Spreekwoorden met `acht`

Zoek


159 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `acht`

  1. zacht gaan en verre zien. (=voorichtig en doordacht te werk gaan)
  2. zachte heelmeesters maken stinkende wonden (=sommige problemen kunnen niet met zachtheid opgelost worden)
  3. zachte winters, vette kerkhoven (=zachte winters geven vaak aanleiding tot meer ziekten dan strenge winters)
  4. zachtgekookt ei (=onheldhaftig persoon)
  5. zachtjes aan, dan breekt het lijntje niet (=handel voorzichtig, dan mislukt het niet)
  6. ze achter de mouw hebben (=onoprecht zijn)
  7. zo dom als het achtereind van een koe/varken (=erg dom)
  8. zo scheel als de hondenwacht (=zeer scheel)
  9. zwoerd achter je oren hebben. (=doen alsof je iets niet hoort.)

252 betekenissen bevatten `acht`

  1. Jantje lacht en Jantje huilt (=kind dat vaak huilt maar direct ook weer lacht)
  2. een vuist maken (=krachtig opstellen)
  3. tegemoet zien (=kunnen verwachten)
  4. je wel voor de kop kunnen slaan (=kwaad zijn op jezelf over het feit dat men ergens niet aan gedacht heeft)
  5. op de garf/garve bouwen (=land bebouwen met betaling van de pacht met een deel van de oogst)
  6. in de meuk staan (=laten weken om zacht te worden)
  7. je gram niet kunnen halen (=machteloos woedend zijn)
  8. stevig in het zadel zitten (=machtig zijn, een belangrijke positie hebben)
  9. geld dat stom is, maakt recht wat krom is (=mensen kunnen door financiële bevoordeling ertoe gebracht worden om onrecht toe te laten)
  10. vogels van diverse pluimage (=mensen met allerlei diverse achtergronden)
  11. op geen stukken na (halen) (=met grote achterstand iets niet halen)
  12. met de nek aanzien (=met minachting behandelen)
  13. in grove lijnen (=met vooral aandacht voor de hoofdzaken)
  14. een ander liedje laten zingen (=mores leren, van gedacht doen veranderen)
  15. overstag gaan (=na aandringen/lang er mee wachten toegeven)
  16. je naam eer aandoen (=naar behoren uitvoeren, precies doen wat men verwacht)
  17. onder de loupe nemen (=nader bekijken, aandachtig bestuderen)
  18. door het ijs zakken (=niet aan de verwachtingen voldoen.)
  19. de boot afhouden (=niet meedoen - afwachten)
  20. nog te bezien staan (=nog af te wachten zijn)
  21. de zaak nog eens aankijken (=nog even afwachten)
  22. voor de boeg hebben (=nog voor zich hebben, te wachten staan)
  23. onder ogen brengen (=onder de aandacht brengen)
  24. op de voorgrond staan (=onder de aandacht staan)
  25. op de voorgrond treden (=onder de aandacht treden)
  26. hals over kop (=ondoordacht snel)
  27. hol over bol (=ondoordacht snel)
  28. kop over bol (=ondoordacht snel)
  29. barbertje moet hangen (=ongeacht of iemand schuldig is moet die gestraft worden)
  30. op hete/gloeiende kolen zitten (=ongeduldig wachten / veel haast of spanning hebben)
  31. in een slechte huid (=ongezond - iets ongunstigs verwachtend)
  32. in een slecht vel steken (=ongezond zijn - iets ongunstigs te verwachten hebben)
  33. wachten tot je een ons weegt (=onmogelijk lang wachten)
  34. van zijn voetstuk vallen (=ontmaskerd worden - de macht ontnomen worden)
  35. iemand tegen het lijf lopen. (=onverwacht iemand tegenkomen)
  36. komen als een dief in de nacht (=onverwacht komen)
  37. door de achterdeur weer binnenkomen (=onverwacht terugkomen op een afgeronde situatie)
  38. je er met jantje-van-leiden afmaken (=onzorgvuldig zijn en weinig aandacht aan het werk besteden)
  39. geen zo kleine sant of hij wil zijn kaars hebben (=ook de mindere machten moet men gunstig stemmen)
  40. van de bedplank zijn (=op de huwelijksnacht verwekt zijn.)
  41. iemand aan het touw hebben (=over iemand de macht hebben)
  42. hij geeft niet om wiens huis in brand staat, als hij zich maar aan de gloed kan warmen (=overal voordeel uit halen, ongeacht gevolgen voor anderen)
  43. geen blad voor de mond nemen (=precies zeggen hoe er over iets gedacht wordt)
  44. de bui afwachten (=rustig afwachten wat voor onheil er komt)
  45. het op de heupen hebben (=slecht gehumeurd, op geestdriftige wijze iets doen, zenuwachtig, verstoord zijn)
  46. de oude Adam afleggen. (=slechte gewoonten of gedrag achterlaten om positieve veranderingen aan te brengen.)
  47. met de Franse slag (=slordig, met weinig aandacht uitgevoerd)
  48. zachte heelmeesters maken stinkende wonden (=sommige problemen kunnen niet met zachtheid opgelost worden)
  49. uit vuile lepels eten (=staat U te wachten als het slecht afloopt)
  50. stilstand is achteruitgang. (=stil blijven staan ​​leidt tot relatieve achteruitgang ten opzichte van anderen die vooruitgang boeken)




Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen