Spreekwoorden met `iets`

Zoek


244 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `iets`

  1. aan iets blijven hangen (=ergens verstrikt in raken, ermee bezig blijven)
  2. acht slaan op iets (=ergens goed op letten)
  3. achter iets zitten (=er de oorzaak van zijn)
  4. akte van iets nemen (=er nota van nemen - onthouden)
  5. als de dood zijn voor iets (=heel erg bang zijn voor iets)
  6. buiten iets kunnen. (=iets kunnen missen)
  7. daar kan niets van inkomen (=dat zal niet lukken)
  8. de draak met iets steken (=ergens niets van geloven en er grapjes over maken)
  9. de fiets aan de haak hangen (=stoppen met wielrennen)
  10. de hand met iets lichten (=niet scherp opletten, het niet te streng nemen)
  11. de hand op iets leggen (=ergens aan kunnen komen)
  12. de laatste hand aan iets leggen (=iets afmaken/voltooien)
  13. de mier aan iets/iemand hebben (=een erge hekel hebben)
  14. de ogen voor iets sluiten (=oogluikend toelaten)
  15. de pest aan iets (gezien) hebben (=er een hekel aan hebben)
  16. de schurft aan iets hebben (=iets erg vervelend vinden)
  17. de vruchten van iets plukken (=het voordeel van iets hebben)
  18. die niets ontbreekt is rijk. (=wie tevreden is heeft geen geld nodig)
  19. een (goede) neus voor iets hebben (=precies aanvoelen hoe iets moet of gaat)
  20. een antenne hebben voor iets (=iets goed aanvoelen)
  21. een draai aan iets geven (=de waarheid verdraaien)
  22. een hard hoofd in iets hebben (=er geen oplossing in zien)
  23. een open oog voor iets hebben (=voor iets open staan)
  24. een speldje bij iets steken (=een onderwerp niet verder uitdiepen, van gespreksonderwerp veranderen)
  25. een vrouw zonder man is als een vis zonder fiets (=feministische uitspraak)
  26. een zwaar hoofd in iets hebben (=er weinig kans in zien)
  27. een zwak voor iets of iemand hebben (=iets/iemand leuk of aardig vinden)
  28. een zweetje op iets halen (=zich ergens fel voor inspannen)
  29. er is niets nieuws onder de zon (=alles is al eerder vertoond)
  30. er is niets van aan (=het is niet waar)
  31. er mankeert iets in zijn bovenkamer (=hij is niet goed bij zijn verstand)
  32. er schuilt iets achter (=er is meer aan de hand dan op het eerste gezicht lijkt.)
  33. fietsen zijn (=weg zijn, ervandoor zijn)
  34. geef mijn fiets terug (=grapje om Duitsers te wijzen op de Tweede Wereldoorlog, toen er veel fietsen geconfisqueerd werden)
  35. geen boodschap aan iets hebben (=er zich niets van aantrekken)
  36. geen graten in iets vinden (=het niet erg vinden, zich er niet aan storen)
  37. geen oren hebben naar iets (=ergens niet naar willen luisteren)
  38. geld uit iets slaan (=ergens geld aan verdienen)
  39. goed en bloed voor iets offeren (=ergens alles voor over hebben (goed=bezittingen, bloed=het leven))
  40. hartzeer van iets hebben (=er geestelijk onder lijden)
  41. het hoofd breken over iets (=trachten een antwoord te vinden op een moeilijke vraag)
  42. het land aan iets hebben (=aan iets een hekel hebben)
  43. het land hebben aan iets/iemand (=een hartgrondige afkeer hebben)
  44. het leeuwendeel van iets krijgen (=het grootste aandeel van iets krijgen)
  45. iemand doodverven met iets (=iemand bestemd voor een post achten, iemand als de dader van iets afschilderen (doodverf is grondverf)[1])
  46. iemand iets aan de hand doen (=iemand een suggestie geven)
  47. iemand iets aan de neus hangen (=iemand iets vertellen wat die beter niet kan weten)
  48. iemand iets aansmeren (=iemand iets (weinig waardevols) verkopen)
  49. iemand iets betaald zetten (=wraak nemen of straffen)
  50. iemand iets diets maken (=iemand iets wijs maken)

773 betekenissen bevatten `iets`

  1. op de vingers kijken (=(Op een vervelende manier) scherp toezien hoe iemand iets doet, zodat elke fout direct opgemerkt wordt)
  2. as is verbrande turf (=aan een belofte (as = als) heb je niets)
  3. bij iemand in het krijt staan (=aan iemand iets schuldig zijn)
  4. het land aan iets hebben (=aan iets een hekel hebben)
  5. van een mooi bord kun je niet eten (=aan uiterlijk alleen heb je niets)
  6. in zijn eigen vet gaar koken (=aan zijn lot overlaten (iemand die iets misdaan heeft))
  7. op een letter doodblijven (=absoluut niets veranderd willen zien)
  8. de barricades opgaan (=actie voeren om iets voor elkaar te krijgen of juist tegen te houden)
  9. het lood al in de bil hebben (=al gestraft zijn voor iets. (geschoten zijn met een loden kogel))
  10. je vergalopperen (=al te snel iets willen doen)
  11. kreupel of koning. (=alles of niets.)
  12. waar meerderman komt moet minderman wijken (=als een machtig persoon iets zegt, moet de minder machtige zwijgen)
  13. als er één schaap over de dam is, volgen er meer (=als één persoon iets nieuws geprobeerd heeft, durven anderen ook wel)
  14. de kat de bel aanbinden (=als eerste een begin maken aan iets moeilijks (een lastige klus of een ingewikkeld gesprek))
  15. de spits afbijten (=als eerste ergens aan beginnen aan iets moeilijks)
  16. men noemt geen koe bont, of er is een vlekje aan (=als er allerlei vervelende dingen worden verteld is er vast wel iets van waar)
  17. waar aas is vliegen kraaien (=als er iets te halen valt staat iedereen vooraan)
  18. aan een boom zo vol geladen, mist men een twee pruimpjes niet (=als er van iets grote hoeveelheden zijn, kan er wel wat gemist worden)
  19. eens gezegd, blijft gezegd (=als iemand iets belooft moet die dat ook uitvoeren)
  20. als een warm mes door de boter (=als iets erg makkelijk of geleidelijk gaat)
  21. dun door de broek lopen. (=als iets niet mee zal vallen)
  22. uitlekken (=als iets ongewenst publiekelijk bekend wordt)
  23. buiten de kerf gaan (=als iets te ver gaat)
  24. eén kwade dag maakt de winter niet. (=als iets verkeerd gaat, hoeft nog niet alles verkeerd te gaan.)
  25. belofte maakt schuld (=als je iets beloofd hebt moet je dat ook nakomen)
  26. ongevraagd, ongeweigerd (=als je iets doet waarvoor geen toestemming is gevraagd kan het achteraf niet meer geweigerd worden omdat het al gebeurd is)
  27. wie zijn billen brandt, moet op de blaren zitten (=als je iets doms doet, moet je de gevolgen dragen (liefst zonder klagen))
  28. waar een wil is is een weg (=als je iets echt wilt, dan zul je ook slagen /de weg vinden naar je doel)
  29. een man een man, een woord een woord (=als je iets hebt beloofd, dan moet je je daar ook aan houden)
  30. je woorden worden weer thuisgebracht. (=als je iets negatiefs zegt kan dat leiden tot negatieve gevolgen voor jezelf)
  31. van uitstel komt afstel (=als je iets niet meteen doet, loop je het risico dat het nooit meer gebeurt)
  32. uitstel is geen afstel (=als je iets uitstelt wil dat nog niet zeggen dat je het nooit meer gaat doen)
  33. waar geen aardappelen gepoot worden, zullen er ook geen groeien (=als je niet een goed begin voor iets legt, zal er ook niets van worden)
  34. geen bericht is goed bericht (=als je niet weet hoe het met iets of iemand gaat, kun je ervan uitgaan dat het goed gaat, zolang je geen slecht bericht ontvangt)
  35. een geplaveide weg is des duivels oorkussen (=als je niets doet en lui bent, doe je ook niks goeds / mensen die zich vervelen omdat ze niets te doen hebben, kunnen tot de slechts dingen komen daardoor)
  36. handen in de schoot geeft geen brood. (=als je niets doet verdien je ook niets)
  37. geen spreker die een zwijger verbetert. (=als je niets zegt zeg je niets verkeerds)
  38. de liefde kan niet van één kant komen (=als je samen iets doet zal ieder moeten bijdragen)
  39. wie geeft wat hij heeft, is waard dat hij leeft (=als je zoveel geeft zoveel je kunt, dan kan niemand je iets verwijten)
  40. wie vuur eet schijt vonken (=als men iets gevaarlijks onderneemt krijgt men nare gevolgen)
  41. wat het huis verliest, brengt het weer terug (=als men iets in huis zoek maakt, komt het meestal vanzelf weer tevoorschijn)
  42. men moet de schapen scheren maar niet villen (=als men uit hebberigheid de inkomstenbron opoffert heeft men niets meer voor in de toekomst)
  43. een bodemloos vat zijn (=altijd te weinig van iets zijn of opraken)
  44. van leer trekken (=beginnen met vechten, duidelijk laten merken dat iets als vervelend ervaren wordt)
  45. beter een half ei dan een lege dop (=beter iets dan helemaal niets)
  46. beter een blind paard dan een leeg halster. (=beter iets dan niets)
  47. geen slapende honden wakker maken (=beter niet over een bepaald onderwerp beginnen / aan mensen die ergens niets van weten en het er wellicht niet mee eens zijn, niets erover vertellen)
  48. het is kwaad kammen daar geen haar is. (=bij arme mensen valt niets te halen)
  49. je kan geen kaalkop bij het haar vatten (=bij de arme valt niets te rapen)
  50. je kan geen kei het vel afstropen (=bij de arme valt niets te rapen)

50 dialectgezegden bevatten `iets`

  1. `je mot zeker weer iets van me hè / wat mojje nu weer van me? ) *ironisch bedoeld als iemand een beetje slijmt (vaak kinderen die dat doen richting een moeder) (=`je wilt zeker weer iets van mij ` (ironisch als iemand slijmt)) (Utrechts)
  2. `loop toch niet zo te emmeren` (=klooien, zeurderig iets doen, tegen heug en meug iets doen) (Utrechts)
  3. `ònger òs gezag en gezwege` (=wordt gezegd als iets vertrouwelijk is.) (Steins)
  4. `Zo kunde ennen hoeëp stroont nog lekker maken.` (=Als je vindt dat een kok wel erg veel ingrediënten nodig heeft om iets op smaak te brengen zegt men) (Wells)
  5. 'k aa 't an mijn kluoten (=iets toch moeten doen) (Eekloos)
  6. 'k kan 't nie al mee 'n schèrtje knip'n (=als iets niet precies eerlijk verdeeld kan worden) (Zeeuws)
  7. 'k lust er wel schoenen met lakneuzen van (=iets lekker vinden) (Rotterdams)
  8. 'k mag er nie goed op (ô) peizen (=als men vreest dat iets verkeerd gaat aflopen) (Sint-Niklaas)
  9. 'k mankeer iets (=ik heb iets niet bij) (Sint-Niklaas)
  10. 'k voag're mijn gat an (=ik weiger om daar nog iets voor te doen) (Waregems)
  11. 'k was gepakt as ik oordun da zèn broer dood was (=door iets getroffen zijn, verdriet hebben) (Sint-Niklaas)
  12. 'k Zal veu ou is e verken oep nen boom jagen (=iets apart, iets wonderlijks doen) (Mechels (BE))
  13. 'k zeg a mo da (van het frans 'je ne te dis que ça' (=om aan te duiden dat iets heel goed of opmerkelijk is) (Hals)
  14. 'k zo a iet will'n vroagen (=Ik zou je iets willen vragen) (Bambrugs)
  15. 'k zoe je kun'n rekkeveln (=ik zou je iets aan kunnen doen) (Veurns)
  16. 'k zoo'm wel op kanne fréte (=ik kan hem wel iets aandoen) (Luyksgestels)
  17. 'kem het gezêi (=iets gezegd hebben) (Antwerps)
  18. 'kem het int snuetje (=iets door hebben) (Herentals)
  19. 'n loopn'de hond vangt altied wel 'n bot (=iemand die onderweeg is krijgt altijd wel iets) (Westerkwartiers)
  20. 'n oogje ien 't zeil holl'n (=iets in de gaten houden) (Westerkwartiers)
  21. 'n oogje toekniep'm (=iets stiekem toelaten) (Westerkwartiers)
  22. 'n oop'm deur ientrapp'm (=iets meedelen wat iedereen al lang wist) (Westerkwartiers)
  23. 'n Peerd en un hond hinkt um de stront (=Wanneer een paard of een hond maar iets aan hun poten hebben, lopen ze mank) (Achterhoeks)
  24. 'n pisboodschapke doen (=een boodschap doen om iets anders aan de weet te komen) (Westerkwartiers)
  25. 'n vleegendje krej vingtj mieër as 'n zittendje (=je zult er iets voor moeten doen) (Weerts)
  26. 'n worst veurholl'n (=iets moois in het vooruitzicht stellen) (Westerkwartiers)
  27. 'r nie aon ùit kanne (=iets niet kunnen begrijpen) (Luyksgestels)
  28. 't achterste van de too nie loadn zien (=iets verzwijgen) (Kaprijks)
  29. 't al kaks zeigen; al kaks zeétte zot zèn ménink (=zich, zogezegd ongewild maar toch met opzet, iets laten ontvallen) (Sint-Niklaas)
  30. 't dee mij iets (=het heeft me geraakt) (Waregems)
  31. 't è iets in't verkieerde keelgat geskoot'n. (=Ik heb me verslikt.) (Zwevegems)
  32. 't ei ut zijn gat vroagn (=iets te weten willen komen) (Knesselaars)
  33. 't es nen echt'n fiekfak (=hier kan niemand iets mee aanvangen) (Waregems)
  34. 't geldj op de struik leggen (=iets niet betalen) (Meers)
  35. 't gieët 'm locht (=als iemand iets gemakkelijk af gaat) (Weerts)
  36. 't gieët d'n oôve in (=als iets door gaat) (Weerts)
  37. 't is all niet dat oar snien, 't is all die kruljes legn (=als je aan iets begint, moet je het ook kunnen afwerken) (West-Vlaams)
  38. 't is bezijen of ook bachten de hoek bv. (=Achter iets komende of liggende,) (Maldegems)
  39. 't is gien gek die 't veurdut, moar die 't noadut (=degene die iets nadoet is niet goed bezig) (Westerkwartiers)
  40. 't is iets in zijn kele geschodn (=iemand die zich verslikt) (Kaprijks)
  41. 't is moar ne veusschuut gruuet (=iets heel klein) (Bambrugs)
  42. 't is ne sjoefeljeir (=iemand die niets anders doet dan iets kopen en het terug verkopen) (Sint-Niklaas)
  43. 't is uitgekommen (=te voorschijn komen; iets vinden; de waarheid kennen) (Sint-Niklaas)
  44. 't Is van keske schiet (vroeger schoot men met een luchtkarabijn kaarsjes uit op de kermis en kon men een prijsje winnen) (=iets van weinig waarde) (Beerses)
  45. 't is verschoten of verschenen (=iets (vb gordijnen) dat verkleurd is door de zon) (Zottegems)
  46. 't Is zo wisse as een klontie zuut is (=Zeker van iets zijn) (Drents)
  47. 't it gin brooëd (=iets bijhouden kost niets) (Veurns)
  48. 't kingd moet ne noam ein (=een vals reden opgeven voor iets) (Sint-Niklaas)
  49. 't padje waarm hold'n (=mensen regelmatig aan iets herinneren) (Westerkwartiers)
  50. 't smeltj inne mônd, wi-j doevestrônt (=als iets heel lekker is) (Weerts)




Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen