Spreekwoorden met `krijg`

Zoek


81 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `krijg`

  1. het op je boterham krijgen (=een stevig standje incasseren)
  2. het paard dat de haver verdient krijgt ze niet (=diegene die het goede gedaan heeft, krijgt de beloning niet)
  3. iemand aan zijn angel krijgen (=iemand in zijn macht krijgen)
  4. iemand klein krijgen (=iemand laten merken dat je hem aankunt, over iemand de baas zijn en diegene tot gehoorzaamheid dwingen)
  5. iets in de gaten krijgen (=iets ontdekken, iets zien)
  6. iets in de schoot geworpen krijgen (=iets verkrijgen zonder al te veel moeite er voor te doen)
  7. iets met de moedermelk binnenkrijgen (=iets leren in de eerste levensjaren)
  8. iets met de paplepel ingegoten krijgen (=iets van kinds af aan leren.)
  9. iets niet over zijn hart kunnen krijgen (=ergens niet toe kunnen komen of ergens op gesteld zijn)
  10. iets onder de knie hebben/krijgen (=iets kunnen of leren kunnen)
  11. iets/iemand in de gaten hebben/krijgen (=doorkrijgen hoe dingen in elkaar steken of zicht houden op de situatie)
  12. ik mag de tering krijgen (=er zeker van zijn)
  13. in het oog krijgen (=opmerken)
  14. je beslag krijgen (=definitief ten einde lopen , beslist worden)
  15. je mag wel ergens anders honger krijgen, als je thuis maar komt eten. (=een getrouwde man mag wel met knappe meisjes flirten, daar moet het bij blijven.)
  16. je trekken thuis krijgen (=door anderen op dezelfde manier behandeld worden als je hun behandelde (bv met een streek))
  17. je verdiende loon krijgen (=krijgen wat hem toekomt (meestal iets slecht))
  18. job krijgt op zijn kop (=kaartspel: als klaveren heer wordt afgetroefd)
  19. kinderen die zwijgen zullen ook nooit wat krijgen (=aanvulling op `Kinderen die vragen worden overgeslagen.`)
  20. kleur in je leven krijgen (=het leven wordt leuker)
  21. loon naar werken krijgen (=loon krijgen dat in overeenstemming is met het gedane werk)
  22. nee heb je, ja kun je krijgen (=je kunt het altijd proberen)
  23. niets kunnen binnenkrijgen (=niet kunnen eten)
  24. nul op het rekest krijgen (=zijn eis niet ingewilligd krijgen)
  25. op je baadje krijgen (=een pak slagen krijgen)
  26. op je dak krijgen (=iets onaangenaams krijgen)
  27. vaste voet aan de grond krijgen (=iets gedaan krijgen en/of als gebruikelijk beschouwd gaan worden)
  28. vat op iemand krijgen (=iemand van iets kunnen overtuigen)
  29. wie de naam heeft, krijgt de daad (=wie bekend staat als misdadiger, krijgt de schuld)
  30. wie met honden omgaat, krijgt vlooien (=wie in slecht gezelschap verkeert, neemt slechte gewoonten over)
  31. wie veel eist krijgt veel. Wie te veel eist krijgt niets (=je kan door het te vragen veel bij mensen gedaan krijgen, maar als je onredelijk wordt zal je worden overgeslagen)

143 betekenissen bevatten `krijg`

  1. voor elkaar boksen (=gedaan krijgen, in orde maken)
  2. achter de schermen blijven (=geen bekendheid ergens mee willen krijgen terwijl diegene het wel bedacht heeft)
  3. geld verzoet de arbeid (=geld dat je krijgt maakt het harde vervelende werk weer goed)
  4. gelijke monniken gelijke kappen (=gelijke mensen verdienen/krijgen een gelijke behandeling)
  5. een lintje krijgen (=geridderd worden - een compliment krijgen)
  6. alle goede dingen bestaan in drieën (=gezegd van iets waarvan men er twee heeft en een derde wil krijgen)
  7. het leeuwendeel van iets krijgen (=het grootste aandeel van iets krijgen)
  8. verkleumen tot op het bot (=het heel koud krijgen)
  9. vertrouwen komt te voet en gaat te paard (=het is makkelijker om iemands vertrouwen te schaden, dan te verkrijgen)
  10. er naar kunnen fluiten (=het niet krijgen)
  11. de sigaar zijn (=het slachtoffer zijn / de doodstraf krijgen (een sigaar wordt `onthoofd` voor gebruik))
  12. de vis wordt duur betaald (=het vergt veel opoffering ( je moet er wat voor over hebben) om te krijgen wat je wilt)
  13. iemand uit de tent lokken (=het voor elkaar krijgen dat iemand ergens een uitspraak over doet)
  14. een lans breken voor iemand (=het voor iemand opnemen, voor iemand de best doen diegene ergens mee te helpen iets te verkrijgen)
  15. het hooi op de gaffel krijgen (=het wel gedaan krijgen)
  16. er is tuk aan de hengel (=hij heeft beet (krijgt zijn zin))
  17. boontje komt om zijn loontje (=hij krijgt wat hij verdient, de gevolgen zal iemand altijd wel een keer moeten gaan dragen)
  18. de wereld is een pijp kaneel ieder likt eraan maar krijgt niet veel (=ieder krijgt een klein deeltje van wat de wereld te bieden heeft)
  19. de wereld is een schouwtoneel elk speelt zijn rol en krijgt zijn deel (=ieder krijgt een klein deeltje van wat de wereld te bieden heeft)
  20. het gelijk van de vismarkt hebben (=iemand die (altijd) probeert men een grote mond zijn gelijk te krijgen)
  21. ere wie ere toekomt (=iemand die de eer verdient moet die ook krijgen)
  22. hoogmoed komt voor de val (=iemand die erg trots is of hoogmoedig, krijgt gauw de bijbehorende ellende)
  23. wie aan de weg timmert heeft veel bekijks (=iemand die grote beslissingen moet nemen, krijgt vaak ook veel kritiek)
  24. wie het grootste hoofd heeft, moet de grootste hoed hebben (=iemand die het recht heeft op het grootste deel, moet dat ook krijgen)
  25. een brutaal mens heeft de halve wereld (=iemand die wat durft te zeggen krijgt het meestal wel voor elkaar)
  26. iemand te paard helpen (=iemand een goede baan helpen krijgen)
  27. iemands handen zalven (=iemand iets geven in de hoop een gunst te verkrijgen)
  28. iemand aan zijn angel krijgen (=iemand in zijn macht krijgen)
  29. iemand bont en blauw slaan (=iemand zo slaan dat hij een dik gezicht met blauwe en geel blauwe vlekken krijgt)
  30. de kleren maken de man (=iemands kleding bepaalt het aanzien dat hij krijgt)
  31. een Tantaluskwelling zijn (=iets erg graag willen maar het (net) niet kunnen verkrijgen)
  32. vaste voet aan de grond krijgen (=iets gedaan krijgen en/of als gebruikelijk beschouwd gaan worden)
  33. een koekje van eigen deeg (=iets geven (of krijgen) wat oorspronkelijk bedacht is door degene die het krijgt (of geeft))
  34. hebben is hebben maar krijgen is de kunst (=iets hebben is goed, maar iets bijkrijgen is beter)
  35. er lucht van krijgen (=iets in de gaten krijgen)
  36. een spiering uitwerpen om een kabeljauw te vangen (=iets kleins aan een ander geven met de gedachte zelf iets groots terug te krijgen)
  37. er geen speld tussen kunnen krijgen (=iets klopt precies, geen gelegenheid krijgen in een gesprek ertussen te komen)
  38. op je dak krijgen (=iets onaangenaams krijgen)
  39. iets in de schoot geworpen krijgen (=iets verkrijgen zonder al te veel moeite er voor te doen)
  40. met een metworst naar een zij spek gooien (=iets weinig waardevols opofferen om iets waardevols terug te krijgen)
  41. ik zal je krakepitten (=ik zal je krijgen!)
  42. de pot op kunnen (=in geen geval krijgen)
  43. wie veel eist krijgt veel. Wie te veel eist krijgt niets (=je kan door het te vragen veel bij mensen gedaan krijgen, maar als je onredelijk wordt zal je worden overgeslagen)
  44. de koe trekt de melk op. (=je krijgt niet wat je verwachtte)
  45. gebraden duiven vliegen niemand in de mond (=je krijgt niets zomaar (zonder er enige moeite voor te doen))
  46. je zult stokvis eten. (=je krijgt slaag.)
  47. kijk een gegeven paard niet in de bek (=je mag niet klagen over de kwaliteit van iets dat men gratis krijgt)
  48. wie maaien wil moet zaaien (=je moet er iets voor doen om iets te verkrijgen)
  49. wat de mens zaait zal hij maaien (=je moet er iets voor doen, als je wat wil krijgen)
  50. aan zijn trekken komen (=krijgen wat diegene graag wilt en fijn/leuk vindt)

50 dialectgezegden bevatten `krijg`

  1. doë kraajg ich de flem van (=daar krijg ik de zenuwen van) (Munsterbilzen - Minsters)
  2. doë kraajg ich de krievël van (=daar krijg ik echte goesting van) (Munsterbilzen - Minsters)
  3. doë kraajg ich de sjoejër van (=daar krijg ik koude rillingen van) (Munsterbilzen - Minsters)
  4. doë kraajg ich de stijpkes van (=daar krijg ik het op mijn heupen van) (Munsterbilzen - Minsters)
  5. doë kraajg ich den daovër van op me lijf (=daarvan krijg ik bevingen) (Munsterbilzen - Minsters)
  6. doë kraajg ich kroem hiën van (=daar krijg ik het van) (Munsterbilzen - Minsters)
  7. doë kraajg ich te krélkëszeek van (=daat krijg ik het op mijn heupen van) (Munsterbilzen - Minsters)
  8. doë kraajgech érm zin van (=daar krijg ik het van op mijn heupen) (Bilzers)
  9. doë kraajgste de krelkëszeek van (=daar krijg je het van op je heupen) (Munsterbilzen - Minsters)
  10. doë wiëste turelures van (=daar krijg ik het van) (Bilzers)
  11. dor kréégk de wubbers van (=daar krijg ik zenuwen van) (Sint-Niklaas)
  12. dovan kraag ik de bla keuhtses (=daarvan krijg ik het op mijn heupen) (Dilbeeks)
  13. drék geet toë wir get vliege (=dadelijk krijg je weer klappen) (Munsterbilzen - Minsters)
  14. Drek pérek ow tegen owen appel / sebiet hedde lappe (=Sebiet krijg je slaag) (Leopoldsburgs)
  15. ë daudskleed hèt geen maolë (=geld krijg je niet mee als je sterft) (Munsterbilzen - Minsters)
  16. é kik een out'ne muile misschienst?! (=krijg ik niks om te eten / drinken?) (Deinzes)
  17. Edde 'et of kredde 'et? (=Heb je het of krijg je het?) (Bredaas)
  18. eddet of krijdet (=Heb je het of krijg je het?) (Roosendaals)
  19. Eddut of kreddut? (=Heb je het of krijg je het?) (Bergs)
  20. Een zweunspeuste van achter de gaskant te scheuten. (=Hoe krijg je een oogzweertje) (Maldegems)
  21. èn de grond èssët ne goeje mins, mér waaj kraajg ich em trèn (=in de grond is het een goed mens, maar hoe krijg ik hem erin) (Munsterbilzen - Minsters)
  22. Es ge frèdd'gs vlis èt dan krè-de 'nne start (=Als je vrijdags vlees eet, krijg je een staart) (Luyksgestels)
  23. Es-te neet loesters döp ich dich ein! (=als je niet wilt luisteren krijg je een mep!) (Steins)
  24. Estrein waatsj iech diech ein (=Seffens krijg je een klap in je gezicht) (Neerharens)
  25. gaef nog mér éne, 'tmoes és de léste zin (=als je dood bent, krijg je niets meer) (Bilzers)
  26. gebbekes: Ik krijg er de gebbekes af (=Die (dat) werkt me op de heupen) (Lebbeeks)
  27. geen sjuu geen erretjes (=als je dat niet eet dan krijg je dat ook niet) (Westlands)
  28. hang dat mèr aoën zënë stat (=vergeet het maar ! Dat krijg je niet !) (Munsterbilzen - Minsters)
  29. Heb ik een houteren bakkus (=krijg ik niks te drinken) (brabants)
  30. hi drigt ug gen huj in ow schoen (=van hem krijg je niets) (Budels)
  31. hij is zo glad as 'n oal (=op hem krijg je geen vat) (Westerkwartiers)
  32. Hij krijg de duvel voor z'n nieuwejaor. (=hij krijgt op zijn donder) (Utrechts)
  33. Hij krijg geen spoog water van mij, nog geen spoog! (=hij krijgt niets van mij,) (Utrechts)
  34. Hoe kriej't in de harsens (=Hoe krijg je het in je hersens) (Hoogeveens)
  35. Houdoe bakkes nou mar, want sebiet tets ik oe vur oew appel (=Pas nou op, anders krijg je zometeen een klap) (Brabants )
  36. ich gojn dich daodelëk ës iëver mene knie légge (=seffens krijg je een goede pandoering) (Munsterbilzen - Minsters)
  37. ich hëb de kaaê sjoejer op mën praaj (=ik krijg koude rillingen op mijn lijf) (Munsterbilzen - Minsters)
  38. ich kraaig de bibberebitsjes, alleen al bij et gedach (=ik krijg schrik als ik er nog maar aan denk) (Munsterbilzen - Minsters)
  39. ich kraajget haaj op menen ojem (=ik krijg het hier erg benauwd) (Bilzers)
  40. ich wol daste de krampe on zên k krieëgs (=krijg nou wat!) (Munsterbilzen - Minsters)
  41. ich wol daste de kremp èn zen Kl...krië (g) s (=krijg wat!) (Munsterbilzen - Minsters)
  42. ich wol daste de kremp on zen K. kriëgs (=krijg nu toch wat!) (Bilzers)
  43. ich zal dich seffes es goed ieëver ze köpke vrijve (=seffens krijg je meppen) (Munsterbilzen - Minsters)
  44. ich zal oech bedieme eever our lanke vitse (=straks krijg je slaag van me) (Hasselts)
  45. Ich zen 't altaed gewiest, ooch as e kat gejónkt hit (=Ik krijg van alles de schuld) (Stals)
  46. ich zit toe toet aan miene nak (=ik zit helemaal vol; krijg niks meer op) (Heitsers)
  47. Ig krijg doa zenewe van. (=Ik word er nerveus van.) (Beverloos )
  48. ij kom nog wel in mijn straotje (=ik krijg hem nog wel) (Oudenbosch)
  49. ij krijg de schrebelijnn (=hij krijgt maar de restjes) (Knesselaars)
  50. ik krieg dij wel klein!! (=ik krijg jou wel in het gareel!!) (Westerkwartiers)




Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen