80 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `doen`
- aan de hand doen (=bezorgen)
- aan kant doen (=opruimen)
- al doende leert men (=door iets vaak te doen, leert men hoe het moet.)
- alle heilige huisjes aandoen (=alle cafés onderweg bezoeken)
- alles malletje naar malletje doen/maken (=alles steeds weer op precies dezelfde manier doen)
- dat zal je de dood niet aandoen (=iets is niet zo erg is als het lijkt)
- de dampen aandoen (=pesten)
- de das omdoen (=iets dat problemen geeft)
- de haren ten berge (doen) rijzen (=ergens erg van (doen) schrikken)
- de lever doen schudden (=doen schaterlachen)
- de manchetten aandoen (=boeien aandoen)
- de moed in de schoenen doen zinken (=wanhopig worden en de moed verliezen)
- de nieuwe mens aandoen (=zijn gewoonten en zeden verbeteren)
- de paternosters aandoen (=boeien aandoen)
- de strop om de hals doen (=iemand in uiterste problemen brengen)
- de tafel eer aandoen (=goed en veel eten)
- de voorsten doen wat de achtersten niet mogen (=wie eerst komt is in het voordeel)
- denkt aleer gij doende zijt en doende denkt dan nog. (Guido Gezelle) (=maak een plan alvorens ergens aan te beginnen, en stel tijdens de activiteit het plan bij indien nodig)
- dik doen (=opscheppen)
- doen alsof je neus bloedt (=doen alsof je van niets weet)
- doen is een ding. (=praten of plannen maken is gemakkelijk gedaan, daadwerkelijk actie ondernemen is veel moeilijker)
- een blind paard zou er geen schade doen (=een armoedig interieur)
- een dronkemansgebed doen (=het geld natellen (als het zo goed als op is))
- een duit in het zakje doen (=een kleine bijdrage leveren. (Historisch: de kleinst mogelijke gave in het collectezakje van de kerk).)
- een goed woord voor iemand doen (=iemand bij een ander aanbevelen)
- een Keulse reis doen (=heel lang wegblijven)
- een kind kan de was doen (=het gaat heel makkelijk)
- een loodje in het zakje doen (=een kleine bijdrage leveren)
- een paard dat eens op hol is geslagen, kan dat snel weer doen. (=een eens gemaakte fout, begaat men makkelijk weer)
- een reef in het zeil doen (=besnoeien in de uitgaven, bezuinigen)
- een tukje doen (=een kort middagslaapje)
- er een gooi naar doen (=een kans wagen of iets proberen te raden)
- er een plasje overheen doen (=ergens een kleine wijziging in aan (laten) brengen, dat wel duidelijk laat zien dat de afzender iemand van belang is)
- er een schepje opdoen (=er nog wat aan toevoegen)
- er het zwijgen toe doen (=er niets over zeggen)
- er is geen doen aan (=hij is niet te overtuigen, niets kan helpen)
- er je eigen plasje overheen doen (=iets een beetje veranderen zodat helemaal naar je zin is. In werksituaties kan dit soms uit de hand lopen, als er veel belanghebbers zijn die allemaal hun eigen plasje over een document willen doen. Het kan dan resulteren in een onleesbare tekst.)
- er zijn maal wel mee kunnen doen (=er wel mee toekomen)
- ergens geen kwaad kunnen doen. (=een zeer positieve reputatie hebben ongeacht wat je doet)
- geen mond open doen (=niets zeggen)
- geen twee missen voor hetzelfde geld doen (=niet tweemaal hetzelfde zeggen of doen)
- geen vlieg kwaad doen (=uitsluitend goede bedoelingen hebben, niemand tot last zijn)
- goed voordoen doet verkopen. (=presentatie is belangrijk als je iets wil verkopen)
- goed zijn woord kunnen doen (=een vlotte prater zijn)
- het dunnetjes overdoen (=het nog een keertje op dezelfde manier herdoen)
- het in zijn broek doen (=in de broek plassen van schrik of van het lachen)
- het licht doen zien (=publiceren)
- het masker afdoen/afleggen/afnemen (=zijn ware gezicht tonen)
- het vossenvel aandoen (=op sluwe wijze iets willen bereiken)
- iemand iets aan de hand doen (=iemand een suggestie geven)
283 betekenissen bevatten `doen`
- in de as leggen (=(doen) afbranden)
- naar iemands pijpen dansen (=(onderdanig) alles doen wat iemand vraagt)
- iemand het hof maken (=aardig tegen iemand doen in de hoop aardig gevonden te worden)
- je snor drukken (=afwezig blijven / zijn werk niet doen)
- je vergalopperen (=al te snel iets willen doen)
- in de kiem smoren (=al van bij het begin doen stoppen)
- kromme sprongen maken (=alle moeite doen om zich uit een situatie te redden)
- de wereld op zijn duim kunnen draaien (=alles doen wat iemand wil)
- zo vrij als een vogeltje in de lucht (=alles kunnen doen en laten wat iemand wil)
- alles malletje naar malletje doen/maken (=alles steeds weer op precies dezelfde manier doen)
- een oude rot in het vak (zijn) (=alles van het vak afweten en alles weten hoe te doen)
- als de herder dwaalt dolen de schapen (=als de leider het verkeerd doet weten de mensen die hem volgen niet wat ze doen moeten)
- als de kat van honk is dansen de muizen op tafel (=als er geen toezicht is, doen de ondergeschikten hun zin)
- als honden konden bidden zou het kluiven regenen (=als is een niet ter zake doende opmerking)
- wie scheep is moet varen (=als je ergens aan begonnen bent moet je er mee voortdoen)
- mejen kan geen paard al lopende beslaan. (=als je het werk goed wil doen, moet je er de tijd voor nemen)
- uitstel is geen afstel (=als je iets uitstelt wil dat nog niet zeggen dat je het nooit meer gaat doen)
- een geplaveide weg is des duivels oorkussen (=als je niets doet en lui bent, doe je ook niks goeds / mensen die zich vervelen omdat ze niets te doen hebben, kunnen tot de slechts dingen komen daardoor)
- om kaneelwater lopen (=beuzelwerk doen - van het kastje naar de muur gestuurd worden)
- doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg. (=blijf vooral normaal doen)
- de paternosters aandoen (=boeien aandoen)
- de manchetten aandoen (=boeien aandoen)
- elk zijn meug, zei de boer en hij at paardenkeutels in plaats van vijgen. (=boeren zijn koppige mensen die hun eigen zin doen)
- dat kan het paard niet trekken. (=daar heb ik onvoldoende geld voor)
- dat kan al het water van de zee niet afwassen (=daar is niets aan te doen - dat kan je niet wegpraten)
- de grote vissen eten de kleine (=de ondergeschikten moeten doen wat de baas zegt / het slachtoffer worden van overmacht.)
- alle zeilen bijzetten (=de uiterste best doen om iets toch te bereiken)
- je schaapjes op het droge hebben (=de zaken op orde hebben of voldoende hebben om niet meer te hoeven werken)
- zwijgen en denken zal niemand krenken. (=denk na voor je iets zegt wat pijn kan doen)
- een harde noot kraken (=dingen bespreken die moeilijk liggen, een moeilijk karwei doen)
- moet is een bitter kruid. (=dingen die men moet doen kunnen onaangenaam of vervelend zijn.)
- schijn bedriegt (=dingen zijn niet altijd zoals ze zich voordoen)
- de tijd vliet snel gebruik hem wel (=doe wat je moet doen, terwijl je nog kan)
- de kop in het zand steken (=doen alsof er geen gevaar dreigt en er niets aan doen)
- Oost-Indisch doof zijn (=doen alsof er niets gehoord wordt)
- iemand links laten liggen (=doen alsof iemand er niet is, niet bemoeien met iemand)
- je kop in het zand steken (=doen alsof iets (een probleem) er niet is)
- je ogen voor iets sluiten (=doen alsof iets er niet is)
- een hoge toon aanslaan (=doen alsof je het voor het zeggen hebt / luid en dwingend spreken)
- zwoerd achter je oren hebben. (=doen alsof je iets niet hoort.)
- doen alsof je neus bloedt (=doen alsof je van niets weet)
- je handen in onschuld wassen (=doen alsof men geen schuld heeft)
- je van de domme houden (=doen alsof men van niets weet)
- uit de lucht komen vallen (=doen alsof men van niets weet / erg plotseling en onverwacht)
- het rijk alleen hebben (=doen en laten wat je wil)
- de bezem uitsteken (=doen en laten wat men wil als de baas of leidinggevende er niet is)
- de ogen openen (=doen inzien)
- onder het oog brengen (=doen opmerken)
- de lever doen schudden (=doen schaterlachen)
- de koorts/stuipen op het lijf jagen (=doen schrikken)
50 dialectgezegden bevatten `doen`
- `'t zeen mich toere` zag 't wiefke en 't zoot met de geit op 't daak (='t onmogelijke willen doen) (Weerts)
- `je mot zeker weer iets van me hè / wat mojje nu weer van me? ) *ironisch bedoeld als iemand een beetje slijmt (vaak kinderen die dat doen richting een moeder) (=`je wilt zeker weer iets van mij ` (ironisch als iemand slijmt)) (Utrechts)
- `loop toch niet zo te emmeren` (=klooien, zeurderig iets doen, tegen heug en meug iets doen) (Utrechts)
- ' k gô minnen beste vriend ies e polleke geven ; 'k gô min petettjes ies afgieten,
'k gô pissen (=ik ga een plasje doen) (Sint-Niklaas)
- ' t Plaffon van de groete mèt schildere (=Niets doen) (Mechels (BE))
- 'gkon commisse doon (=Ik ga boodschappen doen) (Vilvoords)
- 'k aa 't an mijn kluoten (=iets toch moeten doen) (Eekloos)
- 'k em niks om oeën te doen (=ik heb niets om aan te trekken) (Meers)
- 'k go min dochter de noad loaten doen (=ik ga mijn dochter de naaistiel laten leren) (Sint-Niklaas)
- 'k gon ma een betj'n afkappen (=ik ga een dutje doen) (Meers)
- 'k gon mé en betjen afkappen (=ik ga een dutje doen) (Aalsters)
- 'k loate voar'n dak da zoe doen (=laat staan dat ik dat zou doen) (Wevelgems)
- 'k moet me wjeiren (=ik moet moeite (een inspanning) doen) (Sint-Niklaas)
- 'k mos 't veur de helsdeur'n weghoal'n (=ik moest daar bijzonder veel moeite voor doen) (Westerkwartiers)
- 'k un koste nie vuodere (=Ik kon niets anders doen) (Eekloos)
- 'k voag're mijn gat an (=ik weiger om daar nog iets voor te doen) (Waregems)
- 'k zal ô boeksken ies open doen (=ik zal het eens verder vertellen over jou) (Sint-Niklaas)
- 'k zal tèn ies e vogelke vur ô vangen (=iemand een loze belofte doen) (Sint-Niklaas)
- 'k Zal veu ou is e verken oep nen boom jagen (=Iets apart, iets wonderlijks doen) (Mechels (BE))
- 'k zoe je kun'n rekkeveln (=ik zou je iets aan kunnen doen) (Veurns)
- 'k zoent lotn (=ik zou het niet doen) (Veurns)
- 'n ezel wordt nooit 'n peerd (=men kan beter doen waar hij goed in is) (Westerkwartiers)
- 'n kat ien 'e zak koop'n (=een foute aankoop doen) (Westerkwartiers)
- 'n mens moet doen wat 'er leert het (=handel maar naar eigen inzicht) (Westerkwartiers)
- 'n pieske doen (=een plasje maken) (Waregems)
- 'n pisboodschapke doen (=een boodschap doen om iets anders aan de weet te komen) (Westerkwartiers)
- 'n toerke doen (=een rondritje maken) (Waregems)
- 'n vleegendje krej vingtj mieër as 'n zittendje (=je zult er iets voor moeten doen) (Weerts)
- 'ne ingelse breef schriêve (=een dutje doen) (Weerts)
- 'nen Ingelse breef schriêve (=een dutje doen) (Weerts)
- 's avens loote en up de noen en de luzegoords 't ol te doen (=luiaards zijn altijd gehaast) (Brugs)
- 's naachts viss'n, overdaag nett'n brei'n (=je bezigheden op het juiste moment doen) (Westerkwartiers)
- 't benn'n de kleine dinkjes die 't em doen (='t zijn de kleine dingen die 't em doen) (Westerkwartiers)
- 't doet dr'omme, 't moe dr'omme doen (=het lot speelt hier) (Waregems)
- 't ene moe je doen en 't aander niet loat'n (=men moet alles goed afmaken) (Westerkwartiers)
- 't es zwert (tussen uir / ulder) (=ze doen ijzig tegen elkaar) (Wichels)
- 't goa kattejouw'n spoi'n / 't goa lieëluk doen (='t gaat fel onweren) (Waregems)
- 't is gieën doen an (=het heeft geen zin) (Kaprijks)
- 't is gjièn avance zei Emerance en ze kocht un kiend (=er is niets aan te doen) (Roeselaars)
- 't is mangs klook om oe dom te hoaln (=Het is soms slim om je dom voor te doen) (Twents)
- 't is ol geboring (o van pot) (=doen alsof) (Veurns)
- 't is van beezeke-lêk-mê (=gemaakt vriendelijk en lief doen) (Kaprijks)
- 't lucht dooëd doën (='t licht uit doen) (Veurns)
- 't perd achter de karre spann (=nutteloos werk doen) (Veurns)
- 't plafong van de mart schilderen (=een nutteloos werk doen) (Brugs)
- 't schaup es de preut af (=er is niets meer aan te doen) (Moes)
- 't spik in iet hemme (=iets graag doen) (Zichems)
- 't spik in iet hemme (=iets graag doen) (Waanroods)
- 't vuil weg doen in den of (=onkruid verwijderen in de tuin) (Sint-Niklaas)
- 't zal mij es nij doen (=het zal mij eens benieuwen) (Westerkwartiers)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen