Spreekwoorden met `ak`

Zoek


370 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `ak`

  1. een goed paard maakt nog geen goede ruiter. (=niet enkel de middelen tellen, ook de vaardigheid is belangrijk om resultaat te krijgen.)
  2. een goede beurt maken (=iets heel goed doen, een goede indruk maken)
  3. een gouden dak op het huis hebben (=wonen in een huis dat gebouwd is met geleend geld)
  4. een gouden zadel maakt geen ezel tot paard. (=een mens verandert niet door uiterlijkheden)
  5. een harde noot kraken (=dingen bespreken die moeilijk liggen, een moeilijk karwei doen)
  6. een kat in de zak kopen (=iets kopen zonder het gezien te hebben - bedrogen worden)
  7. een kat in het donker/nauw maakt rare sprongen (=in een benarde situatie doet men vreemde dingen)
  8. een kattenrug maken (=diep buigend groeten)
  9. een ketting is niet sterker dan de zwakste schakel (=het geheel is maar zo sterk als het zwakste onderdeel)
  10. een knoop in zijn zakdoek leggen (=iets doen om ergens zeker aan herinnerd te worden)
  11. een krakende wagen (=een onzekere zaak - iemand met een zwakke gezondheid)
  12. eén kwade dag maakt de winter niet. (=als iets verkeerd gaat, hoeft nog niet alles verkeerd te gaan.)
  13. een lange neus maken (=tong uitsteken, iemand iets inpeperen (Jaloers maken))
  14. een lelijke noot met iemand te kraken hebben (=met iemand nog iets af te rekenen hebben)
  15. een loodje in het zakje doen (=een kleine bijdrage leveren)
  16. een oude rot in het vak (zijn) (=alles van het vak afweten en alles weten hoe te doen)
  17. een pak van het hart (=een grote opluchting)
  18. een pakje wordt een zakje. (=als je een probleem niet aanpakt kan het zich uitbreiden en erger worden.)
  19. een put maken om een andere te vullen (=met de ene lening de vorige afbetalen)
  20. een rak in de wind (=met veel werk langzaam vooruit komen (een lang recht stuk tegenwind zeilen))
  21. eén rotte appel in de mand, maakt al het gave fruit te schand (=als één persoon uit een groep zich misdraagt, wordt de hele groep erop aangekeken. / Een negatieve beïnvloeding van één persoon kan vele anderen op het slechte pad brengen.)
  22. een schip op het strand is een baken in zee (=van de fouten die anderen hebben gemaakt kun je zelf veel leren)
  23. een slak komt er net zo goed als een kikker. (=iedereen doet dingen in zijn eigen tempo)
  24. een slak op de goede weg, wint het van een haas op de verkeerde weg (=je kunt beter iets langzaam en goed doen, dan snel en niet goed)
  25. een spaak in het wiel steken (=door iemands ingrijpen gaat een plan van de ander niet door)
  26. één uur van onbedachtzaamheid, kan maken dat men jaren schreit (=één moment van onvoorzichtigheid kan verschrikkelijke gevolgen hebben)
  27. een vuist maken (=krachtig opstellen)
  28. een wak slaan (=vindingrijk zijn)
  29. een zaak/kwestie aankaarten (=een onderwerp ter discussie brengen)
  30. een zak zout met iemand gegeten hebben (=iemand al lang kennen)
  31. een zilveren dak op het huis hebben (=wonen in een huis dat gebouwd is met geleend geld)
  32. een zwak voor iets of iemand hebben (=iets/iemand leuk of aardig vinden)
  33. een zwaluw maakt de lente niet (=een omstandigheid laat nog geen eindconclusie toe)
  34. één zwaluw maakt nog geen zomer (=één positieve gebeurtenis betekent niet dat alle problemen opgelost zijn.)
  35. eendracht maakt macht (=wanneer mensen samenwerken kan men veel bereiken)
  36. effen rekening maakt goede vrienden (=of anders: schulden maken vijanden)
  37. er een halszaak van maken (=iets heel erg aantrekken en ernstig nemen)
  38. er een potje van maken (=er een janboel van maken)
  39. er gaan veel makke schapen in een hok (=met inschikkelijke mensen is meer mogelijk)
  40. er geen tekeningetje bij moeten maken (=het is overduidelijk)
  41. er geen woorden aan vuilmaken (=er niets eens over spreken)
  42. er is geen chocola van te maken (=het is niet te begrijpen)
  43. er is reuk noch smaak aan (=het is weinig waard, het is niet interessant)
  44. er lak aan hebben (=het zich helemaal niet aantrekken)
  45. er met de botte bijl op inhakken (=ruw te werk gaan)
  46. er met de grove bijl in hakken (=het brutaal aanpakken)
  47. er naar uitkijken als de pastoor naar het geld in het kerkenzakje (=iets vol verwachting tegemoet zien)
  48. er nachtwerk van maken (=laat opblijven)
  49. er op inhaken (=reageren op iets dat gezegd is en daar verder op doorgaan)
  50. er werk van maken (=er mee aan de gang gaan)

630 betekenissen bevatten `ak`

  1. het pleit winnen (=de zaak winnen)
  2. je schaapjes op het droge hebben (=de zaken op orde hebben of voldoende hebben om niet meer te hoeven werken)
  3. oude wijn in nieuwe zakken (=de zaken zijn anders gepresenteerd, maar niet wezenlijk veranderd)
  4. de achilleshiel (=de zwakke kant/plek van iets)
  5. kreupel wil altijd voordansen (=de zwaksten willen het hoge woord hebben)
  6. de drager kan het beste zeggen waar de schoen wringt (=degene die een probleem heeft, kan de kern van dit probleem vaak het scherpste benoemen)
  7. aan hetzelfde euvel mank gaan (=dezelfde fouten maken als iemand anders)
  8. van hetzelfde laken een pak (=dezelfde soort aanpak of respons)
  9. zijn lesje wel geleerd hebben (=die fout niet opnieuw maken)
  10. tussen die twee was er geen chemie (=die twee mensen hadden te veel karakterverschillen om goed te kunnen samenwerken)
  11. een ongeluk zit in een klein hoekje (=door een kleine fout kunnen gemakkelijk erg nare ongelukken gebeuren)
  12. een proefballonnetje oplaten (=door het doen van een uitspraak de mening van anderen peilen)
  13. tijd slijt (=door het verloop van tijd worden herinneringen zwakker en de erge dingen minder erg)
  14. tijd heelt alle wonden (=door het verloop van tijd worden herinneringen zwakker en de erge dingen minder erg)
  15. al doende leert men (=door iets vaak te doen, leert men hoe het moet.)
  16. ondervinding is de beste leermeester (=door iets zelf mee te maken of te oefenen leert men het snelst)
  17. eigen roem/lof stinkt (=door over jezelf op te scheppen maak je een nare indruk)
  18. voorzichtigheid is de moeder van de porseleinkast (=door voorzichtig te zijn, gaan tere zaken langer mee)
  19. de derde man brengt de spraak aan (=drie hebben gemakkelijker een gesprek dan twee)
  20. aan het verstand brengen (=duidelijk maken)
  21. aan de bel trekken (=duidelijk maken dat er iets aan de hand is; duidelijk maken dat er iets niet klopt)
  22. de neus optrekken (=duidelijk maken dat men iets of iemand niet waardeert)
  23. moeten kiezen of delen (=een (vervelende) keus moeten maken)
  24. een (modder)figuur slaan (=een belachelijke of domme indruk maken)
  25. brandende kwestie (=een dringende, actuele zaak)
  26. dat is opgelegd pandoer (=een duidelijke van te voren afgesproken zaak)
  27. een paard dat eens op hol is geslagen, kan dat snel weer doen. (=een eens gemaakte fout, begaat men makkelijk weer)
  28. voor het inkoppen hebben (=een eenvoudige kans om in een discussie een punt te maken dankzij een voorzet van een ander)
  29. een fluitje van een cent (=een eenvoudige taak)
  30. over de schreef gaan (=een ernstige fout maken)
  31. tussen beurs en geweten geplaatst zijn (=een financieel goede - maar misdadige - zaak kunnen doen)
  32. een steek laten vallen (=een fout maken.)
  33. het juiste midden vinden (=een goed evenwicht vinden tussen twee tegengestelde aanpakken. Bijvoorbeeld, als het er om gaat hoeveel bevoegdheden de politie moet hebben om de rechtsstaat te handhaven)
  34. een handwerk heeft een gouden bodem (=een goed vakman verdient altijd zijn brood)
  35. een wit voetje halen (=een goede indruk maken bij de leider(s))
  36. hoge ogen gooien (=een goede kans maken op iets)
  37. een beer op sokken (=een goedzak)
  38. een nagel aan iemands doodkist (=een groot verdriet of iemand die een groot verdriet veroorzaakt)
  39. een slok op een borrel schelen (=een groot verschil maken)
  40. op je bek gaan (=een grote fout maken; afgaan)
  41. stukken maken (=een grote indruk maken , veel kapot maken)
  42. grote parade en klein garnizoen (=een grote vertoning maar niet veel zaaks)
  43. de hoofdvogel schieten (=een hoofdprijs winnen, maar vaak ironisch bedoeld. Letterlijk: de hoofdvogel is de hoofdprijs bij het vogelschieten)
  44. een ridder van de el (=een kleermaker)
  45. wie zijn naasten te schande maakt, onteert zichzelf (=een klein foutje, kan een groot geheel te schande maken)
  46. een duit in het zakje doen (=een kleine bijdrage leveren. (Historisch: de kleinst mogelijke gave in het collectezakje van de kerk).)
  47. een aal bij de staart hebben (=een lastige taak ondernemen)
  48. de bot kunnen gallen (=een moeilijke taak aankunnen)
  49. belofte is een hemd der dwazen (=een nietszeggende belofte kan toch tijdelijk gelukkig maken)
  50. een flater slaan (=een nogal domme fout maken)




Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen