732 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `aan`
- aan de vruchten kent men de boom (=aan de nakomelingen kent men de ouders)
- aan de weg timmeren (=veel activiteiten ontplooien en daarmee naar buiten treden om verandering en vernieuwing te bewerkstelligen)
- aan de zwabber zijn (=een onbezorgd leventje leiden)
- aan de zwier zijn (=uitgaan, drinken)
- aan dovemans deur kloppen (=vragen terwijl men geen gunstig antwoord hoeft te verwachten)
- aan een balk, die uit het bos gehaald wordt, moet veel gehakt worden, voor hij in het huis past (=in een religieuze groep, vereniging, etc,: je kunt leden uit een gemeenschap winnen, maar hun moet wel geleerd worden zich aan te passen)
- aan een been knagen (=langdurig vergeefs bezig zijn)
- aan een boom zo vol geladen, mist men een twee pruimpjes niet (=als er van iets grote hoeveelheden zijn, kan er wel wat gemist worden)
- aan een dood paard trekken. (=je inspannen voor iets, dat tot mislukken gedoemd is)
- aan een goed kantoor zijn (=op de juiste plaats zijn)
- aan een klein vogeltje past geen grote bek. (=kinderen moeten gehoorzamen)
- aan een oor doof zijn (=iets niet willen horen)
- aan een oud dak moet je veel herstellen (=verouderde zaken vergen nu eenmaal onderhoud)
- aan een stuk door (=ononderbroken)
- aan een touw trekken (=eensgezind optreden)
- aan een touwtje hebben (=in zijn macht hebben)
- aan een zijden draadje hangen (=de kansen zijn nog niet verkeken, maar het scheelt erg weinig)
- aan elkaar gewaagd zijn (=beiden vrijwel evenwaardig zijn)
- aan elkaar hangen als droog zand (=geen enkele samenhang vertonen)
- aan elkaar knopen (=gegevens samenvoegen)
- aan elke goede visser ontsnapt wel eens een aal (=iedereen maakt wel eens een foutje)
- aan gene zijde van het graf (=na de dood)
- aan handen en voeten gebonden zijn (=geen kant op kunnen)
- aan het (sleep)touw houden (=bezig houden / aan het lijntje houden)
- aan het andere eind van de wereld (=heel ver weg)
- aan het eind van zijn akker zijn (=het geld is op)
- aan het eind van zijn Latijn zijn (=uitgeput zijn)
- aan het klokzeel hangen (=bekend maken)
- aan het kortste eind trekken (=in de ongunstigste positie zijn / verliezen)
- aan het laatje zitten (=bij de bron zitten / geld hebben)
- aan het langste eind trekken (=in de voordeligste positie zijn)
- aan het licht brengen (=bekend maken (bijz. van ongunstige dingen))
- aan het licht komen (=bekend worden van ongunstige dingen)
- aan het lijf schieten (=haastig aantrekken (kleding))
- aan het lijntje hebben/houden (=aan de praat houden / beloven, maar steeds weer uitstellen)
- aan het roer zitten/staan (=de leiding hebben)
- aan het verkeerde kantoor zijn (=iemand die je niet kan helpen)
- aan het verstand brengen (=duidelijk maken)
- aan het vinkentouw zitten (=in spanning iets afwachten en graag door willen)
- aan hetzelfde euvel mank gaan (=dezelfde fouten maken als iemand anders)
- aan iemands leiband (=door iemand geleid)
- aan iemands lippen hangen (=aandachtig luisteren)
- aan iemands voeten liggen (=iemand vereren, een absolute fan van iemand zijn)
- aan iets blijven hangen (=ergens verstrikt in raken, ermee bezig blijven)
- aan je palen trekken (=zonder mededeling inpakken en wegwezen)
- aan kant doen (=opruimen)
- aan lager wal geraken (=fortuin verliezen; arm en berooid worden)
- aan mijn lijf geen polonaise (=van mij moet je afblijven)
- aan mijn nooit niet (=geen sprake van)
- aan zijn broek krijgen (=ermee opgescheept worden)
821 betekenissen bevatten `aan`
- de tongen losmaken (=aanleiding geven tot gepraat)
- voor lief nemen (=aanvaarden)
- in het eerst (=aanvankelijk)
- kinderen die zwijgen zullen ook nooit wat krijgen (=aanvulling op `Kinderen die vragen worden overgeslagen.`)
- werelds goed is eb en vloed (=aardse goederen komen en gaan)
- een zeperd halen (=afgaan)
- de derde streng houdt de kabel. (=alle goede dingen bestaan in drieën)
- het gelag betalen (=alle kosten moeten betalen terwijl ook anderen er schuld aan hebben)
- geld stinkt niet (=alle manieren om aan geld te komen zijn toegestaan)
- alles op haren en snaren zetten (=alle middelen aanwenden / alles in het werk stellen)
- niets afslaan behalve vliegen (=alles aannemen)
- alles door het halsgat jagen (=alles opmaken aan eten en drinken)
- iemand om zijn vinger (kunnen) winden (=alles van iemand gedaan (kunnen) krijgen of alles mogen)
- ad acta leggen (=als afgedaan beschouwen)
- als het niet gaat zoals het moet, dan moet het zoals het gaat (=als de ideale situatie niet haalbaar is, moet je je aanpassen aan de omstandigheden.)
- liggende maan, staande matrozen. (=als de maan op zijn kant staat komt er storm op zee)
- de ratten verlaten het zinkende schip (=als de omstandigheden verslechteren denken sommigen alleen aan zichzelf en vertrekken)
- vele handen maken licht werk (=als een karwei samen wordt opgepakt is het snel en gemakkelijk gedaan)
- eén rotte appel in de mand, maakt al het gave fruit te schand (=als één persoon uit een groep zich misdraagt, wordt de hele groep erop aangekeken. / Een negatieve beïnvloeding van één persoon kan vele anderen op het slechte pad brengen.)
- de kat de bel aanbinden (=als eerste een begin maken aan iets moeilijks (een lastige klus of een ingewikkeld gesprek))
- de spits afbijten (=als eerste ergens aan beginnen aan iets moeilijks)
- waar aas is vliegen kraaien (=als er iets te halen valt staat iedereen vooraan)
- als je geschoren wordt, moet je stilzitten (=als er scherpe kritiek op je is (je wordt geschoren), kun je beter rustig wachten tot het voorbij is, in plaats van erop in te gaan)
- als puntje bij paaltje komt (=als het erop aankomt)
- bij nacht zijn alle katjes grauw en alle mondjes even nauw (=als het erop aankomt zijn we allen gelijk)
- morgen gaat het beter (=als het vandaag niet zo best is gegaan...)
- dan moet de wal het schip maar keren (=als iemand niet vooraf rekening houdt met een naderend probleem, dan moet het probleem maar daadwerkelijk in volle omvang ontstaan, en dan alsnog worden opgelost)
- eén kwade dag maakt de winter niet. (=als iets verkeerd gaat, hoeft nog niet alles verkeerd te gaan.)
- wie zijn ogen sluit, waant zich in Rome (=als je de realiteit negeert, ben je niet bewust van wat er werkelijk gaande is.)
- een pakje wordt een zakje. (=als je een probleem niet aanpakt kan het zich uitbreiden en erger worden.)
- wie a zegt moet ook b zeggen (=als je eenmaal ergens aan begonnen bent, moet je het ook afmaken)
- wie scheep is moet varen (=als je ergens aan begonnen bent moet je er mee voortdoen)
- opgestaan is plaats vergaan (=als je even wegloopt kan iemand anders op je stoel gaan zitten)
- wie appelen vaart, die appelen eet (=als je handelt in bepaalde goederen, dan zul je deze zelf waarschijnlijk ook gebruiken. / Iemand die bepaalde werkzaamheden voor een ander moet verrichten, geniet daar doorgaans zelf ook van)
- een spiering is vis als er anders niet is (=als je honger hebt, ben je niet kieskeurig / bij gebrek aan beter)
- een man een man, een woord een woord (=als je iets hebt beloofd, dan moet je je daar ook aan houden)
- geen bericht is goed bericht (=als je niet weet hoe het met iets of iemand gaat, kun je ervan uitgaan dat het goed gaat, zolang je geen slecht bericht ontvangt)
- kalmte zal je redden (=als je rustig blijft gaan de dingen beter)
- een gegeven paard mag men niet in de bek kijken. (=als men een geschenk krijgt, dan moet men niet zoeken of er hier of daar wat aan mankeert.)
- oude paarden jaagt men aan de dijk (=als men zijn taak niet goed meer aankan, wordt men ontslagen)
- haar wil is wet (=als wat zij wil niet gebeurt, dan ontstaan er grote conflicten)
- altijd de kwade pier zijn (=altijd als de schuldige aangewezen worden)
- draaien als een molen (=altijd meegaan met de heersende mening - naar de mond van de toehoorder praten)
- armoede zoekt list. (=armoede dwingt om op zoek te gaan naar alternatieve manieren om rond te komen)
- keur baart angst. (=bang zijn om niet de goede keuze te maken door een teveel aan opties)
- de paal door de oven werken (=bankroet gaan)
- de paal door de oven steken (=bankroet gaan, zich te gronde richten)
- te goeder naam en faam bekend staan (=bekend staan voor goede dingen)
- gewicht hechten aan (=belang hechten aan)
- van je buik een afgod maken (=belang hechten aan lekker eten en drinken)
50 dialectgezegden bevatten `aan`
- 't is vanstei; 't is opzij (=het is aan de zijkant) (Sint-Niklaas)
- 't kan me ginnen bal skillen (=ik trek het mij helemaal niet aan) (Meers)
- 't kan me ni bommen (=ik trek het me niet aan) (Meers)
- 't lijt altied an 'e scheuvels, nooit an 'e scheuvellober (=het verliezen ligt nooit aan de verliezer) (Westerkwartiers)
- 't lijt niet aan heur dat de oorlog nog niet aofloop'm is (=het is een wel heel simpel iemand) (Westerkwartiers)
- 't mes snit aan twee kant'n (=zo versterk je elkaar) (Westerkwartiers)
- 't Mets in 't verke laote sjteake (=Niet afmaken waar je aan begonnen bent) (Mechels (NL))
- 't ol an je gat angn (=al je geld aan je kleding besteden) (Veurns)
- 't padje waarm hold'n (=mensen regelmatig aan iets herinneren) (Westerkwartiers)
- 't regent neig, 't regent aa wijven (=het is hard aan het regenen) (Sint-Niklaas)
- 't schaup es de preut af (=er is niets meer aan te doen) (Moes)
- 't schoap is de preut af (=daar is niks meer aan te doen, het is gedaan) (Sint-Niklaas)
- 't sop es de kule nie wèrd (=aan iets beginnen dat niets oplevert) (Zottegems)
- 't spek aan zijn been hebben (=het kind van de rekening zijn) (Lovendegems)
- 't swieët liuëp lans de spledde va mij gat (=ik ben heel hevig aan het zweten) (Kaprijks)
- 't venien zit em in 'e steert (=aan het einde komt nog tegenslag) (Westerkwartiers)
- 't vleis veur de roet'n en de botten op bedde (=al het geld uitgeven aan uiterlijk vertoon) (Staphorsts)
- 't vlieg (gelijk) nadde (=het is lichtjes aan het regenen) (Kaprijks)
- 't wark priest zien meester (=aan het resultaat herken je de vakman) (Westerkwartiers)
- 't za zè gat voeër'n (=hij zal er moeten aan wennen) (Meers)
- 't zal aan me reet roeste (=ik kan er niet mee zitten) (Rotterdams)
- 't zal au / au gat voaren (=je zult er moeten aan wennen (ook: voordeel door hebben)) (Wichels)
- 't zèen uir aegn luiz'n 'die uir bèet'n (=ze hebben het aan zichzelf te danken) (Wichels)
- 't zitj op zè gat (=aan de grond fig.: het is mislukt) (Meers)
- 't zuur aan main zoetje (=iets dat verkeerd afloopt) (Gents)
- 'tes nen kladpoater (=iets niet goed uitvoeren, niet aan kunnen) (Wetters)
- ‘k trek er mén annen van af (=ik trek er mij niets meer van aan) (Meers)
- ‘t is liuëluk in’t koat an ‘t goan (=het is aan het ontsteken (infecteren)) (Kaprijks)
- ’t zal zé gat voeëren (=hij zal er moeten aan wennen) (Meers)
- (herinnuhr mij er an) ik be net un zeef (=Ik ben erg vergeetachtig Herinner mij er aan ik ben erg vergeetachtig.) (Utrechts)
- (je ken) aan het gas, hebbie licht gratis (=Je kunt het bekijken / zak erin / zoek het uit / val dood) (Utrechts)
- ' em de bladere aan harreke (=iemand anders de schuld geven) (Westlands)
- ' k ooëre ' t oi gèrn zegg' n (=je verwoording staat mij aan) (Waregems)
- ' k zijn ier mij kluueten aun ' t afdrauen (=ik ben hier aan het zwoegen) (Lokers)
- ' t is a (n) jundre (=het is aan jullie) (West-vlaams)
- ' t is aalmoal weer aan kaant (=het is allemaal weer opgeruimd) (Westerkwartiers)
- ' t Kump aan éin deur oet (=Het is één pot nat) (Sittards)
- ' t mes snit an twee kant' n (=hij verdient aan alle kanten) (Westerkwartiers)
- ' t oog' in ze boll' èn (=aan grootheidswaanzin lijden) (Veurns)
- ' t Rare aan gelök is: es te gelök höbs den höbs te geldj g' hadj! (=Het rare aan geluk is: als je geluk hebt, heb je geld gehad!) (Kinroois)
- ' t steekt d' oögn' oit (=niet meer om aan te zien) (Waregems)
- ' t wird tied det t' r ins get aan dae sjnor krieg (=het wordt tijd dat hij een vriendin krijgt) (Roermonds)
- ' t Zal em ' n gotje voere (=Hij weet nog niet waar hij aan begint) (Hals)
- " In ne karreslagn gepist zeker?" (=Vraag aan iemand met een ontstoken oog) (Lokers)
- a ee veel trok (=hij trekt veel vrouwen aan) (Meers)
- a ge bouven zij bellen he (=tegen iemand die in zijn neus aan t' peuteren is) (Ransts)
- à geen zie-j (=aan de andere kant) (Heerlens)
- à gen zie-j (=aan de kant) (Heerlens)
- a hei het ze-iel aan (=ze hebben hem gepakt) (hessels)
- a zitj op de zille van de veerdeer (=nog een week wachten en het is aan ons) (Ninoofs)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen