Spreekwoorden met `iets`

Zoek


244 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `iets`

  1. iemand iets door de neus boren (=ervoor zorgen dat iemand iets niet krijgt)
  2. iemand iets heten liegen (=beweren dat iemand gelogen heeft)
  3. iemand iets in de maag splitsen/stoppen (=iemand met iets opzadelen)
  4. iemand iets in de mond geven (=iemand de mening van een ander laten geven in plaats van de eigen mening)
  5. iemand iets in de schoenen schuiven (=iemand aanwijzen als de schuldige of als de verantwoordelijke voor een mislukking)
  6. iemand iets in het oor bijten (=iemand iets op bitsige wijze influisteren)
  7. iemand iets in het oor fluisteren (=iemand iets zachtjes zeggen, heimelijk laten weten)
  8. iemand iets onder de roos vertellen (=iemand in het geheim iets meedelen)
  9. iemand iets op de mouw spelden (=iemand iets wijsmaken)
  10. iemand iets op een briefje geven (=ergens heel zeker van zijn)
  11. iemand iets op zijn brood geven (=iemand onvriendelijk iets verwijten)
  12. iemand iets voor de voeten gooien (=iemand met iets confronteren)
  13. iemand iets voor de voeten werpen (=iemand beschuldigen van iets)
  14. iemand of iets de baas zijn (=iemand of iets kunnen overmeesteren)
  15. iemand of iets het hoofd bieden (=zich met verstand en beleid verzetten tegen iemand of iets, iemand weerstaan)
  16. iemand of iets over het hoofd zien (=iemand niet opmerken, vergeten met iemand of iets rekening te houden, iets niet zien)
  17. iemand op iets aankijken (=over een eigenschap of daad van iemand niet tevreden zijn)
  18. iets aan banden leggen (=ervoor zorgen dat iets zich niet verder kan uitbreiden)
  19. iets aan de grote klok hangen (=iets algemeen kenbaar maken)
  20. iets aan de kaak stellen (=bekend maken wat niet in orde is)
  21. iets aan de klokreep hangen (=iets algemeen bekend maken)
  22. iets aan de knikker zijn (=iets niet in orde of aan de hand zijn)
  23. iets aan de man brengen (=iets verkopen)
  24. iets aan het handje hebben (=een beetje verkering hebben)
  25. iets aan het licht brengen (=iets bekend maken wat verborgen is)
  26. iets aan je laars lappen (=geen notitie nemen van regels, wet of voorschriften)
  27. iets achter de hand hebben (=iets ter beschikking hebben voor wanneer het nodig mocht zijn (bv nood))
  28. iets achter de kiezen steken (=iets eten)
  29. iets achter de knopen hebben (=iets is volbracht of voltooid)
  30. iets beneden zijn waardigheid achten (=iets niet willen doen omdat men vindt dat men een betere taak waard is)
  31. iets bij de roes kopen (=iets kopen in de staat zoals het is)
  32. iets bij de roes verkopen (=iets verkopen in de staat zoals het is)
  33. iets blauw blauw laten (=iets maar laten voor wat het is, er niet meer over praten)
  34. iets boven de tafel fietsen (=open kaart spelen met bedoelingen)
  35. iets breed uitmeten (=uitvoerig (overdreven) over iets praten)
  36. iets dat krom is recht proberen te praten (=met praten proberen een fout iets goeds te laten lijken)
  37. iets de deur uit doen (=iets wegdoen)
  38. iets door de vingers zien (=iets oogluikend toestaan)
  39. iets door een gekleurde bril zien (=op een bevooroordeelde manier naar de zaak kijken)
  40. iets door het oog van de schaar halen (=materiaal van op het werk voor jezelf houden / Jezelf oneerlijk zaken toe-eigenen)
  41. iets een vernisje geven (=iets opkalefateren)
  42. iets ertegenaan gooien (=ergens geld aan uitgeven)
  43. iets hoog opnemen (=ergens zeer gekrenkt over zijn)
  44. iets in de doofpot stoppen (=ergens totaal niet meer over praten, verzwijgen)
  45. iets in de gaten krijgen (=iets ontdekken, iets zien)
  46. iets in de groep gooien (=iets in een groep bespreken)
  47. iets in de melk te brokken hebben (=invloed hebben)
  48. iets in de pan hakken (=volledig verslaan)
  49. iets in de schoot geworpen krijgen (=iets verkrijgen zonder al te veel moeite er voor te doen)
  50. iets in de verf zetten (=beklemtonen, accentueren)

773 betekenissen bevatten `iets`

  1. bij gebrek aan brood eet men korstjes van pasteien. (=bij gemis aan het gewone moet men zijn toevlucht soms wel tot iets duurders nemen.)
  2. dat gaat mijn pet te boven (=daar begrijp ik niets van)
  3. daar geeft de lommerd geen geld op (=daar heb ik niets aan - dat geloof ik niet)
  4. dat kan al het water van de zee niet afwassen (=daar is niets aan te doen - dat kan je niet wegpraten)
  5. dat vlas is niet te spinnen (=daar is niets mee te beginnen)
  6. daar zitten graten in (=daar klopt iets niet)
  7. dat is algabra voor hem. (=daar snapt hij niets van.)
  8. dat zal mij een zorg wezen (=daar trek ik me niets van aan)
  9. daar kan de schoorsteen niet van roken (=dat brengt niets op / men kan niet alleen van vriendelijke woorden leven)
  10. dat snijdt geen hout (=dat heeft er niets mee te maken; het bewijst niets)
  11. dat zijn aambeien met slagroom (=dat heeft niets met elkaar te maken)
  12. dat is andere koek (=dat is heel iets anders)
  13. dat is het begin van het einde (=dat is het begin van iets dat uiteindelijk verkeerd zal aflopen)
  14. dat is een ver-van-mijn-bedshow (=dat is iets waar ik me helemaal niet mee bezighoud; dat is iets dat op grote afstand van hier gebeurt)
  15. iets op je lever hebben (=dat je nog iets wilt uiten, dat er iets is dat je heel erg dwars zit en dat gezegd moet worden)
  16. dat is zo breed als het lang is (=dat verandert niets aan de zaak)
  17. daar kun je ketelaar van blijven (=dat zal niets opbrengen)
  18. de boer op gaan (=de (niet-fysieke) markt opgaan om iets te verkopen / verdwalen / de stad verlaten)
  19. de boter alleen op zijn koek willen hebben (=de anderen niets gunnen - zelf alles willen hebben)
  20. het waren allebeiden vuilaards. (=de een verwijt de ander iets waaraan hij zich)
  21. fris gewaagd is half gewonnen (=de moedigste heeft de meeste kansen om iets te winnen)
  22. alle zeilen bijzetten (=de uiterste best doen om iets toch te bereiken)
  23. een deksel op de kop hebben (=de verantwoordelijkheid voor iets nemen)
  24. de achilleshiel (=de zwakke kant/plek van iets)
  25. het kind van de rekening (=degene die schade lijdt, terwijl anderen niets hebben)
  26. zwijgen en denken zal niemand krenken. (=denk na voor je iets zegt wat pijn kan doen)
  27. je doet de boter in de pan, maar bakt er niks van (=denken dat je iets begrijpt, terwijl je dat niet doet)
  28. het heen en weer krijgen (=diarree krijgen - vooral gezegd van iets dat helemaal niet bevalt)
  29. de kop in het zand steken (=doen alsof er geen gevaar dreigt en er niets aan doen)
  30. Oost-Indisch doof zijn (=doen alsof er niets gehoord wordt)
  31. je kop in het zand steken (=doen alsof iets (een probleem) er niet is)
  32. je ogen voor iets sluiten (=doen alsof iets er niet is)
  33. zwoerd achter je oren hebben. (=doen alsof je iets niet hoort.)
  34. doen alsof je neus bloedt (=doen alsof je van niets weet)
  35. je van de domme houden (=doen alsof men van niets weet)
  36. uit de lucht komen vallen (=doen alsof men van niets weet / erg plotseling en onverwacht)
  37. verkikkerd zijn (=dol zijn op iemand/iets of verliefd zijn op iemand)
  38. alle hoop de bodem in (laten) slaan (=door iets geen enkele hoop meer (laten) hebben)
  39. de regen schuwen en in de sloot vallen (=door iets onaangenaams te ontwijken in nog groter problemen komen)
  40. al doende leert men (=door iets vaak te doen, leert men hoe het moet.)
  41. de nekslag geven (=door iets wordt de situatie een te groot probleem waardoor men het niet meer aan kan)
  42. ondervinding is de beste leermeester (=door iets zelf mee te maken of te oefenen leert men het snelst)
  43. het beestje bij zijn naam noemen (=duidelijk en precies zeggen hoe je over iets of iemand denkt; precies zeggen hoe iets zit)
  44. aan de bel trekken (=duidelijk maken dat er iets aan de hand is; duidelijk maken dat er iets niet klopt)
  45. de neus optrekken (=duidelijk maken dat men iets of iemand niet waardeert)
  46. iemand de les lezen (=duidelijk zeggen dat iemand iets verkeerds gedaan heeft)
  47. ambt geeft verstand. (=een baan gekregen hebben zonder er iets van af te weten)
  48. paradepaard (=een bezit, eigenschap, kunst of vaardigheid waar iets of iemand trots op is)
  49. een stok achter de deur (=een dreigement om iets gedaan te krijgen)
  50. een straatje zonder eind (=een eindeloos proces, iets wat nooit ophoudt)

50 dialectgezegden bevatten `iets`

  1. 't sop es de kule nie wèrd (=aan iets beginnen dat niets oplevert) (Zottegems)
  2. 't spik in iet hemme (=iets graag doen) (Zichems)
  3. 't spik in iet hemme (=iets graag doen) (Waanroods)
  4. 't trekt op ginen ewen slets (=iets dat lelijk is) (Zottegems)
  5. 't verloor'n schoap is weer trechte (=wanneer men iets teruggevonden heeft) (Westerkwartiers)
  6. 't weer zit erin (=als iets beschimmeld is) (Westfries)
  7. 't zijn klodden (=Er is iets mis mee) (Lokers)
  8. 't zit 'n vijze loos (=er mankeert iets in het hoofd) (Waregems)
  9. 't zit een zweun in de bjeetn (=er is iets gaande) (Maldegems)
  10. 't zitn gjeen grautn in (=iets dat vlot naar binnen gaat) (maldegems)
  11. 't zuur aan main zoetje (=iets dat verkeerd afloopt) (Gents)
  12. 'tes nen kladpoater (=iets niet goed uitvoeren, niet aan kunnen) (Wetters)
  13. ‘t zidn gieën groadn in (=iets lekker naar binnenspelen) (Kaprijks)
  14. ’t er és een oeër in de soep (=er is ruzie, er scheelt iets) (Meers)
  15. ’t Es beedre ien luis in de panne dan gien vet! (=Beter iets klein dan helemaal niets.) (Evergems)
  16. ' k haar d' r al lucht van kreeg' n (=ik had er al iets van gehoord) (Westerkwartiers)
  17. ' t es hier van kzal au gon hemmen (=men heeft mij iets gelapt) (Erps)
  18. ' t es iet ooëtj de sjikkenbak (=het is iets van weinig waarde) (Ninoofs)
  19. ' t is in de sacosse (=iets dat afgehandeld is) (Zottegems)
  20. ' t is uit de noad (=wanneer de draad waarmee iets genaaid is losgaat) (Sint-Niklaas)
  21. ' t vier oojt a slasjen leupen (=zich sterk inzetten voor iets) (Ninoofs)
  22. ' t woater in zijne mond krijgen (=veel zin hebben in iets) (Gents)
  23. a devoren doen (=je best doen, je inzetten voor iets) (Opwijks)
  24. a eet em een blèis opg'angen (=hij heeft hem iets wijs gemaakt) (Meers)
  25. A kartesjen zien, a peire zien (=iets ergs meemaken) (Liedekerks)
  26. a kloe'tn ouètangen (=iets beu zijn) (denderleeuws)
  27. a moetj op zèn kinne kloppen (=op zijn kin mogen of moeten kloppen iets niet krijgen, m.n. eten of seks) (Meers)
  28. a stond dur te gèiloeëgen (=watertandend kijken naar iets wat men niet krijgen kan) (Meers)
  29. a zue spel van mauken (=iets belangrijk achten, overschatten) (Wetters)
  30. a-ge oewèège nie kietelt, hè de nôot niks (=wanneer je jezelf niet verwent, heb je nooit iets) (Tilburgs)
  31. A'j de kont uutleent, mo'j deur de ribbe driete (=gezegd tegen iemand die iets uitgeleend heeft zonder het teruggekregen te hebben) (Barghs)
  32. a't een (h) oend gewist, je beeët: gezegd als iemand iets niet opmerkt of niet vinden kan wat vlak in zijn nabijheid staat of ligt (=had het een hond geweest, hij beet) (Klemskerks)
  33. aagter iet goan (=iets gaan halen) (Brakels)
  34. aan d'n êrreme gegaeve, es God gelieëndj (=wie iets geeft, wordt beloond) (Weerts)
  35. aan de wiet komm'm (=iets via een omweg vernemen) (Westerkwartiers)
  36. aans nog wat (=anders nog iets) (Westerkwartiers)
  37. aater get zitte te roeëchële (=al pratend iets proberen te achterhalen) (Munsterbilzen - Minsters)
  38. achter 't gat iets doen (=in het geniep iets doen) (Sint-Niklaas)
  39. achter 't net viss'n (=te laat voor iets komen) (Westerkwartiers)
  40. Achter de bânk goeze (=iets niet van belang vinden) (Weerts)
  41. Achter de kluud' n luub' n (=iets doen voor iemand) (Hansbeeks)
  42. achter iets kommen (=iets komen halen) (Wichels)
  43. achter zaën goare zitte (=iemand tot iets aanzetten) (Winksels)
  44. aes de as brikt velt de ker (=bang dat er iets verkeerd gaat) (Maasbrees)
  45. agaken: Op 'n agaken nog iet eet'n (=Heel vlug nog iets eten) (Lebbeeks)
  46. Agge Wouw op oewe rug aar ange, zoude nie naar Baarege verlange (=Als je Wouw op je rug moest dragen zou je nooit naar Bergen op Zoom verlangen (naar iets verlangen dat zo goed als onbereikbaar is)) (Roosendaals)
  47. Aje moe kakke moeje kakke e! (=iets wat dringend is moet je doen.) (Hillegem)
  48. Ak iets doe, doek het goed (=Als ik iets doe, doe ik het goed) (Hoogeveens)
  49. Al a poer verschietn (=Al uw energie in iets steken) (Bambrugs)
  50. al kaks doen (=iets zogezegd spontaan doen) (Sint-Niklaas)




Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen