beletten

werkw.

Uitspraak:	[bəˈlɛtə(n)]
Afbreekpatroon:	be·let·ten
Vervoegingen:	belette (verl.tijd enkelv.)
Vervoegingen:	heeft belet (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen

verhinderen

Voorbeelden:

`iemand beletten te spreken`, `iemand de doorgang beletten`

Zie ook:

belet

afhouden   belemmeren   ervanaf houden   letten   remmen   stuiten   tegenhouden   uitsluiting   verbieden   verhinderen   verijdelen   voorkomen   weerhouden   

• •iets of iemand storen in zijn-haar bezigheden.
• niet verder laten gaan vb: hij belette ons erover te praten Synoniemen: tegenhouden afhouden afwenden belemmeren onderdrukken weerhouden stremmen stuiten Tegenstellingen: bevorderen stimuleren
• 1) Stuiten 2) Stremmen 3) Schutten 4) Prohiberen 5) Belemmeren 6) Letten 7) Ophouden 8) Verstoren 9) Verijdelen 10) Verhoeden 11) Verhinderen 12) Verbieden 13) Tegenhouden 14) Voorkomen 15) Storen 16) Uitsluiting 17) Uitscheiden 18) Deren 19) Hinderen 20) Derangeren 21) Onmogelijk maken 22) Keren 23) Terughou...
• verhinderen Jaar van herkomst: 1254 (VMNW )

Toon uitgebreidere definities

beletten (verhinderen)

Is waken voor goed gebruikt in de zin `We moeten ervoor waken dat de bezuinigingen niet de zwaksten treffen`? Zie Ervoor waken dat iets (niet) gebeurt

Vraag & Antwoord voor je slimme speaker

Wat is de verleden tijd van beletten?

De verleden tijd van beletten is 'belette'. Het voltooid deelwoord is 'heeft belet'.

Wat betekent beletten?

'verhinderen'

Hoe spel je beletten?

beletten spel je B E L E T T E N

Wat is een ander woord voor beletten?

Andere woorden voor beletten zijn afhouden, belemmeren, ervanaf houden, letten, remmen, stuiten, tegenhouden, uitsluiting, verbieden, verhinderen, verijdelen, voorkomen en weerhouden.

Op andere websites

Zoek beletten op Woordenlijst.org
Zoek beletten op Google
Zoek beletten op Wikipedia