opschorten

werkw.
Uitspraak:  [ˈɔpsxɔrtə(n)]
Afbreekpatroon:  op·schor·ten
Vervoegingen:  schortte op (verl.tijd enkelv.)
Vervoegingen:  heeft opgeschort (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen

onderbreken
Voorbeeld:  `een rechtszitting twee weken opschorten`
Synoniem:  uitstellen


Synoniemen
opschuiven   rekken   uitstellen   verschuiven   vertragen   voor zich uitschuiven   

8 definities op Encyclo
  • er tijdelijk mee ophouden vb: we hebben de vergadering opgeschort tot volgende week
  • 1) Rekken 2) Schorsen 3) Schorten 4) Verdagen 5) Uitstel verlenen 6) Suspenderen 7) Verschuiven 8) Vertragen 9) Uitstellen 10) Opschuiven 11) Opnemen 12) Temporiseren
  • bankrecht: tijdelijk staken van de beurshandel in een fonds, meestal in verband met een belangrijke mededeling van de betrokken ...
  • financi?le zaken markten en prijzen: tijdelijk staken van de beurshandel in een fonds, meestal in verband met een belangrijke ...
  • Het (meestal tijdelijk) opheffen van de verplichting van de verzekeraar tot het verlenen van een schadevergoeding en-of het doen van een uitkering. Ook wel: de dekking op een verzekering wordt tijdelijk opgeschort.
Toon uitgebreidere definities

Herkomst volgens etymologiebank.nl
opschorten (uitstellen)

Taaladvies
Zijn opschorten en schorsen synoniemen? Zie Opschorten - schorsen

Vraag & Antwoord voor je slimme speaker
Wat is de verleden tijd van opschorten?
De verleden tijd van opschorten is 'schortte op'. Het voltooid deelwoord is 'heeft opgeschort'.
Wat betekent opschorten?
'onderbreken'
Hoe spel je opschorten?
opschorten spel je O P S C H O R T E N
Wat is een ander woord voor opschorten?
Andere woorden voor opschorten zijn opschuiven, rekken, uitstellen, verschuiven, vertragen en voor zich uitschuiven.

Op andere websites
Zoek opschorten op Woordenlijst.org
Zoek opschorten op Google
Zoek opschorten op Wikipedia