n van Gent nie mieër (=Aan deze maaltijd zul je wel genoeg hebben) (Wichels)
- as ge 't moar begrèpt wôr (=Als je het maar begrijpt he) (Bosch)
- as ge 't zééjt, geleuf'k oe gèère (=Als jij het zegt, geloof ik het graag) (Hedels)
- as ge (ache) da mor wit! (=als ge dat maar weet!) (Sint-Niklaas)
- as ge ' t nie wit, dan mottut behanguh (=iets anders doen als je er niet uitkomt) (Moerdijks)
- as ge ba den ond sloapt, ropte zen vluuje (=elkaar aansteken) (Hals)
- as ge da durft doen zidde strafboar (=strafbaar voor de wet) (Sint-Niklaas)
- as ge da geleuft zijde van e goe joar (=naief zijn) (Leefdaals)
- as ge da mor wit (=Als je dat maar weet) (Hams)
- as ge dae mar wit! (=geloofwaardig) (Budels)
- as ge dè mè wet! (=zeer zeker) (Budels)
- as ge de mer lait. (=Als je dat maar laat.) (Eersels)
- as ge goit, kriedum vaneiges terug in ou gezeecht (=Wie de bal kaatst, kan de bal terug verwachten) (brabants)
- as ge me oe ermoei geen road wit, ben de nie werd de ge ze het (=als je met je armoede geen raad weet ben je niet waard dat je ze hebt) (Heezers)
- as ge ne neuze hét, keude rieken (=Wie het schoentje past, trekt het aan) (Lokers)
- as ge nen 'ond mee een 'oëken op ziet goa'der mee mee (=Je vertrouwt anderen te snel) (Wichels)
- as ge ni oud wilt weurre moet a mor joenk oephange (=als je niet oud wil worden moet je je maar jong ophangen) (Antwerps)
- as ge nie goewd nor de mister loistert, dan kriede un draoi um oew orre (=Als je niet goed naar de meester luistert krijg je een draai om je oren) (Liessents)
- as ge nou oe-en bèk nie houdt, dan sloa ik daluk al oe krulle uit oe hoar (=Moeder wil jengelend kind stil krijgen) (Bosch)
- as ge ou bakkes nie aat (=als je niet zwijgt) (Hams)
- as ge slaopt de ge lacht, dan ben de mergevruug blij (=Wie lachend slaapt, is de volgende morgen ook blij) (Brabants)
- as ge ut nie mir wit, dan pur en kit (=Als je het niet meer weet, gebruik dan purschuim en kit) (Kaatsheuvels)
- as ge van 'n duvel sprikt zie-de / tert-e op zèen'n stèert (=Als je over de duivel spreekt zie je / trap je op zijn staart) (Wichels)
- as gê van den duvel sprikt ziede zènne stjeirt (=iemand die het huis binnenkomt als men over hem aan het praten is) (Sint-Niklaas)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen