resideren

werkw.
Uitspraak:  [rezi'derə(n)]
Afbreekpatroon:  re·si·de·ren
Vervoegingen:  resideerde (verl.tijd enkelv.)
Vervoegingen:  heeft geresideerd (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen

ergens wonen of verblijven
Voorbeeld:  `In Vaticaanstad bevindt zich het Apostolisch Paleis, waar de paus officieel resideert.`


Synoniemen
gezeten zijn   leven   logeren   verblijfplaats hebben   verblijven   wonen   zetelen   

2 definities op Encyclo
  • 1) Verblijven 2) Wonen 3) Leven 4) Hof houden 5) Zijn woonplaats hebben 6) Zetelen 7) Logeren 8) Verblijf houden
  • wonen Jaar van herkomst: 1467 (HWS )
Toon uitgebreidere definities

Deze woorden eindigen op resideren:
presideren

Herkomst volgens etymologiebank.nl
resideren (wonen)

Vraag & Antwoord voor je slimme speaker
Wat is de verleden tijd van resideren?
De verleden tijd van resideren is 'resideerde'. Het voltooid deelwoord is 'heeft geresideerd'.
Wat betekent resideren?
'ergens wonen of verblijven'
Hoe spel je resideren?
resideren spel je R E S I D E R E N
Wat is een ander woord voor resideren?
Andere woorden voor resideren zijn gezeten zijn, leven, logeren, verblijfplaats hebben, verblijven, wonen en zetelen.

Op andere websites
Zoek resideren op Woordenlijst.org
Zoek resideren op Google
Zoek resideren op Wikipedia