Spreekwoorden met `twee`

Zoek


53 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `twee`

  1. waar twee kijven hebben twee schuld (=beide personen hebben schuld als ze ruzie met elkaar maken)
  2. wanneer twee honden vechten om een been, loopt de derde ermee heen (=als twee strijdende personen of partijen zich richten op elkaar, kan een ander daarvan profiteren door zich datgene toe te eigenen waar om gestreden wordt)
  3. zo zeker als tweemaal twee vier is (=absoluut zeker)

50 dialectgezegden bevatten `twee`

  1. een twe hanz stukje of een een hanz stukje (=een een hands stukje of een twee hands stukje) (Amelands)
  2. ei viel en at twee boebels op zènne kop (=hij viel en had twee builen op zijn hoofd) (Sint-Niklaas)
  3. ein twie drijj veer vijjf zeve ach ellef twellef daartien vieftien (=een twee drie vier vijf zeven acht elf twaalf dertien vijftien) (Mestreechs)
  4. elke medaille het ok 'n achterkaant (=er zitten altijd twee kanten aan een zaak) (Westerkwartiers)
  5. eur tetten angen op euren rug; zee twee punijzen (=een vrouw met zeer kleine of bijna geen borsten) (Sint-Niklaas)
  6. euvereinhaoje (=twee handen op een buik) (Hunsels)
  7. ge kunt gièèn pêird te loîpe besloan (=je kunt geen twee werken tegelijk doen) (Lichtervelds)
  8. gekots ên gesjiëte; aut het gezich gesnië (=als twee druppels water) (Bilzers)
  9. gespooën in gescheedn (=als twee druppels water) (Kaprijks)
  10. gestampt in gestuikt (=als twee druppels water) (Kaprijks)
  11. gien twee kapteins op één schip (=er kan maar één de baas zijn) (Westerkwartiers)
  12. He wil poezen, mer 't mel in de moond holn. (=Hij wil blazen, maar het meel in de mond houden (dus twee dingen tegelijk doen, wat niet kan) .) (Twents)
  13. het bodderde niet tuss'n die beid'n (=het ging met die twee niet zo goed) (Westerkwartiers)
  14. Het botert ni tusse die twieë (=Het gaat niet goed tussen die twee) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
  15. Het botert nie tusse die twieë (=Die twee komen niet overeen) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
  16. het duuurde twee lang'n en twee breed'n (=Het duurde erg lang) (drents)
  17. Hij hef n'armen as twee zink'n n'emmers (=Gespierde armen hebben) (Nunspeets)
  18. hij het twee iezers ien 't vuur (=hij wed op twee paarden) (Westerkwartiers)
  19. hij hinkt op twee gedacht'n (=hij twijfelt) (Westerkwartiers)
  20. hij preekt twee kort'n twee lang'n (=de dominee preekt erg lang) (Westerkwartiers)
  21. hij proat met twee mond'n (=hij zegt bij de één dit, bij de ander dat) (Westerkwartiers)
  22. hij sloeg twee vlieg' n ien één klap (=hij boekte twee succesjes tegelijk) (Westerkwartiers)
  23. hij sprekt met twee mond'n (=bij de één zegt hij dit, bij de ander dat) (Westerkwartiers)
  24. hij stoot zunne kop gin twee kjir (=een ezel stoot zich geen twee keer aan dezelfde steen) (Gastels)
  25. hij wil twee rugg'n uut één zwien snied'n (=hij wil er meer uithalen dan er in zit) (Westerkwartiers)
  26. hij wil van twee wall'n eet'n (=hij wil van beide partijen profiteren) (Westerkwartiers)
  27. hij zat tuss'n twee vuur'n (=hij moest kiezen uit twee slechte oplossingen) (Westerkwartiers)
  28. hink'n op twee gedacht'n (=kiezen uit twee oplossingen) (Westerkwartiers)
  29. hoe komt 'n ezel aan twee lange oor'n (=geen antwoord weten op een vraag :) (Westerkwartiers)
  30. Hulte, dès mar twee hèùze èn en musseklèm. (=Hulten, dat is maar een klein gehucht.) (Tilburgs)
  31. ich hem menne kezem getrokken (om de twee weken) ; ich hem getrokke (=ik heb mijn loon gekregen) (Diesters)
  32. Ie könt nich poesen en 't mel in 'n moond hoaln. Iej könt ginn pap ett'n en poes'n tegelieke (=Je kunt geen twee dingen tegelijk doen) (Twents)
  33. iejen brak zen biejen, twieje zette het oniejen, draa goeng verbaa, vier goeng no Lier, vaaf sloeg zen waaf, zes trok zen mes, zeuve goeng no Leuve, acht heef de wacht, neege heef hem teege en tien had hem gezien (=één brak zijn been, twee zette het aaneen, drie ging voorbij, vier ging naar Lier, vijf sloeg zijn wijf, zes trok zijn mes, zeven ging naar Leuven, acht hield de wacht, negen hield hem tegen en tien had hem gezien) (herenthouts)
  34. iejen en iejen is twieje (=één en één is twee) (Geels)
  35. ien en 'n aref Twei en 'n aref (=twee en een half) (Westfries)
  36. iets talvendeur doen (=iets in twee gelijke stukken uiteendoen (breken) ; iets in twee stukken snijden) (Sint-Niklaas)
  37. ijee twee lienksaande (=hij is zeer onhandig) (Oudenbosch)
  38. ik ken gien twee kerk'n tegeliek bezing'n (=ik kan maar één ding tegelijk) (Westerkwartiers)
  39. ik zing gien twee deundjes veur één cent (=ik zeg het niet nog een keer) (Westerkwartiers)
  40. ik zing gien twee deuntjes veur één cent (=ik herhaal mijn woorden niet) (Westerkwartiers)
  41. Inne keer zòveul (=twee keer zoveel) (Helenaveens)
  42. Inne kir zò lang (=twee maal zo lang) (Helenaveens)
  43. je kenn'n gien twee heer'n dien'n (=soms moet men duidelijk keuzes maken) (Westerkwartiers)
  44. je kenn'n niet twee heer'n dien'n (=men kan het niet iedereen naar de zin maken) (Westerkwartiers)
  45. jo-t-in twi grachten tuggeliek loowpen (=hij zal niet rap verongelukken : hij zal niet in twee grachten tegelijk lopen) (Brugs)
  46. Kaokëler kan iedereen, mér ën ee lègge ès aandre koek (=uitleggen is één, het doen is twee) (Munsterbilzen - Minsters)
  47. ksal jouw neus us tusse twee ore zette (=ik zal jou eens onderhanden nemen) (Oudenbosch)
  48. maag ik twee kaan zuup'nbrij (=mag ik twee liter karnemelksepap) (Westerkwartiers)
  49. me tweeën (=met twee) (Veurns)
  50. Menne, menneken (=Smalle doorgang tussen twee woningen) (Zelzaats)




Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen