opjagen

werkw.

Uitspraak:	[ˈɔpjaxə(n)]
Afbreekpatroon:	op·ja·gen
Vervoegingen:	joeg op, jaagde op (verl.tijd enkelv.)
Vervoegingen:	heeft opgejaagd (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen

aansporen tot sneller doen of gaan

Synoniem:

opjutten

aandrijven   aanzetten   achtervolgen   drijven   jachten   opdrijven   ophitsen   opjutten   voortdrijven   voortjagen   

• iemand het land opjagen (=iemand uit zijn humeur brengen)
Naar de spreekwoorden

• zich zo haasten dat men er zenuwachtig van wordt - Voorbeeld: Kom, vertel maar, ik luister, maar ge moet u niet opjagen, niet denken dat alles verloren is
• •uit zijn schuilplaats verdrijven. (+audio)
• hem tot haast aanzetten en daardoor zenuwachtig maken vb: hij wordt op zijn werd voortdurend opgejaagd Synoniem: opjutten
• 1) Voortzwepen 2) Aansporen tot snelheid 3) Aandrijven 4) Ophitsen 5) Drijven 6) Tot overmatige spoed aanzetten 7) Aanzetten 8) Voortjagen 9) Voortdrijven 10) Jachten 11) Aanhitsen 12) Aansporen 13) Pressen 14) Opdrijven 15) Opheuen 16) Opzwepen 17) Nerveus maken 18) Opjutten 19) Van zijn plaats drijven
• Opjagen is dieren schrik aanjagen, wegjagen, opdrijven. [basiswoordenlijst groep 5]

Toon uitgebreidere definities

opjagen

Wat is de verleden tijd van opjagen?

De verleden tijd van opjagen is 'joeg op, jaagde op'. Het voltooid deelwoord is 'heeft opgejaagd'.

Wat betekent opjagen?

'aansporen tot sneller doen of gaan'

Hoe spel je opjagen?

opjagen spel je O P J A G E N

Wat is een ander woord voor opjagen?

Andere woorden voor opjagen zijn aandrijven, aanzetten, achtervolgen, drijven, jachten, opdrijven, ophitsen, opjutten, voortdrijven en voortjagen.

Zoek opjagen op Woordenlijst.org
Zoek opjagen op Google
Zoek opjagen op Wikipedia