2 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `wat hij`
- april doet wat hij wil (=april geeft onvoorspelbaar weer)
- wie geeft wat hij heeft, is waard dat hij leeft (=als je zoveel geeft zoveel je kunt, dan kan niemand je iets verwijten)
5 betekenissen bevatten `wat hij`
- boontje komt om zijn loontje (=hij krijgt wat hij verdient, de gevolgen zal iemand altijd wel een keer moeten gaan dragen)
- dat is koren op zijn molen (=hij zal dat meteen gebruiken als argument voor wat hij toch al wilde)
- de kat op het spek binden (=iemand volop de gelegenheid geven zich te vergrijpen aan wat hij wil, maar beslist niet mag hebben)
- iemand uit kuieren sturen (=iemand wandelen sturen - niet geven wat hij verlangt)
- voor iemand kruipen (=van iemand schrik hebben , slaafs alles doen wat hij vraagt)
44 dialectgezegden bevatten `wat hij`
- 't ang nie onieën wattem zeid (=het houdt geen steek wat hij zegt) (Meers)
- a moet op zen tellen passen, letten (=hij moet goed oppassen, opletten wat hij zegt) (Meers)
- Al skait ie op de rand vamme bord, as't 'r maar niet in komt (=wat hij doet interesseert me geen ene zak pis) (Westfries)
- al skait ie op de rand vamme bord, ast 'r maar niet inkomt (=wat hij doet dat skilt main gien iene zak pis) (Westfries)
- da's 'n echte flapuut (=die zegt alles wat hij denkt) (Westerkwartiers)
- daddis spekske naor z n bekske (=dat is wat hij wil) (Oudenbosch)
- dae waertj nog neet vèt al zit se ‘m op eine weiteberm (=hij kan eten wat hij wil zonder aan te komen (weiteberm = een stapel tarwe)) (Heitsers)
- dat liegter (=wat hij zegt is gelogen) (Bilzers)
- de haoën kan zoe hel kraeë as ter wilt, ët zin toch de hinne daaj de eer lègge (=de man mag zeggen wat hij wil, maar de vrouw beslist) (Munsterbilzen - Minsters)
- e muletrekker (=je weet nooit wat hij denkt) (Veurns)
- eder ‘t zien (=geef iedereen wat hem toekomt of wat hij wil) (Heitsers)
- eder zien meug, zag ‘t maedje, en ze pisdje oppe heibaesem (=ieder doet het op z’n eigen manier; ieder doet maar wat hij wil) (Heitsers)
- een droeve puiste (=een twijfelaar die niet weet wat hij wil) (Brakels)
- Eine dae get wiltj höbbe waat 'r nog noeëts heet g'hadj, zal get mótte doon waat 'r nog noeëts heet gedaon! (=Die iets wil hebben wat hij nog nooit heeft gehad, zal iets moeten doen wat hij nog nooit heeft gedaan.) (Kinroois)
- ès weer on 't broebelen (=ik versta niets van wat hij zegt) (Sint-Niklaas)
- etwieë zn ei ofoaln (=iemand vragen wat hij weet) (Lichtervelds)
- goest'is kjiuëp (=elk koopt wat hij graag ziet) (Kaprijks)
- hae kaltj in en oet (=hij weet niet wat hij wil) (Weerts)
- hae leutj niks ligge as heit ieëzer en muuëlestein (=hij neemt alles wat hij te pakken kan krijgen) (Weerts)
- hae waertj door de waeldje geplaogdj (=hij weet van gekkigheid niet wat hij met z’n geld moet doen) (Heitsers)
- hij haar zich bliede moakt met 'n dooie mus (=wat hij gedacht had te krijgen ging niet door) (Westerkwartiers)
- hij het zien spoor'n wel verdiend (=hij heeft laten zien wat hij allemaal kon) (Westerkwartiers)
- hij hiel woord (=hij deed wat hij had beloofd) (Westerkwartiers)
- hij ken zien ei niet kwiet (=hij kan niet doen wat hij graag wil) (Westerkwartiers)
- hij kocht veur ' t voaderlaand vot (=hij koopt alles wat hij leuk vindt) (Westerkwartiers)
- hij stijt op zien woord as 'n boer op zien klomp'm (=wat hij beweert verandert nooit weer) (Westerkwartiers)
- hij zocht noar 't peerd woar d'r op zit (=hij zoekt naar iets wat hij al heeft) (Westerkwartiers)
- iemand iet oewekluujesteren (=iets verkopen wat hij niet nodig heeft) (Meers)
- ijee un veul te groot zeil op (=wat hij wil / probeert te bereiken kan niet) (Oudenbosch)
- J'è ta (h) edoan eut 'n preusstik. (=Hij heeft dat gedaan om te tonen wat hij kan.) (Zwevegems)
- jeet ol datn eemle geevn kan (=hij heeft alles wat hij verlangt) (kortemarks)
- Noa esser oat zenne lull (=Nu heeft hij wat hij gezocht heeft.) (Heusdens)
- stijten en broeksjijten, das alles wattër kan (=bluffen is alles wat hij kan) (Munsterbilzen - Minsters)
- tès e keike zonder kop (=hij weet niet wat hij doet) (Munsterbilzen - Minsters)
- twaalf ambacht'n, dertien ongelukk'n (=wat hij ook aanpakt, het lukt hem niet) (Westerkwartiers)
- waat dae inne kop haet, haet d’r neet inne vot (=wat hij wil, gebeurt ook) (Heitsers)
- wat hij zeit is niet altied 't evangelie (=wat hij vertelt klopt niet altijd) (Westerkwartiers)
- watte in de kop hef', heffe niet in de konte (=hij weet wat hij wil) (sallands)
- Watte met de hande rechtezet, stötte met de konte weer umme. (=wat hij met de handen rechtzet, stoot hij met zijn achterwerk weer om.) (Aaltens)
- wattem verteltj es oeëgebrand (=wat hij vertelt is gewaagd) (Meers)
- wèt ie rèèrt!! (=wat hij beeft!!) (Tilburgs)
- wit te waor-t-ie meej kwaam òngezèt (=weet je wat hij meebracht) (Tilburgs)
- zën ooge voelën ëm autte kop (=hij wist niet goed wat hij zag (verschrokken)) (Munsterbilzen - Minsters)
- zn gat en ze muule zyn broer en zustre (=wat hij vertelt trekt op niets) (Kortemarks)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen