Spreekwoorden met `witte`

Zoek

6 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `witte`

  1. aprilletje zoet, heeft nog wel eens een witte hoed (=in het begin (de hoed) van april kan het nog wel eens sneeuwen)
  2. de prins op het witte paard (=de man van je dromen)
  3. een groene Kerstmis een witte Pasen. (=als Kerst warm is wordt Pasen koud)
  4. een witte raaf (=iets wat zelden voorkomt, een zeldzaamheid)
  5. met de witte perdekies naar Velzeke rijden (=krankzinnig worden. In Velzeke bevindt zich een sanatorium; de `witte perdekies` (witte paardjes) verwijzen naar een ziekenwagen, waarmee de geestesgestoorde afgevoerd wordt. Uitdrukking uit het zuiden van Oost-Vlaanderen)
  6. witte paarden hebben veel stro nodig (=pronkzieke vrouwen kosten veel geld)

Eén betekenis bevat `witte`

  1. met de witte perdekies naar Velzeke rijden (=krankzinnig worden. In Velzeke bevindt zich een sanatorium; de `witte perdekies` (witte paardjes) verwijzen naar een ziekenwagen, waarmee de geestesgestoorde afgevoerd wordt. Uitdrukking uit het zuiden van Oost-Vlaanderen)

50 dialectgezegden bevatten `witte`

  1. a eet ier gieën witte voeten (=niet welkom zijn) (Meers)
  2. a witte kaaskes in de was (=uw witte kousen in de was) (Aalsters)
  3. Achter de witte kuz'n zitt'n (=In een psychiatrische inrichting verblijven) (Deventers)
  4. Blauw witte nar (=Fan of speler van Quick Boys) (Katwijks)
  5. bloutekonten in ut gras (=snijbonen met witte bonen) (Liessents)
  6. Da ge bedank sei da witte wah? (=Bedankt hoor) (Betuws)
  7. Da ge bedankt zèt, dè witte war! (=Je weet dat ik dankbaar ben!) (brabants)
  8. Da is er een mee ne witte lever (=Zij kan de mannen niet gerust laten (nymfomane)) (Bevers)
  9. da kajn menne witte ni trekke (=dat is veel te duur) (Wommersoms)
  10. da kan menne witte nie trekke (=dat kan ik niet bekostigen) (Tiens)
  11. witte gij tó nie (=Dat weet jij niet) (Bosch)
  12. Da witte gij toch nie! (=Daar weet jij toch niets van!) (Eindhovens)
  13. da witte nie (=dat weet je niet) (Geldermalsens)
  14. da witte nie, kunde nie wete (=dat kan niemand weten) (Brabants)
  15. Da witte toch wel? (=Dat weet je toch wel?) (Baronies)
  16. Da witte toch wel? (=Dat weet je toch wel?) (Roosendaals)
  17. da witte tonnie (=dat weet je toch niet) (Bredaas)
  18. Da witte tonnie (=Dat weet je toch niet.) (brabants)
  19. da zè wittebuiken (=kersen met een witte vlek?) (Sint-Niklaas)
  20. dae hèt mei zwatte dan witte snei gezien (=die heeft meer misère dan voorspoed meegemaakt) (Munsterbilzen - Minsters)
  21. dagge bedaankt zij, dah witte war (=hartstikke bedankt) (brabants)
  22. dagge bedaankt zijt da witte (=zeer bedankt) (Oudenbosch)
  23. Dagge bedaankt zijt dat witte eej kul (=Hartelijk bedankt.) (Bredaas)
  24. dan witte gelijk waoraon en waoraf (=dan weet je waar je aan toe bent) (Oudenbosch)
  25. Dè ge bedaankt zet, dè witte war. (=Je bent bedankt) (Waalwijks)
  26. de ketsheuvelze zegt: " dè witte gij nie!" (=iemand vraagt) (Kaatsheuvels)
  27. De witte biej'n vliek (De witte bijen vliegen) (=Het sneeuwt) (Epers)
  28. de witte dauf ès al vant daok (=pas getrouwd en al ruzie) (Munsterbilzen - Minsters)
  29. de witte dauf zit nog op doak (=het is nog altijd grote liefde) (St Huibrechts-Herns)
  30. de witte dauf zit nog oppet daok (=ze zijn pas gehuwd) (Munsterbilzen - Minsters)
  31. witte gai toch ok wel? (=dat weet jij toch ook wel?) (Helmonds)
  32. de witte perdses bellen (=iemand dreigen om naar een psychiatrische instelling te voeren) (Zottegems)
  33. witte tonnie! (=Daar zult u op generlei wijze achter kunnen komen!) (Tilburgs)
  34. Dèè ei nogàl mèllekflèsse (=Ze heeft witte benen.) (Sintrùins)
  35. degge bedankt sijt de witte (=dat je bedankt bent dat weet je) (Zaltbommels)
  36. dègge bedankt zèèt dè witte (=nou dankjewel hoor) (Tilburgs)
  37. Des er êne mee kalk in zunne nek (=Dat is een witte boorden type) (Kaatsheuvels)
  38. dêt is ne witte (=Dat is een communist.) (Opglabbeeks)
  39. dië denkt ok dattem ne witte merel hee (=exhibionist) (Ransts)
  40. een witte lever hebben (=nymfomaan zijn) (Rotterdams)
  41. en dagge bedankt zèt da witte (=bedankt om niks) (`t-Heikes)
  42. en dagge bedankt zijt da witte (=heel hartelijk bedankt) (Bergs)
  43. ge wit zaalf mor den aalft van 't schoon weer nie meer; gètte klok ore luin mor ge witte klepel nie angen (=gij weet het precies zelf niet goed meer) (Sint-Niklaas)
  44. gebookaumerd: De loecht es gebookaumerd (=De lucht vertoont kleine witte wolkjes) (Lebbeeks)
  45. Griene Kiës gif witte Poëse (=is het met Kerstmis groen, kan je sneeuw verwachten met Pasen) (Munsterbilzen - Minsters)
  46. gruun mit witte (=snijbonen met witte bonen) (Geldermalsens)
  47. langedoiker (=witte kool uit de langedijk) (Westfries)
  48. Mak auwe gank is witte (=Mag ik met u naar bed) (Antwerps)
  49. Naar de witte Doelen gaan. achter de gebreide broek kruipe, achter Kaap Kont kruipe, maffe, 'n duik in de vlooiebak neme, tusse de klamme lappe kruipe; naar de witte lakenstraat gaan (=Gaan slapen) (Rotterdams)
  50. ook de vaulste koe gif nog witte mëlk (=je hebt het of je hebt het niet !) (Munsterbilzen - Minsters)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen