244 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `iets`
- iemand iets door de neus boren (=ervoor zorgen dat iemand iets niet krijgt)
- iemand iets heten liegen (=beweren dat iemand gelogen heeft)
- iemand iets in de maag splitsen/stoppen (=iemand met iets opzadelen)
- iemand iets in de mond geven (=iemand de mening van een ander laten geven in plaats van de eigen mening)
- iemand iets in de schoenen schuiven (=iemand aanwijzen als de schuldige of als de verantwoordelijke voor een mislukking)
- iemand iets in het oor bijten (=iemand iets op bitsige wijze influisteren)
- iemand iets in het oor fluisteren (=iemand iets zachtjes zeggen, heimelijk laten weten)
- iemand iets onder de roos vertellen (=iemand in het geheim iets meedelen)
- iemand iets op de mouw spelden (=iemand iets wijsmaken)
- iemand iets op een briefje geven (=ergens heel zeker van zijn)
- iemand iets op zijn brood geven (=iemand onvriendelijk iets verwijten)
- iemand iets voor de voeten gooien (=iemand met iets confronteren)
- iemand iets voor de voeten werpen (=iemand beschuldigen van iets)
- iemand of iets de baas zijn (=iemand of iets kunnen overmeesteren)
- iemand of iets het hoofd bieden (=zich met verstand en beleid verzetten tegen iemand of iets, iemand weerstaan)
- iemand of iets over het hoofd zien (=iemand niet opmerken, vergeten met iemand of iets rekening te houden, iets niet zien)
- iemand op iets aankijken (=over een eigenschap of daad van iemand niet tevreden zijn)
- iets aan banden leggen (=ervoor zorgen dat iets zich niet verder kan uitbreiden)
- iets aan de grote klok hangen (=iets algemeen kenbaar maken)
- iets aan de kaak stellen (=bekend maken wat niet in orde is)
- iets aan de klokreep hangen (=iets algemeen bekend maken)
- iets aan de knikker zijn (=iets niet in orde of aan de hand zijn)
- iets aan de man brengen (=iets verkopen)
- iets aan het handje hebben (=een beetje verkering hebben)
- iets aan het licht brengen (=iets bekend maken wat verborgen is)
- iets aan je laars lappen (=geen notitie nemen van regels, wet of voorschriften)
- iets achter de hand hebben (=iets ter beschikking hebben voor wanneer het nodig mocht zijn (bv nood))
- iets achter de kiezen steken (=iets eten)
- iets achter de knopen hebben (=iets is volbracht of voltooid)
- iets beneden zijn waardigheid achten (=iets niet willen doen omdat men vindt dat men een betere taak waard is)
- iets bij de roes kopen (=iets kopen in de staat zoals het is)
- iets bij de roes verkopen (=iets verkopen in de staat zoals het is)
- iets blauw blauw laten (=iets maar laten voor wat het is, er niet meer over praten)
- iets boven de tafel fietsen (=open kaart spelen met bedoelingen)
- iets breed uitmeten (=uitvoerig (overdreven) over iets praten)
- iets dat krom is recht proberen te praten (=met praten proberen een fout iets goeds te laten lijken)
- iets de deur uit doen (=iets wegdoen)
- iets door de vingers zien (=iets oogluikend toestaan)
- iets door een gekleurde bril zien (=op een bevooroordeelde manier naar de zaak kijken)
- iets door het oog van de schaar halen (=materiaal van op het werk voor jezelf houden / Jezelf oneerlijk zaken toe-eigenen)
- iets een vernisje geven (=iets opkalefateren)
- iets ertegenaan gooien (=ergens geld aan uitgeven)
- iets hoog opnemen (=ergens zeer gekrenkt over zijn)
- iets in de doofpot stoppen (=ergens totaal niet meer over praten, verzwijgen)
- iets in de gaten krijgen (=iets ontdekken, iets zien)
- iets in de groep gooien (=iets in een groep bespreken)
- iets in de melk te brokken hebben (=invloed hebben)
- iets in de pan hakken (=volledig verslaan)
- iets in de schoot geworpen krijgen (=iets verkrijgen zonder al te veel moeite er voor te doen)
- iets in de verf zetten (=beklemtonen, accentueren)
773 betekenissen bevatten `iets`
- bij gebrek aan brood eet men korstjes van pasteien. (=bij gemis aan het gewone moet men zijn toevlucht soms wel tot iets duurders nemen.)
- dat gaat mijn pet te boven (=daar begrijp ik niets van)
- daar geeft de lommerd geen geld op (=daar heb ik niets aan - dat geloof ik niet)
- dat kan al het water van de zee niet afwassen (=daar is niets aan te doen - dat kan je niet wegpraten)
- dat vlas is niet te spinnen (=daar is niets mee te beginnen)
- daar zitten graten in (=daar klopt iets niet)
- dat is algabra voor hem. (=daar snapt hij niets van.)
- dat zal mij een zorg wezen (=daar trek ik me niets van aan)
- daar kan de schoorsteen niet van roken (=dat brengt niets op / men kan niet alleen van vriendelijke woorden leven)
- dat snijdt geen hout (=dat heeft er niets mee te maken; het bewijst niets)
- dat zijn aambeien met slagroom (=dat heeft niets met elkaar te maken)
- dat is andere koek (=dat is heel iets anders)
- dat is het begin van het einde (=dat is het begin van iets dat uiteindelijk verkeerd zal aflopen)
- dat is een ver-van-mijn-bedshow (=dat is iets waar ik me helemaal niet mee bezighoud; dat is iets dat op grote afstand van hier gebeurt)
- iets op je lever hebben (=dat je nog iets wilt uiten, dat er iets is dat je heel erg dwars zit en dat gezegd moet worden)
- dat is zo breed als het lang is (=dat verandert niets aan de zaak)
- daar kun je ketelaar van blijven (=dat zal niets opbrengen)
- de boer op gaan (=de (niet-fysieke) markt opgaan om iets te verkopen / verdwalen / de stad verlaten)
- de boter alleen op zijn koek willen hebben (=de anderen niets gunnen - zelf alles willen hebben)
- het waren allebeiden vuilaards. (=de een verwijt de ander iets waaraan hij zich)
- fris gewaagd is half gewonnen (=de moedigste heeft de meeste kansen om iets te winnen)
- alle zeilen bijzetten (=de uiterste best doen om iets toch te bereiken)
- een deksel op de kop hebben (=de verantwoordelijkheid voor iets nemen)
- de achilleshiel (=de zwakke kant/plek van iets)
- het kind van de rekening (=degene die schade lijdt, terwijl anderen niets hebben)
- zwijgen en denken zal niemand krenken. (=denk na voor je iets zegt wat pijn kan doen)
- je doet de boter in de pan, maar bakt er niks van (=denken dat je iets begrijpt, terwijl je dat niet doet)
- het heen en weer krijgen (=diarree krijgen - vooral gezegd van iets dat helemaal niet bevalt)
- de kop in het zand steken (=doen alsof er geen gevaar dreigt en er niets aan doen)
- Oost-Indisch doof zijn (=doen alsof er niets gehoord wordt)
- je kop in het zand steken (=doen alsof iets (een probleem) er niet is)
- je ogen voor iets sluiten (=doen alsof iets er niet is)
- zwoerd achter je oren hebben. (=doen alsof je iets niet hoort.)
- doen alsof je neus bloedt (=doen alsof je van niets weet)
- je van de domme houden (=doen alsof men van niets weet)
- uit de lucht komen vallen (=doen alsof men van niets weet / erg plotseling en onverwacht)
- verkikkerd zijn (=dol zijn op iemand/iets of verliefd zijn op iemand)
- alle hoop de bodem in (laten) slaan (=door iets geen enkele hoop meer (laten) hebben)
- de regen schuwen en in de sloot vallen (=door iets onaangenaams te ontwijken in nog groter problemen komen)
- al doende leert men (=door iets vaak te doen, leert men hoe het moet.)
- de nekslag geven (=door iets wordt de situatie een te groot probleem waardoor men het niet meer aan kan)
- ondervinding is de beste leermeester (=door iets zelf mee te maken of te oefenen leert men het snelst)
- het beestje bij zijn naam noemen (=duidelijk en precies zeggen hoe je over iets of iemand denkt; precies zeggen hoe iets zit)
- aan de bel trekken (=duidelijk maken dat er iets aan de hand is; duidelijk maken dat er iets niet klopt)
- de neus optrekken (=duidelijk maken dat men iets of iemand niet waardeert)
- iemand de les lezen (=duidelijk zeggen dat iemand iets verkeerds gedaan heeft)
- ambt geeft verstand. (=een baan gekregen hebben zonder er iets van af te weten)
- paradepaard (=een bezit, eigenschap, kunst of vaardigheid waar iets of iemand trots op is)
- een stok achter de deur (=een dreigement om iets gedaan te krijgen)
- een straatje zonder eind (=een eindeloos proces, iets wat nooit ophoudt)
50 dialectgezegden bevatten `iets`
- 't sop es de kule nie wèrd (=aan iets beginnen dat niets oplevert) (Zottegems)
- 't spik in iet hemme (=iets graag doen) (Zichems)
- 't spik in iet hemme (=iets graag doen) (Waanroods)
- 't trekt op ginen ewen slets (=iets dat lelijk is) (Zottegems)
- 't verloor'n schoap is weer trechte (=wanneer men iets teruggevonden heeft) (Westerkwartiers)
- 't weer zit erin (=als iets beschimmeld is) (Westfries)
- 't zijn klodden (=Er is iets mis mee) (Lokers)
- 't zit 'n vijze loos (=er mankeert iets in het hoofd) (Waregems)
- 't zit een zweun in de bjeetn (=er is iets gaande) (Maldegems)
- 't zitn gjeen grautn in (=iets dat vlot naar binnen gaat) (maldegems)
- 't zuur aan main zoetje (=iets dat verkeerd afloopt) (Gents)
- 'tes nen kladpoater (=iets niet goed uitvoeren, niet aan kunnen) (Wetters)
- ‘t zidn gieën groadn in (=iets lekker naar binnenspelen) (Kaprijks)
- ’t er és een oeër in de soep (=er is ruzie, er scheelt iets) (Meers)
- ’t Es beedre ien luis in de panne dan gien vet! (=Beter iets klein dan helemaal niets.) (Evergems)
- ' k haar d' r al lucht van kreeg' n (=ik had er al iets van gehoord) (Westerkwartiers)
- ' t es hier van kzal au gon hemmen (=men heeft mij iets gelapt) (Erps)
- ' t es iet ooëtj de sjikkenbak (=het is iets van weinig waarde) (Ninoofs)
- ' t is in de sacosse (=iets dat afgehandeld is) (Zottegems)
- ' t is uit de noad (=wanneer de draad waarmee iets genaaid is losgaat) (Sint-Niklaas)
- ' t vier oojt a slasjen leupen (=zich sterk inzetten voor iets) (Ninoofs)
- ' t woater in zijne mond krijgen (=veel zin hebben in iets) (Gents)
- a devoren doen (=je best doen, je inzetten voor iets) (Opwijks)
- a eet em een blèis opg'angen (=hij heeft hem iets wijs gemaakt) (Meers)
- A kartesjen zien, a peire zien (=iets ergs meemaken) (Liedekerks)
- a kloe'tn ouètangen (=iets beu zijn) (denderleeuws)
- a moetj op zèn kinne kloppen (=op zijn kin mogen of moeten kloppen iets niet krijgen, m.n. eten of seks) (Meers)
- a stond dur te gèiloeëgen (=watertandend kijken naar iets wat men niet krijgen kan) (Meers)
- a zue spel van mauken (=iets belangrijk achten, overschatten) (Wetters)
- a-ge oewèège nie kietelt, hè de nôot niks (=wanneer je jezelf niet verwent, heb je nooit iets) (Tilburgs)
- A'j de kont uutleent, mo'j deur de ribbe driete (=gezegd tegen iemand die iets uitgeleend heeft zonder het teruggekregen te hebben) (Barghs)
- a't een (h) oend gewist, je beeët: gezegd als iemand iets niet opmerkt of niet vinden kan wat vlak in zijn nabijheid staat of ligt (=had het een hond geweest, hij beet) (Klemskerks)
- aagter iet goan (=iets gaan halen) (Brakels)
- aan d'n êrreme gegaeve, es God gelieëndj (=wie iets geeft, wordt beloond) (Weerts)
- aan de wiet komm'm (=iets via een omweg vernemen) (Westerkwartiers)
- aans nog wat (=anders nog iets) (Westerkwartiers)
- aater get zitte te roeëchële (=al pratend iets proberen te achterhalen) (Munsterbilzen - Minsters)
- achter 't gat iets doen (=in het geniep iets doen) (Sint-Niklaas)
- achter 't net viss'n (=te laat voor iets komen) (Westerkwartiers)
- Achter de bânk goeze (=iets niet van belang vinden) (Weerts)
- Achter de kluud' n luub' n (=iets doen voor iemand) (Hansbeeks)
- achter iets kommen (=iets komen halen) (Wichels)
- achter zaën goare zitte (=iemand tot iets aanzetten) (Winksels)
- aes de as brikt velt de ker (=bang dat er iets verkeerd gaat) (Maasbrees)
- agaken: Op 'n agaken nog iet eet'n (=Heel vlug nog iets eten) (Lebbeeks)
- Agge Wouw op oewe rug aar ange, zoude nie naar Baarege verlange (=Als je Wouw op je rug moest dragen zou je nooit naar Bergen op Zoom verlangen (naar iets verlangen dat zo goed als onbereikbaar is)) (Roosendaals)
- Aje moe kakke moeje kakke e! (=iets wat dringend is moet je doen.) (Hillegem)
- Ak iets doe, doek het goed (=Als ik iets doe, doe ik het goed) (Hoogeveens)
- Al a poer verschietn (=Al uw energie in iets steken) (Bambrugs)
- al kaks doen (=iets zogezegd spontaan doen) (Sint-Niklaas)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen