Spreekwoorden met `over`

Zoek


127 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `over`

  1. het hoofd breken over iets (=trachten een antwoord te vinden op een moeilijke vraag)
  2. het is niet overal zomer waar de zon schijnt. (=schijn bedriegt)
  3. het leven gaat niet altijd over rozen (=het is niet altijd zo mooi, iedereen heeft wel eens tegenvallers)
  4. het over een andere boeg gooien (=het anders aanpakken)
  5. het vel over de oren halen/trekken (=geld afpersen)
  6. hol over bol (=ondoordacht snel)
  7. iemand de huid over de oren halen (=iemand afzetten, bedriegen)
  8. iemand het net over het hoofd halen (=iemand tegen wil en dank tot iets doen besluiten)
  9. iemand het vel over de oren halen (=iemand te veel laten betalen)
  10. iemand of iets over het hoofd zien (=iemand niet opmerken, vergeten met iemand of iets rekening te houden, iets niet zien)
  11. iemand over de hekel halen (=allerlei slechte dingen vertellen over iemand)
  12. iets niet met zijn geweten overeen kunnen brengen (=iets niet kunnen doen omdat men het niet goed vindt)
  13. iets niet over zijn hart kunnen krijgen (=ergens niet toe kunnen komen of ergens op gesteld zijn)
  14. iets over het hoofd zien (=iets vergeten of ontbreken)
  15. iets over z`n kant laten gaan (=zich nergens iets van aantrekken)
  16. iets over zich hebben (=een bepaalde indruk geven)
  17. je druk maken over (=je kwaad maken om, je aantrekken van)
  18. je hand overspelen (=te veel eisen en daardoor niet slagen)
  19. je handen overspelen (=te veel eisen en daardoor niet slagen)
  20. je kap over de haag hangen (=uittreden uit klooster of priesterschap)
  21. je moet geen `hei` roepen voordat je de brug over bent (=vreugde over een goede afloop is pas toepasselijk als er niets meer verkeerd kan gaan)
  22. je zou er toveren leren (=het is er erg vervelend)
  23. kinderen die vragen worden overgeslagen (=brutale kinderen die altijd overal om vragen, worden genegeerd)
  24. kleine potjes lopen gauw over. (=kleingeestige mensen zijn snel kwaad.)
  25. komt men over de hond, dan komt men over de staart (=als de grootste moeilijkheden overwonnen zijn, dan komt de rest vanzelf)
  26. kop over bol (=ondoordacht snel)
  27. lijnrecht tegenover iets staan (=volledig het omgekeerde zijn of denken)
  28. men wordt wel door een mestkar maar niet door een rijtuig overreden (=goed opgevoede mensen beledigen anderen minder)
  29. met de prins over de Maas geweest zijn (=veel meegemaakt hebben)
  30. met een goed geloof en een kurken ziel drijft men de zee over (=met vertrouwen en optimisme kan men alles aan)
  31. met hetzelfde sop overgoten (=even goed of slecht)
  32. met iemand niet willen oversteken (=niet in iemands plaats willen zijn)
  33. niet over een nacht ijs gaan (=eerst nadenken voor men iets doet - geen risico`s nemen)
  34. niet over rozen gaan (=er zijn nogal wat moeilijkheden)
  35. om over naar huis te schrijven (=erg bijzonder)
  36. over de balk gooien (=onnodig geld uitgeven voor zaken die niet nodig zijn)
  37. over de brug komen (=veel geld moeten betalen)
  38. over de doden niets dan goeds (=men ziet kwaadspreken over overledenen als iets heel onbeleefd, er mag niet gespot worden met de dood)
  39. over de drempel komen (=aan huis komen)
  40. over de hoge schoenen lopen (=te ver gaan of niet realistisch zijn)
  41. over de kling jagen (=iemand doden)
  42. over de knie leggen (=een pak slaag geven)
  43. over de koppen kunnen lopen (=gezegd als het erg druk is)
  44. over de puthaak getrouwd (=onwettig samenwonend)
  45. over de rooie gaan (=de perken te buiten gaan)
  46. over de schreef gaan (=een ernstige fout maken)
  47. over de tong gaan (=het onderwerp van gesprek zijn)
  48. over heel veel schijven gaan (=veel hiërarchische of administratieve niveaus moeten zich ermee bemoeien)
  49. over het hoofd groeien (=niet meer onder controle te houden)
  50. over het hoofd zien (=vergeten, niet opmerken)

271 betekenissen bevatten `over`

  1. een onbekookt plan (hebben) (=een plan hebben waar niet goed over is nagedacht)
  2. iemand op zijn vestje spuwen (=een standje geven en ongenoegen over iemand uiten)
  3. met de billen bloot (=eerlijk en open zijn over fouten of tekortkomingen.)
  4. ruggespraak houden (=eerst ergens over moeten overleggen)
  5. een vogel in de auto rijden (=elk geval kan overal mee leven)
  6. hou en trouw (beloven) (=elkaar overal (zullen) helpen)
  7. goede sier maken (=er (overdreven) goed van leven / goed overkomen bij anderen)
  8. er een nachtje over willen slapen (=er eerst over na willen denken)
  9. om de vinger winden (=er gemakkelijk baas over worden)
  10. geen dag zonder zorgen (=er is altijd wel iets om je zorgen over te maken.)
  11. ieder huisje heeft zijn kruisje (=er mankeert overal wel iets)
  12. iemand het zwijgen opleggen (=er met niemand over mogen praten en niemand iets mogen vertellen)
  13. er niet over uit kunnen (=er niet over kunnen zwijgen, er zwaar door getroffen zijn)
  14. er geen woorden aan vuilmaken (=er niets eens over spreken)
  15. er niet van kunnen meespreken (=er niets over weten)
  16. in het duister tasten (=er niets over weten, geen aanknopingspunten vinden)
  17. er zijn mond niet aan vuil maken (=er niets over willen zeggen)
  18. er het zwijgen toe doen (=er niets over zeggen)
  19. kunnen maken en breken (=er veel macht over hebben)
  20. de broek lappen en het garen toegeven (=er veel verlies aan overhouden)
  21. er een balletje over opgooien (=er voorzichtig over beginnen te praten om erachter te komen wat anderen ervan vinden)
  22. er geen pap van gegeten hebben (=er weinig over weten)
  23. geen rook zonder vuur (=er wordt niet over gepraat of er is wel iets van waar)
  24. de schouders ophalen (=er zich niets van aantrekken - er niets over willen weten)
  25. iets wikken en wegen (=erg lang over iets nadenken en alle voors- en tegens afwegen)
  26. de pan uit vliegen (=erg snel stijgen (inz. gezegd over prijzen))
  27. er prat op gaan (=erg trots over iets zijn en er over opscheppen)
  28. goed en bloed voor iets offeren (=ergens alles voor over hebben (goed=bezittingen, bloed=het leven))
  29. de nacht brengt raad. (=ergens een nachtje over slapen leidt tot betere beslissingen of oplossingen)
  30. iets in de vingers hebben (=ergens ervaring en deskundigheid over hebben opgebouwd, waardoor men met grote kwaliteit en zonder fouten te maken, zich hiermee bezig kan houden)
  31. de draak met iets steken (=ergens niets van geloven en er grapjes over maken)
  32. als sneeuw voor de zon verdwijnen (=ergens niets van over blijven)
  33. je op glad ijs wagen/begeven (=ergens over gaan praten waar die weinig van af weet)
  34. de klok hebben horen luiden maar niet weten waar de klepel hangt (=ergens over gehoord hebben, zonder er echt iets van af te weten)
  35. iemand op zijn zeer trappen (=ergens over praten wat door iemand als erg onplezierig ervaren wordt)
  36. iets in de doofpot stoppen (=ergens totaal niet meer over praten, verzwijgen)
  37. iets hoog opnemen (=ergens zeer gekrenkt over zijn)
  38. er over oordelen als een blinde over de kleuren (=erover oordelen zonder kennis van zaken)
  39. wie dan leeft, wie dan zorgt (=geen zorgen maken over de toekomst)
  40. eten uit de korf zonder zorg (=geen zorgen meer hebben over zijn levensonderhoud)
  41. bulken van het geld (=geld in overvloed hebben)
  42. praten als Brugman (=gemakkelijk mensen kunnen overtuigen en vlot en boeiend kunnen vertellen)
  43. zo glad als een aal (=geslepen, uitgekookt, iemand die zich overal uitpraat)
  44. een goede gevel versiert het huis. (=gezegd over mensen met een grote neus)
  45. uit de verf komen (=goed bij anderen overkomen / zich doen opmerken)
  46. het beste paard van stal wordt overgeslagen (=grappige uitspraak wanneer iemand overgeslagen wordt)
  47. zwijgen als het graf (=helemaal niets zeggen en/of totaal niets over iets vertellen)
  48. in de schaduw stellen (=het beter doen dan een ander, iemand overtreffen)
  49. als je alles van tevoren weet, ga je liggen voor je valt (=het heeft geen zin zich na afloop te beklagen over gebrek aan voorkennis. (Meestal in antwoord op klachten als `Als ik dat van tevoren geweten had.`))
  50. als je alles van tevoren wist, dan kwam je met een dubbeltje de wereld rond (=het heeft geen zin zich na afloop te beklagen over gebrek aan voorkennis. (Meestal in antwoord op klachten als `Als ik dat van tevoren geweten had.`))

50 dialectgezegden bevatten `over`

  1. alles over één kam scheer'n (=alles op dezelfde manier uitvoeren) (Westerkwartiers)
  2. Alles voor 't jong (=Alles over voor m'n kind) (Brabants )
  3. armpie over 't skoertje (=Met je arm om het meisje haar schouder wandelen) (Noordwijks)
  4. As 'n oer oud wordt, pist ze wijwoatre! (=over iemand die veranderde van levenswijze) (Lokers)
  5. As ' n schoap owwer ' n dam is dan steet het hek los (=als een schaap over de dam is dan staat het hek los) (Twents)
  6. as één schoap over de dam is, volg'n d'r meer (=als één begint volgen er spoedig velen) (Westerkwartiers)
  7. as g' over'n duvel sprikt, ziede zijne steïrt (=over iemand praten als hij juist aankomt) (Moes)
  8. As g' em wolt dueschieten moedde ne meter boven zijne kop mikken, ten èdem recht in zijn pritènse (=over een hovaardig iemand) (Lokers)
  9. As ge van 'n duvel sprikt zie-de / tert-e op zèen'n stèert (=Als je over de duivel spreekt zie je / trap je op zijn staart) (Wichels)
  10. as gê van den duvel sprikt ziede zènne stjeirt (=iemand die het huis binnenkomt als men over hem aan het praten is) (Sint-Niklaas)
  11. as je 't over de duvel hemm'm, trap je 'm op zien steert (=men praat over iemand en juist dan komt die er aan) (Westerkwartiers)
  12. as je ' t over de duvel hemm' n, trap je ' m op ' e steert (=als je 't over iemand hebt komt hij net binnen) (Westerkwartiers)
  13. as je over de kwoadampen ene binnen (=als je de midlifecrisis te boven bent) (Urkers)
  14. ás je t over de duvel heb trep ie m op z'n steert (=hé daar komt die / zij / hij aan . (vanuit het niets, terwijl er over gesproken werd. )) (Utrechts)
  15. As je ut over de duivel heb trap ie m op zijn steert. (=we hebben het net over je (als je het over iemand hebt en plotsklaps staat hij / zij voor je) (Utrechts)
  16. As men tentjen kloeiten had was ' t men nonkel. (=Je moet niet zeuren over wat niet is. 2) (Teralfens)
  17. As men tentjen wielekes at tein was een tantwieleken. (=Je moet niet zeuren over wat niet is. 1) (Teralfens)
  18. as se äöver d’n duvel kals den treuts se ‘m oppe stert (=als je over iemand praat en die persoon komt er net aan) (Heitsers)
  19. asge van den duvel sprekt, ziede zenne stieërt (=over iemand praten als hij er juist aankomt) (Meers)
  20. asje 'n ków wiltj mêlleke, mójjen uch bukke (=daar moet je iets voor over hebben) (Weerts)
  21. aste iëver den dievel kals, zieste zene stat (=We spraken juist over u en daar ben je) (Bilzers)
  22. aste kènder sjiks, kraajgste kènder taus (=laat belangrijke zaken nooit over aan kinderen) (Munsterbilzen - Minsters)
  23. aste kons triëver kalle, èssët ook al get ! (=oude mensen doen niet meer aan seks, maar er over kunnen praten lucht ook al op) (Munsterbilzen - Minsters)
  24. aste van terdievel kals, zieste zëne stat (=we waren juist over die persoon aan 't praten) (Munsterbilzen - Minsters)
  25. aste van tërdievel kals, zieste zënë stat (=wie we daar hebben (we hadden het juist nog over u) (Munsterbilzen - Minsters)
  26. aste viël énne stront gees riere, stinkter nog heller (=als je er over gaat discussiëren, wordt het nog erger) (Bilzers)
  27. astech opzene bauk slips, maugech dat dan ook? (=een goede houding zegt veel over de persoon) (Bilzers)
  28. At hij tusse mijne paraa (prei) sukkelt vinnen z'em noot ne meer (=over een dwerg zegt men soms ...) (Bevers)
  29. baute de sjroëm gon (=over de grens (van het fatsoen) gaan) (Bilzers)
  30. bedde: Dad oët 't bedde klapt, es 't moeg (=Wie te vaak over zijn liefdesleven praat, is het beu) (Lebbeeks)
  31. bekiek het dich mèr tegoej (=denk er maar wat over na) (Munsterbilzen - Minsters)
  32. bekik daai éns, seffës vilt zë atërjeuver van kwoalëchéts (=over een trotse vrouw) (Tongers)
  33. Belze van bij Esse / Belze van bij Put (=Belgen van net over de grens) (Steenbergs)
  34. bessom: over den bessom getraat zijn (=Ongehuwd samenwonen) (Lebbeeks)
  35. Beverse moat (=het glas loopt bijna over (= tot de rand gevuld) ) (Sint-Niklaas)
  36. Binne dur vrèen oaver. (=Ergens tevreden over zijn:) (Sallands)
  37. Blauwblauw (=Praat er maar niet over) (Amsterdams)
  38. blüfste doë nau op knabbële! (=praat eens over iets anders!) (Munsterbilzen - Minsters)
  39. Bokkepieëen (=haasje over spelen) (Utrechts)
  40. boksken springen (=haasje over spelen) (Wichels)
  41. breek me de bek niet open! (=hou daar maar over op.) (Rotterdams)
  42. breviere (=over en weer lopen) (Bilzers)
  43. Bukske sjpringe. (WT) (=Kinderspel: Haasje over) (Mechels (NL))
  44. buurvraaw, hè de meschient un paor aajer in ooverènsie (=buurvrouw, hebt u misschien een paar eieren over (te leen) ) (Tilburgs)
  45. D'n haering over 't hôôd gezaaild (=De kans voorbij laten gaan) (Hoeksche Waards)
  46. D'r 'n harnas over antrekke. (=Zich ergens druk over maken.) (zaans)
  47. d'r is gien mieter van over (=alles is schoon opgegeten) (Westerkwartiers)
  48. d'r nie oan / over uit kunn'n (=het niet begrijpen) (Wichels)
  49. Da doet de dij toe (=Dat is er over) (Rotselaars)
  50. da fabriek is over de kop (=dat bedrijf heeft moeten sluiten) (Oudenbosch)




Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen