afhaken

werkw.
Uitspraak:  [ˈɑfhakə(n)]
Afbreekpatroon:  af·ha·ken
Vervoegingen:  haakte af (verl.tijd enkelv.)
Vervoegingen:  heeft, is afgehaakt (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen

ophouden met meedoen
Voorbeelden:  `afhaken bij de besprekingen`,
`door een blessure moeten afhaken in de wedstrijd`


Synoniemen
afkoppeling   afvallen   afzeggen   afzien van   eindigen   eruitstappen   kappen   loshaken   ontkoppeling   opgeven   ophouden   staken   stoppen   uitscheiden   

1 definitie op Encyclo
  • 1) Afzeggen 2) Nokken 3) Eindigen 4) Niet langer meedoen 5) Uitscheiden 6) Eruitstappen 7) Afkoppeling 8) Afvallen 9) Loshaken 10) Niet meer meedoen 11) Stoppen 12) Staken 13) Kappen 14) Zijn werkzaamheden beëindigen 15) Ontkoppeling 16) Ophouden mee te doen 17) Ophouden 18) Opgeven
Toon uitgebreidere definities

Vraag & Antwoord voor je slimme speaker
Wat is de verleden tijd van afhaken?
De verleden tijd van afhaken is 'haakte af'. Het voltooid deelwoord is 'heeft, is afgehaakt'.
Wat betekent afhaken?
'ophouden met meedoen'
Hoe spel je afhaken?
afhaken spel je A F H A K E N
Wat is een ander woord voor afhaken?
Andere woorden voor afhaken zijn afkoppeling, afvallen, afzeggen, afzien van, eindigen, eruitstappen, kappen, loshaken, ontkoppeling, opgeven, ophouden, staken, stoppen en uitscheiden.

Op andere websites
Zoek afhaken op Woordenlijst.org
Zoek afhaken op Google
Zoek afhaken op Wikipedia