Spreekwoorden met `Van de`

Zoek


125 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `Van de`

  1. Van de hoed en de rand weten (=volledig geïnformeerd zijn)
  2. Van de houvast zijn (=gierig of mager zijn)
  3. Van de kaart zijn (=uitgeschakeld zijn - totaal versuft zijn)
  4. Van de kant zijn (=gestart zijn)
  5. Van de kapittelstok likken (=ervan lusten)
  6. Van de kleef zijn (=gierig zijn)
  7. Van de kook zijn (=helemaal in de war zijn)
  8. Van de naald tot de draad (=tot in het kleinste detail)
  9. Van de nacht een dag maken (=`s nachts werken)
  10. Van de nood een deugd maken (=zich naar de omstandigheden schikken)
  11. Van de os op de ezel springen (=steeds van onderwerp veranderen)
  12. Van de prins geen kwaad weten (=uiterst argeloos zijn)
  13. Van de ratten besnuffeld/gebeten zijn (=ben je nu helemaal gek!)
  14. Van de regen in de drup (=niet veel opschieten, van moeilijke omstandigheden in nog moeilijkere omstandigheden terecht komen)
  15. Van de sokken gaan/raken/vallen (=bewusteloos vallen)
  16. Van de troon stoten (=de macht ontnemen)
  17. Van de wal in de sloot (helpen) (=de situatie verergeren in plaats van verbeteren)
  18. Van de wal in de sloot belanden (=vanuit een slechte situatie terechtkomen in een situatie die nóg slechter is)
  19. Van de wal in de sloot raken (=van de ene slechte situatie in een andere terechtkomen.)
  20. Van de wieg tot aan het graf (=van de geboorte tot aan de dood)
  21. Van december tot maart is de schol de pan niet waard (=platvis moet je in de zomer eten)
  22. voor de poorten Van de hel weghalen (=uit het grootste gevaar redden)
  23. voorzichtigheid is de moeder Van de porseleinkast (=door voorzichtig te zijn, gaan tere zaken langer mee)
  24. wie in een boomgaard werkt mag er uit eten / Van de druiven eten. (=voordeel halen uit je werk.)
  25. zwart Van de honger (=uiterst hongerig)

50 dialectgezegden bevatten `Van de`

  1. ba t rauzjn Van de bloeëren (=in de herfst) (Ninoofs)
  2. baankske Van de Rooy (=Boerenleenbank (nu Rabobank) ) (Kaatsheuvels)
  3. balkong (=verouitstéikent sieroët Van de vraa) (Dendermonds)
  4. Beej Bierstekers Van de schöp springe (=Aan de dood ontsnappen) (Venloos)
  5. Beeje helemaal Van de pot gepleurt! (=Ben je nou helemaal bedonderd!!) (westlands)
  6. bèir: Aan bèir grolt (=Je darmen rammelen Van de honger) (Lebbeeks)
  7. Belazerd, Van de pot gerukt / gepleurd (=gek) (Haarlems)
  8. Ben je helemaal Van de pot gerukt?! (=Daar komt niks van in!) (Rotterdams)
  9. Ben je Van de commode gevallen (=Er zit een steekje bij je los) (IJmuidens)
  10. Bende nou helemoal Van de pot gerukt (=Iets wat echt niet kan) (Bosch)
  11. Bertës Van de Sjeiper wor zjus dezelfde aster mèt ze piëd on kaffei bij Zjengske èn Hiëseld stond (=Bertus x werd ook geregeld door zijn paard teruggereden van bij Café Welkom in Heesveld) (Munsterbilzen - Minsters)
  12. Beschete koei, beschete kallef (=De appel valt niet ver Van de boom) (Bevers)
  13. Bèsse Van de trap aaf gevalle?? (=opmerking aan iemand die net naar de kapper is geweest (3) ) (Steins)
  14. Bi je helemaal glad Van de kop! (=Ben je helemaal gek! (betoeterd) ) (Lunters)
  15. biefstik Van de kroje (=biefstuk Van de nek) (Veurns)
  16. bij Mie Van de Veraande (int Touwlaant) 1945 (=bij het Kruis (in het Oudland) ) (Oudenbosch)
  17. bin ik er ientje Van de Stuejkeraaip? (=je slaat mij over!) (Volendams)
  18. bin jie noe hlad Van de rattn besnuffeld (=ben je mal) (Zeeuws)
  19. blekng lik Klemskerke teegn 't oengewirte: liggen te blinken, te schitteren in de zon. De uitdrukking stamt Van de West-Vlaamse vissers, die van verre de nog door de zon beschenen kerktoren van Klemskerke blinkend zagen afsteken tegen donkere onweerswolken (=Blikken gelijk Klemskerke tegen 't ongeweerte) (Klemskerks)
  20. bloas nig zo hooge Van de toorn (=doe maar normaal) (Twents)
  21. bloem'n op zèn bieënen èmmen (=bloemen op de benen hebben - de benen zijn rood geblakerd van bij de stoof te zitten of rood Van de kou) (Meers)
  22. bloo Van de kaa (=helemaal verkild) (Munsterbilzen - Minsters)
  23. break mich de maul nie oeëpe (=als je me verplicht te antwoorden, ben ik nog niet zo zeker Van de gevolgen) (Munsterbilzen - Minsters)
  24. Breeje kant (=zuidzijde Van de weg) (Benschops)
  25. bu' j now helemaol Van de pot geruk (=iets doen wat absoluut niet kan) (Achterhoeks)
  26. bultere (=Tarwebloem Van de zemelen schieden) (Walshoutems)
  27. chefperron / Dzjeeé zèit commandant Van de djoanehaag! (=Tegen iemand die de baas probeert te spelen) (Schulens)
  28. d'er zin d'er al schoëndere verdroonken (=zij is niet Van de mooiste) (Melseels)
  29. d'es na 'tverskil Van de differeensje (=Dat is nu juist het verschil.) (Ninoofs)
  30. d'es uit'n tèed Van de Romèen'n (=dat is heel oud / uit de tijd Van de Romeinen) (Wichels)
  31. D'n ambras Van de lastige keus. (=Het dilemma Van de moeilijke keuze) (Venloos)
  32. D'r goat d'r meer dood an 'n draank as van 'n döst (=Er sterven meer mensen aan de drank dan Van de dorst) (Twents)
  33. da kump Van de lange berg (=dat is zonder veel overtuiging / goesting) (Munsterbilzen - Minsters)
  34. da paarde rande van da barg aff (=de paard rende Van de berg te snel) (Spakenburgs)
  35. da's 't neuske Van de zalm (=dat is je van het) (Westerkwartiers)
  36. da's de achterkaant Van de medaille (=ja, er is ook een minpuntje) (Westerkwartiers)
  37. da's van 't boov'mste bordje (=dat is Van de hoogste kwaliteit) (Westerkwartiers)
  38. Da's Van de billige Jacob (=Iets dat goedkoop is) (Diems)
  39. da’s Van de voedn (=dat is gesukkel) (Kaprijks)
  40. daaj er maul stink Van de lieëges (=zij die hun hart op de tong dragen, moeten toch een vieze smaak hebben) (Munsterbilzen - Minsters)
  41. daaj hun lêmpke geet stiloën aut (=de toekomst Van de electrzaken is donker) (Munsterbilzen - Minsters)
  42. daaj hüb ich ès gauw de mond gestop (=de diëtiste was het topje Van de cake) (Munsterbilzen - Minsters)
  43. daaj höb ich alle hiek Van de kaomer lotte zien (=die heb ik eens goed tussengepakt) (Munsterbilzen - Minsters)
  44. daaj kan würke waaj e piëd, zaagte boer, en hae spande ze wijf vür de kaar (=Van de nood een deugd maken) (Munsterbilzen - Minsters)
  45. daaj staeke Van de kaa (=ze hebben scherpe vormen aangenomen) (Munsterbilzen - Minsters)
  46. daaj zaeg tich de aure Van de kop (=die blijft maar zeveren) (Munsterbilzen - Minsters)
  47. daaj zaog mich t'aurë Van de kop (=zij blijft maar door zagen) (Munsterbilzen - Minsters)
  48. daaj zit doë opte kop Van de toffel (=ze staat er goed aangeschreven) (Munsterbilzen - Minsters)
  49. daddistur eentje Van de mulder (=een kind met wit haar) (Oudenbosch)
  50. dae ès bekans Van de plank aof (=hij is bijna failliet) (Munsterbilzen - Minsters)




Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen