Spreekwoorden met `zie`

Zoek


126 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `zie`

  1. gezien worden als een rotte appel/kool bij een fruitvrouw/groenvrouw (=er niet erg welkom zijn)
  2. groen zien van jaloezie (=heel jaloers zijn)
  3. het achterste van je tong (niet) laten zien (=zich (niet) meteen laten kennen; (n)iets verbergen)
  4. het daglicht niet kunnen verdragen/zien (=iets wordt stiekem of oneerlijk gedaan)
  5. het gelaat is de spiegel der ziel. (=je kan aan iemands` gezicht zien of hij een goed karakter heeft)
  6. het is de toon die de muziek maakt (=het gaat om de manier waarop iets gezegd wordt)
  7. het levenslicht aanschouwen/zien (=geboren worden)
  8. het licht doen zien (=publiceren)
  9. het licht zien (=1: begrijpen wat men daarvoor nog niet begreep 2: geboren worden, ontstaan)
  10. het niet verzien hebben op (=niet goed kunnen verdragen)
  11. het oog ziet altijd van zich af (=de eigen fouten ziet men niet, maar andermans fouten altijd wel)
  12. hoe hoger het hart, hoe lager de ziel (uit het Fries) (=hoogmoed is het kenmerk van een dwaas)
  13. hoe meer zielen, hoe meer vreugd (=hoe meer mensen er bij zijn, hoe leuker dat het is)
  14. horen zien en zwijgen (=wel waarnemen, maar er verder niets van zeggen)
  15. iemand de hielen laten zien (=inhalen of beter presteren dan de ander)
  16. iemand naar de ogen zien (=proberen iemands` wensen te raden)
  17. iemand niet kunnen luchten of zien (=een hekel aan iemand hebben)
  18. iemand of iets over het hoofd zien (=iemand niet opmerken, vergeten met iemand of iets rekening te houden, iets niet zien)
  19. iemand voor vol aanzien (=iemand serieus nemen en respecteren.)
  20. iemand zien aankomen (=weten waar hij over zal beginnen, zich er alvast tegen wapenen)
  21. iets door de vingers zien (=iets oogluikend toestaan)
  22. iets door een gekleurde bril zien (=op een bevooroordeelde manier naar de zaak kijken)
  23. iets met lede ogen aanzien (=iets met tegenzin zien gebeuren)
  24. iets niet met droge ogen kunnen aanzien (=letterlijk: gaan huilen/tranen bij het zien gebeuren van iets)
  25. iets over het hoofd zien (=iets vergeten of ontbreken)
  26. in geen velden of wegen te zien zijn (=iets is helemaal nergens te vinden)
  27. in het veen kijkt/ziet men niet op een turfje (=wie rijk is let niet op een euro meer of minder)
  28. in het vizier hebben (=in het oog hebben, binnen het gezichtsveld zijn)
  29. in hetzelfde gasthuis ziek liggen (=aan dezelfde kwaal lijden)
  30. je hielen laten zien (=weggaan)
  31. je plezier niet opkunnen (=er veel plezier aan beleven)
  32. je tanden laten zien (=tonen dat men niet bang is, van zich afbijten; stevig uitvaren; streng zijn)
  33. je ziel en zaligheid verkopen (=absoluut alles opofferen)
  34. je ziel in lijdzaamheid bezitten (=gelaten het ongelijk verdragen)
  35. je ziet eruit als een afgegoten patat (=katerig)
  36. kijken alsof je een geest ziet (=verbaasd of geschrokken kijken.)
  37. kijken of men water ziet branden (=heel erg verbaasd kijken)
  38. leeuwen en beren op de weg zien (=bezwaren zien)
  39. liever iemand zijn hielen zien dan zijn tenen (=iemand niet goed kunnen verdragen)
  40. liever van achteren zien dan van voren (=niet goed kunnen verdragen)
  41. met de nek aanzien (=met minachting behandelen)
  42. met een goed geloof en een kurken ziel drijft men de zee over (=met vertrouwen en optimisme kan men alles aan)
  43. met hart en ziel (=met plezier en passie)
  44. met open vizier (=met eerlijke middelen)
  45. met zijn ziel onder de arm lopen (=zich vervelen)
  46. moederziel alleen (zijn) (=helemaal alleen (zijn))
  47. naar zijn hielen omzien (=aan vluchten denken)
  48. niet verder zien/kijken dan je neus lang is (=niet goed nadenken wat de gevolgen van iets zijn)
  49. nog te bezien staan (=nog af te wachten zijn)
  50. onder ogen zien (=inzien, aanvaarden)

191 betekenissen bevatten `zie`

  1. er geen heil in zien (=er geen voordeel in zien)
  2. er uitzien als melk en bloed (=er gezond uitzien)
  3. er uitzien als een parnas (=er goed uitzien)
  4. gezien mogen worden (=er goed uitzien)
  5. eruit zien om door een ringetje te halen (=er keurig uitzien)
  6. geen plaatje maken (=er niet geweldig uitzien)
  7. ergens gezien zijn als een rotte kool bij een groenvrouw (=er niet graag gezien zijn)
  8. aardappelbloed hebben (=er ongezond uitzien)
  9. er uitzien als de dood van Ieper (=er slecht uitzien)
  10. je plezier niet opkunnen (=er veel plezier aan beleven)
  11. er muziek in zitten (=er veel van kunnen verwachten en/of plezier van beleven)
  12. ergens met lood in de schoenen naar toe gaan (=er verschrikkelijk tegen opzien)
  13. een zwaar hoofd in iets hebben (=er weinig kans in zien)
  14. er oren naar hebben (=er wel iets in zien)
  15. het zal daar kluizen (=er zal hevige ruzie zijn)
  16. het zal er stinken/waaien (=er zal hevige ruzie zijn)
  17. van voren niet weten of men van achteren leeft (=erg dom zijn / erg ziek zijn)
  18. beminnen als het licht van zijn ogen (=erg graag zien)
  19. om van te kotsen (=erg lelijk, absoluut onplezierig)
  20. in zijn sas zijn (=erg tevreden met iets zijn of plezier met iets hebben)
  21. op voet van oorlog zijn/leven (=erge ruzie hebben)
  22. er een plasje overheen doen (=ergens een kleine wijziging in aan (laten) brengen, dat wel duidelijk laat zien dat de afzender iemand van belang is)
  23. ergens kind aan huis zijn (=ergens graag en vaak gezien zijn)
  24. ergens een potje kunnen breken (=ergens graag gezien zijn)
  25. iemand op zijn zeer trappen (=ergens over praten wat door iemand als erg onplezierig ervaren wordt)
  26. een wig drijven tussen twee personen (=ervoor zorgen dat ze ruzie krijgen)
  27. je kan beter naar de bakker dan naar de apotheker gaan. (=eten is gezond, de apotheker bezoek je als je ziek bent.)
  28. je ogen vertrouwen (=geloven wat men ziet)
  29. Hollands welvaren (=gezegd van een zeer gezond uitziend persoon)
  30. met de ogen verslinden (=heel erg graag zien)
  31. in zijn laatste schoenen lopen (=het einde naderen - erg ziek zijn)
  32. er voor tekenen (=het met plezier willen aanvaarden)
  33. niemand genoemd, niemand gelasterd. (=het vermijden van het noemen van namen voorkomt onnodige ruzie)
  34. de kap aan de haag hangen (=het voor gezien houden)
  35. het is maar een strovuurtje (=het ziet er erg uit, maar het is snel voorbij)
  36. haring of kuit ergens van willen hebben (=hij wil iets zeker weten of uitgezocht zien)
  37. men zou hem een aalmoes geven (=hij ziet er armoedig uit)
  38. het huilen staat hem nader dan het lachen (=hij ziet er vooral de trieste kant van)
  39. hij zoekt zijn paard en hij zit er op (=hij zoekt iets wat voor zijn neus is, wat iedereen ziet)
  40. er een handje van hebben (=hinderlijke gewoonte, als iemand de kans ergens toe ziet die ook nemen, een ander het werk laten doen)
  41. elk ziet door zijn eigen bril (=ieder ziet het op zijn eigen manier)
  42. iemand het brood uit de mond nemen/stoten (=iemand het onmogelijk maken om in eigen inkomen te kunnen voorzien)
  43. iemand of iets over het hoofd zien (=iemand niet opmerken, vergeten met iemand of iets rekening te houden, iets niet zien)
  44. iemand op de proef stellen (=iemand testen om te zien of die te vertrouwen is of het aan kan)
  45. iemand de bons geven (=iemand waarmee je een relatie hebt niet meer willen zien)
  46. zien eten doet eten. (=iemand zien eten bevordert de eigen eetlust.)
  47. de kleren maken de man (=iemands kleding bepaalt het aanzien dat hij krijgt)
  48. de pret alleen hebben (=iemands plezier bederven)
  49. iets voor zoete koek aannemen (=iets geloven wat je hoort of ziet zonder kritisch te zijn.)
  50. een kat in de zak kopen (=iets kopen zonder het gezien te hebben - bedrogen worden)

50 dialectgezegden bevatten `zie`

  1. de liefde ès blind, zaag te boer, en hae poende zë vêrkë (=als je van iemand houdt, zie je zijn gebreken niet) (Munsterbilzen - Minsters)
  2. de liegs daste zwat wiës (=ik zie het aan je ogen dat je liegt) (Bilzers)
  3. de rechterhaand maag niet wiet'n wat de linker dut (=doe wel en zie niet om) (Westerkwartiers)
  4. de zies bekans daaj hërre heile kroëm (=door de diepe decolleté zie je bijna haar kruis) (Munsterbilzen - Minsters)
  5. den dien'n doar 'n zie em oek nieëmer ang'n (zijne piemel) (=die man daar heeft een zeer dikke buik) (Waregems)
  6. dich hëbs zïëker stront èn zën ooge (=zie je dat dan niet !) (Munsterbilzen - Minsters)
  7. die mooke zoe'k wel ne kier tege maane gielee wille trekke, ze zoe 't maa nog meuge vroage mee en snak en een beete (=die vrouw zie ik wel zitten!) (Gents)
  8. die zieken zie zijne peéren nogal (=die zieke man ziet af) (Sint-Niklaas)
  9. die zoe’t mê meun vroan mee ne snak in een beede (=die zie ik wel.zitten) (Kaprijks)
  10. dieje zie nog gruun achter zen oewere (=hij is er nog niet rijp voor) (Loois)
  11. Doar hèdde't al, tomme! (=zie je nou wel, potverdorie!) (Helenaveens)
  12. doar zie 'k teeg'n aan (=daar zie ik tegenop) (Westerkwartiers)
  13. doar zit volg'ns mij wel muziek ien (=daar zie ik wel handel in) (Westerkwartiers)
  14. doë ès érmoei troef (=overal waar je kijkt zie je misère) (Munsterbilzen - Minsters)
  15. doë hüb ich geen kompasse mèt (=daar zie ik niet van op) (Munsterbilzen - Minsters)
  16. doe je neuze weg dak jn aonzichte zie (=je hebt een grote neus) (Kortemarks)
  17. ê ge zie guwder niet ! (=kijk eens hoe mooi !) (Kaprijks)
  18. ê ge zie guwder niets! (=moet je nu eens kijken!) (Kaprijks)
  19. ë kreinke zoo dich nie misstoën (=je bent precies een heilige als ik je zo bezig hoor en zie) (Munsterbilzen - Minsters)
  20. e vajt veirken zie ni da e mauger onger eet (=iemand die het goed heeft ziet niet dat een ander problemen heeft) (Nieuwerkerks)
  21. Eder puënt zie vrouw op zien meneer! (=Iedereen doet de dingen op zijn manier) (Steins)
  22. Ei stroent in joen oagen (=zie je het niet) (Staens)
  23. ei zie so roût as ne kalkoen (=hij heeft een heel rood gezicht) (Sint-Niklaas)
  24. ei zie zènne pere nogal (=hij heeft veel pijn, ziet erg af) (Sint-Niklaas)
  25. Ei zie zwart van 't geld (=Hij is rijk) (Hansbeeks)
  26. Ein = Hein zie Opm. Fint (='Fint en / of Elft verdwenen riviervis) (Bornems)
  27. ein zaade ga kwoad aup ma, ge za ga taug ma loetse (=ook al ben je kwaad, ik zie je nog graag) (Gents)
  28. ene spierlink zie (=graatmager zijn) (Vlijtingens)
  29. enne kop wie ein zie höbbe (=last van het geheugen hebben) (Steins)
  30. Es de leefdje dun is zuus te de foute dik. (=Als de liefde dun is zie je de fouten dik.) (Kinroois)
  31. flutla boem (=dat zie je van hier (ga weg) ) (Antwerps)
  32. gaai zie maai ni zitten ei (=jij moet me niet) (Antwerps)
  33. Gatj em moete zie skofferdauën (=Je moest hem zien weglopen / vluchten) (Liedekerks)
  34. gè è kattestront in ô ogen zeker? (=zie je dat niet?) (Sint-Niklaas)
  35. ge mottum wa zout op z ne steert le-ge (=zie hem te pakken te krijgen) (Oudenbosch)
  36. ge zie goe dasse in poziese is (=je ziet goed dat ze in verwachting is) (Heist-op-den-Berg)
  37. ge zie ne groîtn fiejasko (=je bent een mislukkeling) (Lichtervelds)
  38. ge zie ne groîtn fiejasko (=je bent een misliukkeling) (Kortemarks)
  39. ge zie ne groîtn zeero (=je bent een nietsnut) (Lichtervelds)
  40. ge zie ne groîtn zeero (=je bent een nietsnut) (Kortemarks)
  41. ge zie purper en bla van de ka (=je ziet blauw van de kou) (Wichels)
  42. ge zie t'èënt de meulestroade / tot an 't èëndeken (=je kan in haar decolleté kijken) (Kaprijks)
  43. ge zie zeekre up je ne kop gevoln, ge zie gie zeekre zot (=ben je gek) (Kortemarks)
  44. gèe knepke wjad zie (=geen duit waard zijn) (Vlijtingens)
  45. gie zie laat' up droai! (=u bent laat op stap!) (Ostêns)
  46. hae deut zie bakkes oeëpe (=hij zegt iets) (Weerts)
  47. hè-s as un duuveltje in un duske, zôo zie d-um èn zôo zie d-um nie. (=hij is overal en nergens, je weet nooit waar hij is.) (Tilburgs)
  48. Heb mun ogen niet in mun zak zitten hoor ! (=Ik zie alles goed.) (Utrechts)
  49. hëbste ne nauwe bril naudig ! (=zie je dat dan niet!) (Munsterbilzen - Minsters)
  50. hëbste paajn on het lepke (=wat heb je aangevangen, ik zie dat je een verband om je...hebt) (Munsterbilzen - Minsters)




Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen