Uitspraak: | [paˈpir] |
Voorbeelden: | `tekenpapier`, `wc-papier`, `krantenpapier`, `pakpapier` | |
iets op papier zetten | (iets opschrijven) |
Verbuigingen: | papieren (meerv.) | |
Voorbeeld: | `een stapel papieren` | |
goede papieren hebben | (veel kans maken) |
Zie ook: | papieren |