Spreekwoorden met `hebben`

Zoek


383 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `hebben`

  1. de schurft aan iets hebben (=iets erg vervelend vinden)
  2. de slappe lach hebben/krijgen (=niet kunnen stoppen met lachen)
  3. de smoor in hebben (=er een geweldige hekel aan hebben)
  4. de teugels in handen hebben/houden (=de leiding hebben/houden)
  5. de tijd aan zich hebben (=weinig of niets te doen hebben)
  6. de touwtjes in handen hebben (=de controle hebben over een situatie.)
  7. de varkens geschoren hebben (=weinig opbrengst hebben)
  8. de waarheid in pacht hebben (=denken de enige te zijn die de waarheid kent of vertelt)
  9. de wereld in een doosje hebben (=tevreden en gelukkig zijn met wat iemand heeft)
  10. de wijsheid in pacht hebben (=erg verstandig zijn of althans doen alsof)
  11. de wind eronder hebben (=de ondergeschikten hebben angst)
  12. de wind in de zeilen hebben (=voorspoed hebben)
  13. denken moet je aan een paard overlaten, die hebben een groter hoofd. (=je moet niet te veel denken)
  14. die de minste tanden hebben, kauwen het meest (=de domste mensen voeren gewoonlijk het hoogste woord)
  15. een (goede) neus voor iets hebben (=precies aanvoelen hoe iets moet of gaat)
  16. een aal bij de staart hebben (=een lastige taak ondernemen)
  17. een aap op de schouder hebben (=een probleem hebben waar je niet vanaf komt.)
  18. een antenne hebben voor iets (=iets goed aanvoelen)
  19. een appeltje met iemand te schillen hebben (=nog een vervelend onderwerp met iemand te bepraten hebben)
  20. een bek als een hooischuur hebben (=een grote mond hebben)
  21. een blinde passagier hebben. (=in verwachting zijn)
  22. een bom inhebben. (=dronken zijn.)
  23. een bord voor de kop hebben (=niet voor andere zienswijzen openstaan)
  24. een brede rug hebben (=veel kunnen verdragen)
  25. een dak boven zijn hoofd hebben (=woonruimte hebben, onderdak hebben)
  26. een deksel op de kop hebben (=de verantwoordelijkheid voor iets nemen)
  27. een dikke huid hebben (=veel kunnen verdragen)
  28. een ei op hebben (=niets durven te zeggen)
  29. een eitje met iemand te pellen hebben (=hetzelfde als: een appeltje met iemand te schillen hebben. Nog iets met iemand moeten oplossen.)
  30. een fijne neus hebben (=gemakkelijk iets ontdekken, snel iets aanvoelen)
  31. een fluwelen tong hebben (=met gladde woorden mensen kunnen overtuigen)
  32. een gat in zijn hand hebben (=geld te gemakkelijk uitgeven)
  33. een glaasje op hebben (=alcohol te hebben genuttigd)
  34. een gladde tong hebben (=goed kunnen praten, het goed kunnen uitleggen)
  35. een goed mondstuk hebben (=goed kunnen spreken)
  36. een gouden dak op het huis hebben (=wonen in een huis dat gebouwd is met geleend geld)
  37. een gouden hart hebben (=heel aardig/lief zijn)
  38. een grote mond hebben/opzetten (=brutaal zijn)
  39. een haaienmaag hebben (=alles kunnen verorberen)
  40. een hard hoofd in iets hebben (=er geen oplossing in zien)
  41. een harde huid hebben (=veel kunnen verdragen)
  42. een harde nek hebben (=erg onbuigzaam zijn)
  43. een hart van goud hebben (=zeer vriendelijk en behulpzaam zijn.)
  44. een hart van steen hebben (=geen medelijden met anderen hebben)
  45. een ijzer in het vuur hebben (=een plan hebben dat nog onbekend is voor de buitenwereld)
  46. een kater hebben (=zich beroerd en vervelend voelen (meestal na te veel alcohol))
  47. een keel als schuurpapier hebben (=een erg droge keel (keelpijn) hebben)
  48. een klap van de molen (beet) hebben (=niet goed bij het verstand zijn)
  49. een klap van de molen gekregen hebben (=niet goed meer bij verstand zijn)
  50. een klein hartje hebben (=weinig durven/gauw bang zijn)

373 betekenissen bevatten `hebben`

  1. leven als een god in Frankrijk (=een aangenaam en zorgeloos leven hebben)
  2. ambt geeft verstand. (=een baan gekregen hebben zonder er iets van af te weten)
  3. iets aan het handje hebben (=een beetje verkering hebben)
  4. een schollekop (vissenkop) hebben (=een boeventronie hebben)
  5. een verborgen agenda hebben (=een doel hebben dat voor de anderen verborgen gehouden wordt, bijvoorbeeld in een samenwerkingsverband)
  6. een keel als schuurpapier hebben (=een erg droge keel (keelpijn) hebben)
  7. de mier aan iets/iemand hebben (=een erge hekel hebben)
  8. onder het mes zitten (=een examen hebben, in angstige omstandigheden zitten)
  9. het juiste midden vinden (=een goed evenwicht vinden tussen twee tegengestelde aanpakken. Bijvoorbeeld, als het er om gaat hoeveel bevoegdheden de politie moet hebben om de rechtsstaat te handhaven)
  10. goed te boek staan (=een goede reputatie hebben)
  11. een bek als een hooischuur hebben (=een grote mond hebben)
  12. een uil vangen (=een grote strop hebben)
  13. het land hebben aan iets/iemand (=een hartgrondige afkeer hebben)
  14. een hoofd als een ijzeren pot. (=een heel goed geheugen hebben)
  15. iemand niet kunnen luchten of zien (=een hekel aan iemand hebben)
  16. peper in je achterwerk hebben (=een hoog tempo hebben)
  17. niet het zout op zijn patatten verdienen (=een klein inkomen hebben)
  18. één uur van onbedachtzaamheid, kan maken dat men jaren schreit (=één moment van onvoorzichtigheid kan verschrikkelijke gevolgen hebben)
  19. het hart op de goede plaats hebben (=een oprecht en menslievend karakter hebben)
  20. een ijzer in het vuur hebben (=een plan hebben dat nog onbekend is voor de buitenwereld)
  21. een onbekookt plan (hebben) (=een plan hebben waar niet goed over is nagedacht)
  22. een aap op de schouder hebben (=een probleem hebben waar je niet vanaf komt.)
  23. zo rood als een kreeft (=een rode kleur hebben. (kreeft wordt knalrood tijdens het koken))
  24. de slaap der rechtvaardigen slapen (=een schoon geweten hebben)
  25. te boek staan. (=een schuld hebben.)
  26. met het verkeerde been uit bed stappen (=een slecht humeur hebben)
  27. slecht gemutst zijn (=een slecht humeur hebben)
  28. de muts stond hem scheef. (=een slecht humeur hebben)
  29. de muts zich verkeerd staan (=een slecht humeur hebben)
  30. veel wit in de ogen hebben (=een slechte aard hebben)
  31. het verkorven hebben (=een slechte beurt gemaakt hebben bij iemand)
  32. water in je kelder hebben (staan) (=een te korte broek aanhebben)
  33. ergens geen kwaad kunnen doen. (=een zeer positieve reputatie hebben ongeacht wat je doet)
  34. een geheugen als een garnaal (=een zeer slecht geheugen hebben)
  35. voor de kat zijn viool iets hebben gedaan (=een zinloze inspanning hebben geleverd)
  36. recht in zijn schoenen lopen/staan (=eerlijk zijn, niets misdaan hebben)
  37. de haren uit het hoofd trekken (=enorm veel spijt hebben)
  38. er oog voor hebben (=er de waarde van inzien of aandacht voor hebben)
  39. de smoor in hebben (=er een geweldige hekel aan hebben)
  40. balen als een stier (=er een gloeiende hekel aan hebben)
  41. er een hele kluif aan hebben (=er een heel probleem aan hebben)
  42. de pest aan iets (gezien) hebben (=er een hekel aan hebben)
  43. het zuur hebben (=er een hekel aan hebben)
  44. er een broertje aan dood hebben (=er een hekel aan hebben)
  45. er het land aan hebben (=er een hekel aan hebben)
  46. je handen jeuken (=er erg veel zin in hebben te beginnen)
  47. al voor heter vuren gestaan hebben (=er erger meegemaakt hebben)
  48. er geen kind aan hebben (=er geen last mee hebben)
  49. er geen kaas van hebben gegeten (=er geen verstand van hebben)
  50. er verstand van hebben als een kraai van een zaterdag (=er geen verstand van hebben)

50 dialectgezegden bevatten `hebben`

  1. A gen naas ha (=In de gaten hebben) (Nijswillers)
  2. a hei het ze-iel aan (=ze hebben hem gepakt) (hessels)
  3. a jie ' t eh mok ' t ok eh (=als jij het heb moet ik het ook hebben) (Zeeuws)
  4. a leit onder den sloef (=thuis niets te zeggen hebben) (Nijlens)
  5. a melk optrekke (=het koud hebben) (Opwijks)
  6. a vloog mè mé gieël zénnen battaklang buiten (=hij vloog met zijn hebben en houden buiten) (Meers)
  7. a zitj met 't bistjen (=een kater hebben) (Meers)
  8. A'j de kont uutleent, mo'j deur de ribbe driete (=gezegd tegen iemand die iets uitgeleend heeft zonder het teruggekregen te hebben) (Barghs)
  9. A'j nen döl noar t maark steurt, hebt de koopleu wil (=Als je een sufferd naar de markt stuurt, hebben de kooplui plezier) (Twents)
  10. aa diëre (poëte) hëbbe aa sjarniere (=oude mensen hebben versleten gewrichten) (Munsterbilzen - Minsters)
  11. aahee oak van dee boter gefret (=ze hebben hem ook liggen) (Antwerps)
  12. Aan de dunne zien, slingerschiet hebbe, aan de reeskak (=Buikloop hebben) (Venloos)
  13. Aan de dunne zijn /racekak hebben/ Aan de schijt zijn/ Buikloop hebben/ ziekte van le mans hebben (=Diarree hebben.) (Utrechts)
  14. Aan de sji-jt zeen (=Diarree hebben) (Brees)
  15. aan heur heb 'k gien boodschap (=met haar wil ik niets van doen hebben) (Westerkwartiers)
  16. aaner onnerwaarp . . (=ik wil het hierover niet meer hebben) (Westerkwartiers)
  17. aanspraok höbbe (=iemand hebben om mee te praten) (Heitsers)
  18. aard höbbe (=zin hebben) (Steins)
  19. aarges een naore hekel an hên (=ergens een grote hekel aan hebben) (Zwartebroeks)
  20. aater de strontkaar gelopen hëbbe (=sproeten hebben) (Munsterbilzen - Minsters)
  21. aatër zënen troeëg autkoeëme (=geen manieren hebben) (Munsterbilzen - Minsters)
  22. achterkomn voer olf geld (=moeite hebben om te volgen) (Kortemarks)
  23. aende gelak as koolschuppen emme (=grote handen hebben) (Antwerps)
  24. aftrok emmen (=succes hebben) (Meers)
  25. agge die op oew dak krijgt (=daar kun je beter geen onenigheid mee hebben) (Oudenbosch)
  26. Agge gin geld het om te kope, dan kunde oewe kooptaand wel uittrekke (=Geen geld hebben om te kopen, je kooptand uittrekken) (Tilburgs)
  27. aïs oep sai pünt, ... sikuur (zeker <1930) (=over iemand die alles piekfijn in orde wil hebben) (Kalforts)
  28. al oe poer verschooten 'en (=alles opgebruikt hebben) (Maldegems)
  29. allansie ein (=omgang hebben) (Klings)
  30. alle hik van de kaomer zien (=de bekomsten hebben) (Munsterbilzen - Minsters)
  31. altied óntlègk höbbe (=steeds een uitvlucht hebben) (Heitsers)
  32. an d' r dönne zieë, an d' r flotte zieë (=diarree hebben) (Kerkraads)
  33. an der dönne zië (=diarree hebben) (Eys)
  34. an kroemmen aos gebeire (=schijnbaar niks gezien hebben) (Bilzers)
  35. anden ein gelèk koolschuppen (=grote handen hebben) (Sint-Niklaas)
  36. aon dun dunne staon (=diarree hebben) (Oudenbosch)
  37. as alles metloopt hè' we un optocht .... (=als alles meeloopt hebben we een optocht.) (Leewarders)
  38. As dae ziene kop op ei vêrreke stông, lösdje neemes gein spek mieër (=Geen hoge pet van iemand hebben) (Weerts)
  39. as de wichter groeët zeen, doon ze de aojers nao béd (=als ouders geen vat meer op de kinderen hebben) (Weerts)
  40. As ge 't dees op et zèede mor vier uur'n van Gent nie mieër (=Aan deze maaltijd zul je wel genoeg hebben) (Wichels)
  41. as het no 5 oor drug blift hebben de ouj wiever kirmis (=als het na 5 uur ophoudt met regenen blijft het voor die dag droog) (Maasbrees)
  42. As je ut over de duivel heb trap ie m op zijn steert. (=we hebben het net over je (als je het over iemand hebt en plotsklaps staat hij / zij voor je) (Utrechts)
  43. as ne reiger van zeven meter in een fles (=diaree hebben) (Graauws)
  44. as tër daud zin vër de naach (=schrik hebben voor de dood) (Munsterbilzen - Minsters)
  45. as ter daut zin ver get hae deed (shit) en zen broek hae hét de bibber (ebitsjes) ver get hae hét sjrik van ze bijeen doen (=schrik hebben van iets) (Bilzers)
  46. as zieëne kop op e vêrke stông, lözje neemes gein spek mieër (=geen hoge dunk van iemand hebben) (Weerts)
  47. As-t nie kan zo-as 't mut dan mu't-ma zo-as 't kan (=We moeten roeien met de riemen die we hebben) (Epers)
  48. asje 'n ków wiltj mêlleke, mójjen uch bukke (=daar moet je iets voor over hebben) (Weerts)
  49. assët geet onwaere, lope de vérke mèt ne wès strau èn hun maul (=als het gaat onweren, hebben de varkens een garve stro in hun muil) (Munsterbilzen - Minsters)
  50. Ast er iet is.....da welle gekreege hemme van ozze lieven hiejer. Dan ist toch wel `TIJD` en een lijf in ozze bloewete. Ge zoo zot mutte zen, oem da deur een aander te loate verkloewete. (=Als er iets is dat we gekregen hebben van onzen Lieven Heer, dan is het toch wel `TIJD` en een lichaam in onzen bloten. Ge zou toch gek moeten zijn, om dat door iemand anders let laten verkloten.) (Geels)




Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen