6 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `witte`
- aprilletje zoet, heeft nog wel eens een witte hoed (=in het begin (de hoed) van april kan het nog wel eens sneeuwen)
- de prins op het witte paard (=de man van je dromen)
- een groene Kerstmis een witte Pasen. (=als Kerst warm is wordt Pasen koud)
- een witte raaf (=iets wat zelden voorkomt, een zeldzaamheid)
- met de witte perdekies naar Velzeke rijden (=krankzinnig worden. In Velzeke bevindt zich een sanatorium; de `witte perdekies` (witte paardjes) verwijzen naar een ziekenwagen, waarmee de geestesgestoorde afgevoerd wordt. Uitdrukking uit het zuiden van Oost-Vlaanderen)
- witte paarden hebben veel stro nodig (=pronkzieke vrouwen kosten veel geld)
Eén betekenis bevat `witte`
- met de witte perdekies naar Velzeke rijden (=krankzinnig worden. In Velzeke bevindt zich een sanatorium; de `witte perdekies` (witte paardjes) verwijzen naar een ziekenwagen, waarmee de geestesgestoorde afgevoerd wordt. Uitdrukking uit het zuiden van Oost-Vlaanderen)
50 dialectgezegden bevatten `witte`
- a eet ier gieën witte voeten (=niet welkom zijn) (Meers)
- a witte kaaskes in de was (=uw witte kousen in de was) (Aalsters)
- Achter de witte kuz'n zitt'n (=In een psychiatrische inrichting verblijven) (Deventers)
- Blauw witte nar (=Fan of speler van Quick Boys) (Katwijks)
- bloutekonten in ut gras (=snijbonen met witte bonen) (Liessents)
- Da ge bedank sei da witte wah? (=Bedankt hoor) (Betuws)
- Da ge bedankt zèt, dè witte war! (=Je weet dat ik dankbaar ben!) (brabants)
- Da is er een mee ne witte lever (=Zij kan de mannen niet gerust laten (nymfomane)) (Bevers)
- da kajn menne witte ni trekke (=dat is veel te duur) (Wommersoms)
- da kan menne witte nie trekke (=dat kan ik niet bekostigen) (Tiens)
- Dá witte gij tó nie (=Dat weet jij niet) (Bosch)
- Da witte gij toch nie! (=Daar weet jij toch niets van!) (Eindhovens)
- da witte nie (=dat weet je niet) (Geldermalsens)
- da witte nie, kunde nie wete (=dat kan niemand weten) (Brabants)
- Da witte toch wel? (=Dat weet je toch wel?) (Baronies)
- Da witte toch wel? (=Dat weet je toch wel?) (Roosendaals)
- da witte tonnie (=dat weet je toch niet) (Bredaas)
- Da witte tonnie (=Dat weet je toch niet.) (brabants)
- da zè wittebuiken (=kersen met een witte vlek?) (Sint-Niklaas)
- dae hèt mei zwatte dan witte snei gezien (=die heeft meer misère dan voorspoed meegemaakt) (Munsterbilzen - Minsters)
- dagge bedaankt zij, dah witte war (=hartstikke bedankt) (brabants)
- dagge bedaankt zijt da witte (=zeer bedankt) (Oudenbosch)
- Dagge bedaankt zijt dat witte eej kul (=Hartelijk bedankt.) (Bredaas)
- dan witte gelijk waoraon en waoraf (=dan weet je waar je aan toe bent) (Oudenbosch)
- Dè ge bedaankt zet, dè witte war. (=Je bent bedankt) (Waalwijks)
- de ketsheuvelze zegt: " dè witte gij nie!" (=iemand vraagt) (Kaatsheuvels)
- De witte biej'n vliek (De witte bijen vliegen) (=Het sneeuwt) (Epers)
- de witte dauf ès al vant daok (=pas getrouwd en al ruzie) (Munsterbilzen - Minsters)
- de witte dauf zit nog op doak (=het is nog altijd grote liefde) (St Huibrechts-Herns)
- de witte dauf zit nog oppet daok (=ze zijn pas gehuwd) (Munsterbilzen - Minsters)
- dé witte gai toch ok wel? (=dat weet jij toch ook wel?) (Helmonds)
- de witte perdses bellen (=iemand dreigen om naar een psychiatrische instelling te voeren) (Zottegems)
- Dé witte tonnie! (=Daar zult u op generlei wijze achter kunnen komen!) (Tilburgs)
- Dèè ei nogàl mèllekflèsse (=Ze heeft witte benen.) (Sintrùins)
- degge bedankt sijt de witte (=dat je bedankt bent dat weet je) (Zaltbommels)
- dègge bedankt zèèt dè witte (=nou dankjewel hoor) (Tilburgs)
- Des er êne mee kalk in zunne nek (=Dat is een witte boorden type) (Kaatsheuvels)
- dêt is ne witte (=Dat is een communist.) (Opglabbeeks)
- dië denkt ok dattem ne witte merel hee (=exhibionist) (Ransts)
- een witte lever hebben (=nymfomaan zijn) (Rotterdams)
- en dagge bedankt zèt da witte (=bedankt om niks) (`t-Heikes)
- en dagge bedankt zijt da witte (=heel hartelijk bedankt) (Bergs)
- ge wit zaalf mor den aalft van 't schoon weer nie meer; gètte klok ore luin mor ge witte klepel nie angen (=gij weet het precies zelf niet goed meer) (Sint-Niklaas)
- gebookaumerd: De loecht es gebookaumerd (=De lucht vertoont kleine witte wolkjes) (Lebbeeks)
- Griene Kiës gif witte Poëse (=is het met Kerstmis groen, kan je sneeuw verwachten met Pasen) (Munsterbilzen - Minsters)
- gruun mit witte (=snijbonen met witte bonen) (Geldermalsens)
- langedoiker (=witte kool uit de langedijk) (Westfries)
- Mak auwe gank is witte (=Mag ik met u naar bed) (Antwerps)
- Naar de witte Doelen gaan. achter de gebreide broek kruipe, achter Kaap Kont kruipe, maffe, 'n duik in de vlooiebak neme, tusse de klamme lappe kruipe; naar de witte lakenstraat gaan (=Gaan slapen) (Rotterdams)
- ook de vaulste koe gif nog witte mëlk (=je hebt het of je hebt het niet !) (Munsterbilzen - Minsters)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen