Spreekwoorden met `slaan`

Zoek


55 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `slaan`

  1. van zich afbijten/afslaan (=zich fel verdedigen)
  2. wie een hond wil slaan, vindt altijd wel een stok (=als je kritiek wil hebben op iemand, vind je altijd wel een reden)
  3. wie een paard uit de wei wil halen, moet het beest niet eerst met het halster tegen de kop slaan. (=je bereikt meer met vriendelijkheid, dan met strengheid)
  4. ze slaan een snoek (=roeiers die een slag met hun riem missen)
  5. zijn zeis in een anders koren slaan (=stelen, zich in het werk van iemand anders bemoeien)

34 dialectgezegden bevatten `slaan`

  1. Ik zal m slaon tot ie olie zeik ! (=ik zal 'm zo hard slaan dat ie krom loopt) (Utrechts)
  2. in dolieng sloan (=Bewusteloos slaan) (Veurns)
  3. In Wauver slauge z'oep taufel dat de glauze dervan dauvere (en asse dan nau't tribenaul mutte gaun hemme ze niks gedaun) (=In Onze Lieve Vrouw Waver slaan ze op de tafel zodat de glazen ervan daveren (en als ze dan naar de rechtbank moeten gaan hebben ze niets gedaan) ) (Sint-Katelijne-Waver)
  4. klein mébelkes moaken (=de inboedel stuk slaan) (Denderleeuws)
  5. kletsen geven (=slaan (vechten) ) (Sint-Niklaas)
  6. kletst dieje es tege zinne bool oan (=iemand slaan) (Neerpelts)
  7. klop oep zen bakkes (=iemand in het gezicht slaan) (Antwerps)
  8. Kokedi (zeer oud Gents) 'k Goa mijne kokedi in euwe nekke leggen (=Ik ga U slaan met mijn paraplu.) (Gents)
  9. mën vauste beginne te iëke (=ik ga seffens erop los slaan) (Munsterbilzen - Minsters)
  10. mën vingers beginnë ferm te ieëkë (=ik zou er nu eens duchtig willen op los slaan) (Munsterbilzen - Minsters)
  11. mien hand'n jeuk'n mij (=graag zou ik er op in slaan) (Westerkwartiers)
  12. Moej een tik an de bek heb'n, moj 'n laog op de but, möt ie 'n pensmölke, wol ie 'n portie kleppe, za'k oe d'r ene optikk'n, za'k oe d'r ene anrekk'n (=Zal ik je slaan) (Twents)
  13. moeleke teuren (=iemand op zijn gezicht slaan) (Ossies)
  14. naogels meej heu maoke (=spijkers met koppen slaan) (Tilburgs)
  15. nen toek op zijn muile (toote) geeve (=iemand op zijn gezicht slaan) (Gents)
  16. on d'n auk sloeën (=iemand aan de haak slaan een vrijer opdoen) (Meers)
  17. on zene kop tékke (=op je kop slaan) (Bilzers)
  18. Ook al kleunen ze ons blauw we poekelen lau (=Ook al slaan ze ons blauw we zeggen niks) (Bargoens)
  19. óp de loop gaon (=op hol slaan) (Steenwijks)
  20. op je luie flikker liggen, zitten etc. (=op je lijf, lichaam, body, corpus slaan / liggen / zitten etc) (Utrechts)
  21. op se bakkes oun, op se bakkenieël oun (S*) (=op zijn gezicht slaan) (Sintrùins)
  22. ouw je nannen tuus (=slaan) (Zeeuws)
  23. Schùppe en slòn (=Schoppen en slaan) (Helenaveens)
  24. stoemërik dat ich bèn, de zos zën eege aoën de kop hoë (=dommerik die ik ben, je zou jezelf voor het hoofd slaan) (Munsterbilzen - Minsters)
  25. terbij stoeën waaj sjëppëgek (='n mal figuur slaan) (Munsterbilzen - Minsters)
  26. tieëgë iemëd zën aure fêtsë (=iemand rond de oren slaan) (Munsterbilzen - Minsters)
  27. trop los howe (=in het wildeweg slaan) (Munsterbilzen - Minsters)
  28. trop los teire (=er op los slaan) (Munsterbilzen - Minsters)
  29. um ene an'rek'n- striekerd an de oor'n doon. (=Hem om de oren slaan) (Twents)
  30. vamerakel houwe (=in elkaar slaan) (Heerlens)
  31. vieëme (=rond de oren slaan) (venloos)
  32. Z'ak is op oe moelukke teure (=Moet ik je op je gezicht slaan) (Brabants)
  33. za'k oe houw'n! (=Zal ik je slaan Ik zal je slaan) (deventers)
  34. ze motten ur mar goet teegenòn pèère, as-se-r mar nie àmmol tussenöt pèère (=ze moeten er maar goed opslaan, als ze maar niet allemaal op de vlucht slaan) (Tilburgs)




Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen