71 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `hoofd`
- boter op je hoofd hebben (=zelf ook schuldig zijn)
- boter op je hoofd smeren en droog brood eten. (=in de war zijn.)
- boven het hoofd groeien (=onoverkomelijk worden)
- boven het hoofd hangen (=te wachten staan)
- de haren uit het hoofd trekken (=enorm veel spijt hebben)
- de hoofden bij elkaar steken (=overleg plegen)
- de hoofdvogel schieten (=een hoofdprijs winnen, maar vaak ironisch bedoeld. Letterlijk: de hoofdvogel is de hoofdprijs bij het vogelschieten)
- denken moet je aan een paard overlaten, dat heeft een groter hoofd (=niet te veel denken maar doen)
- denken moet je aan een paard overlaten, die hebben een groter hoofd. (=je moet niet te veel denken)
- een dak boven zijn hoofd hebben (=woonruimte hebben, onderdak hebben)
- een garnaal heeft ook een hoofd (=schertsend gezegd van een kind dat koppig aan zijn mening vasthoudt)
- een hard hoofd in iets hebben (=er geen oplossing in zien)
- een hoofd als een boei krijgen (=een erg rode kleur krijgen in het gezicht, erg blozen)
- een hoofd als een ijzeren pot. (=een heel goed geheugen hebben)
- een leventje als een luis op een zeer hoofd (=een heerlijk leventje)
- een plaat voor je hoofd hebben (=kortzichtig zijn, niet open staan voor de omgeving)
- een stalen voorhoofd hebben (=onbeschaamd zijn)
- een zwaar hoofd in iets hebben (=er weinig kans in zien)
- er een punthoofd van krijgen (=er compleet gek van worden)
- geen haar op mijn hoofd die er aan denkt (=ik wil hiermee niet akkoord gaan)
- gehuisd en gehoofd zijn (=gegoede burger zijn)
- het hoofd bieden (=weerstand bieden)
- het hoofd boven water houden (=financieel rondkomen, juist genoeg geld hebben om te kunnen leven)
- het hoofd breken over iets (=trachten een antwoord te vinden op een moeilijke vraag)
- het hoofd buigen (=opgeven - toegeven)
- het hoofd in de schoot leggen (=opgeven en er in berusten)
- het hoofd koel houden (=kalm blijven, zich niet door de spanning laten meeslepen)
- het hoofd kwijt (=niet meer weten wat te doen)
- het hoofd laten hangen (=treurig zijn - het opgeven)
- het hoofd loopt me om (=niet meer weten wat te doen (bv bij drukte))
- het hoofd opsteken (=zich weer doen opmerken)
- het hoofd stoten (=ergens onprettig tegen aan lopen)
- het hoofd verliezen (=niet meer weten wat te doen)
- het kainsmerk aan zijn voorhoofd dragen (=het is op zijn gezicht te lezen dat hij een schurk is)
- hoofd van jut (=het slachtoffer)
- iemand de hand boven het hoofd houden (=iemand in bescherming nemen)
- iemand de kroon van het hoofd nemen (=iemand te schande maken)
- iemand de oren van het hoofd eten (=bij iemand erg veel eten)
- iemand de oren van het hoofd eten. (=zeer veel eten.)
- iemand het net over het hoofd halen (=iemand tegen wil en dank tot iets doen besluiten)
- iemand of iets het hoofd bieden (=zich met verstand en beleid verzetten tegen iemand of iets, iemand weerstaan)
- iemand of iets over het hoofd zien (=iemand niet opmerken, vergeten met iemand of iets rekening te houden, iets niet zien)
- iemand van het hoofd tot de voeten meten (=iemand heel nauwkeurig onderzoeken)
- iemand voor het hoofd stoten (=iemand beledigen of kwetsen)
- iets over het hoofd zien (=iets vergeten of ontbreken)
- iets uit het hoofd laten (=het vaste voornemen hebben om iets na te laten, iets niet doen)
- in zijn achterhoofd hebben (=als reserve klaar hebben)
- je de ogen uit het hoofd schamen (=erg beschaamd zijn)
- je hoofd in de schoot leggen (=het opgeven)
- kolen op iemands hoofd stapelen (=iets goed doen voor een onvriendelijke persoon)
5 betekenissen bevatten `hoofd`
- het beste paard van stal vergeten. (=een belangrijk persoon over het hoofd zien)
- de hoofdvogel schieten (=een hoofdprijs winnen, maar vaak ironisch bedoeld. Letterlijk: de hoofdvogel is de hoofdprijs bij het vogelschieten)
- de sigaar zijn (=het slachtoffer zijn / de doodstraf krijgen (een sigaar wordt `onthoofd` voor gebruik))
- in grove lijnen (=met vooral aandacht voor de hoofdzaken)
- voor zijn raap schieten (=voor het hoofd schieten)
50 dialectgezegden bevatten `hoofd`
- 'k em d'uuëgen uit mèene kop geschrieëd (=ik heb de ogen uit mijn hoofd gehuild) (Wichels)
- 'n foutje deur de vingers kiek'n (=opzettrelijk een fout over het hoofd zien) (Westerkwartiers)
- 'n kop as un slegge (=Een heel groot hoofd) (Flakkees)
- 'n Mot op zijne kop geven. (=Een slag op het hoofd geven.) (Bevers)
- 'ne kop wi-j 'n mooshödje (=iemand met een dik hoofd) (Weerts)
- 'ne kop wie eine ríéthamer höbbe (=flinke hoofdpijn, of drukkend gevoel in het hoofd) (Steins)
- 't zit 'n vijze loos (=er mankeert iets in het hoofd) (Waregems)
- ' keb m' narses gestote (=ik heb mijn hoofd gestoten) (Oudenbosch)
- 3 kilo aardappels, gooi maar in m'n petje ! (=hij / zij heeft een groot hoofd) (Utrechts)
- ai geen kop heb kun ie ook nie uut roam kiekn (=als je geen hoofd hebt kun je ook niet uit het raam kijken) (Sallands)
- aj gek word, komt joe in de kop an (=als je gek wordt, gebeurt het in je hoofd) (Klazienaveens)
- al geise op diene kop staon (=al ga je op je hoofd staan) (Venloos)
- aoën de kop vaege (=tegen het hoofd slaan) (Munsterbilzen - Minsters)
- as een ou schuur ont brangen gerokt is er geen blussen oan (=als een ouder het in 't hoofd krijgt om te trouwen, is er geen tegenhouden aan) (Sint-Niklaas)
- assët èn zëne kop zit, zittët nie èn zën k.... (=wat in je hoofd zit, gaat niet weg voordat het uitgevoerd is) (Munsterbilzen - Minsters)
- attër ët èn zën krolle kraajg, bèste nog nie goed aof (=als hij het echt in zijn hoofd haalt, kan je nog veel last met hem krijgen) (Munsterbilzen - Minsters)
- azoan raobe ek no nie gezien (=zo een groot hoofd heb ik nog niet gezien) (Evergems)
- begin pas te dreme aste goed wakker bès ! (=blijf er goed met je hoofd bij, want dromen zijn bedrog) (Munsterbilzen - Minsters)
- bist ja nait goud snik (=hij is niet goed bij zijn hoofd) (Hogelandsters)
- bist ja nait goud snik (=niet goed bij je hoofd) (Gronings)
- blamieëre (=voor het hoofd stoten) (Munsterbilzen - Minsters)
- boët'n: Van boët'n kénn'n (=Uit het hoofd kennen) (Lebbeeks)
- Bu’j wa good snik, Bu'j gek? He’j ‘t goed wies kapot? (=ben je wel goed bij je hoofd) (Achterhoeks)
- Dà klàn jong méé da groate hoad (=Dat kleine kind met dat grote hoofd) (Werkendams)
- daaj ès nie heil kommilfoo (=zij is wat geraakt in haar hoofd) (Munsterbilzen - Minsters)
- daaj ès nie raech zjus (=die is niet heel normaal in haar hoofd) (Munsterbilzen - Minsters)
- dae és blijve tekke!!! (=die is zeker goed op zijn hoofd gevallen) (Munsterbilzen - Minsters)
- dae haet ein pan aaf (=hij is niet goed bij z’n hoofd) (Heitsers)
- dae haet eine kop wie eine tujerpoes (=op een ‘tujerpoes’ wordt met een grote hamer geslagen, waardoor de bovenkant splijt en kapot gaat: je hoofd lijkt op deze paal (niet bepaald complimenteus dus)) (Heitsers)
- dae hèt e sjampsjot gehad (onder den oeërlog) (=die heeft (vroeger) een goede tik aan het hoofd gekregen (hij is wat gek) ) (Munsterbilzen - Minsters)
- dae hieët eine kop wi-j 'ne möttert, wi-j 'n mooshötje (=iemand met een dik hoofd) (Weerts)
- Dae is door de ratte besjnuffelt (=Die is niet goed bij zijn hoofd) (Tegels)
- dae is zoeë gek wie ‘n raad, raadgek (=hij is niet goed bij z’n hoofd) (Heitsers)
- dae kaek d’r graselik naeve (=iets finaal over het hoofd zien) (Heitsers)
- dae kriegtj d’r ‘n roeëj höd van (=hij krijgt er een rood hoofd van) (Heitsers)
- dae lultj dich gater inne zök (=hij kletst je de oren van het hoofd) (Heitsers)
- dae tiktj neet richtig (=hij is niet goed bij z’n hoofd) (Heitsers)
- das tich ook mér geroje (=steek dat maar goed in je hoofd) (Munsterbilzen - Minsters)
- De betrougn vlogn over't stopberd en vieln op mijnen kop (=De bieten vlogen over het schot en vielen op mijn hoofd) (Bambrugs)
- De heid reuberzoad in der kop. (=Die heeft stroo in zijn hoofd) (Nuths)
- de höbs eine kop es ofste de hil gebloaze höbs (=je hebt een knalrood hoofd) (Berg en Terblijts)
- De loop weer overende (=Wees optimistisch, het hoofd omhoog) (Giethoorns)
- De loop weer overende ericht (=Optimistisch zijn, het hoofd omhoog) (Giethoorns)
- de moane schient (=hij heeft een kaal hoofd) (Sallands)
- de moeën sjaajnt ! (=hij heeft een kaal hoofd) (Munsterbilzen - Minsters)
- de moes nie te vrig wakker zien, mér waol goed wakker (=je moet nergens met je lijf de voorste zijn, maar wel met je hoofd) (Munsterbilzen - Minsters)
- de moestech mür niks én zen taet staeke (=haal je maar niets in je hoofd) (Bilzers)
- de tijd vlig toch snel, zaag te boer, en hae goejde zëne wèkkër noë zën vroo hërre kop (=de tijd vliegt, zei de boer, en hij gooide de wekker naar zijn vrouw haar hoofd) (Munsterbilzen - Minsters)
- dee ei ene kop gelèk ene bàllong (S*) (=een dik hoofd hebben) (Sintrùins)
- denne hef de zommer in n kop (=die heeft de zomer in het hoofd) (Vechtdals)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen