13 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `vuil`
- al te wit is gauw vuil. (=al te grote liefde is niet bestendig)
- de vuile was buiten hangen (=over onaangename zaken spreken met buitenstaanders)
- de vuilste varkens willen altijd het beste stro. (=mensen die het niet verdienen willen evengoed het beste)
- er een vuile pijp aan roken (=er veel nadeel van ondervinden)
- er geen woorden aan vuilmaken (=er niets eens over spreken)
- er is geen vuiltje aan de lucht (=er is niets aan de hand)
- er zijn mond niet aan vuil maken (=er niets over willen zeggen)
- het waren allebeiden vuilaards. (=de een verwijt de ander iets waaraan hij zich)
- iemand een vuile mond geven (=iemand uitschelden)
- je eigen nest bevuilen (=zijn eigen omgeving nadeel berokkenen)
- uit vuile lepels eten (=staat U te wachten als het slecht afloopt)
- vuil water blust ook vuur. (=in moeilijke situaties moet je creatief en niet te kieskeurig zijn)
- vuile boter, vuile vis (=zonder goed gereedschap bereik je geen goede resultaten)
2 betekenissen bevatten `vuil`
- een Augiasstal reinigen (=het opruimen van een vreselijk vuile boel)
- de Hebreeërs bouwden het, maar de Egyptenaren hebben het. (Exodus 1:11-14) (=het vuile werk door anderen opknappen en het resultaat zelf pakken)
50 dialectgezegden bevatten `vuil`
- 't vuil weg doen in den of (=onkruid verwijderen in de tuin) (Sint-Niklaas)
- à ès zoè zwàt as Molleke on ze gat, à es zoe zwàt as Lamme Kaìoès. (=Hij ziet er enorm vuil uit) (Bierbeeks)
- bedesteren (=zich vuil maken) (Aalsters)
- begaaien (=u zelf vuil maaken) (Merkems)
- brekken een brek (kind dat ...) (=op straat spelen en zich vuil maken) (Leefdaals)
- daaj ès nie mèt een tang aoën te riere (=die is zo vuil (dat ik ze niet met een tang durf aan te raken)) (Munsterbilzen - Minsters)
- dae / daaj ès mèt geen tang aoën te raokë (=die is zeer vuil) (Munsterbilzen - Minsters)
- dae konste mèt geen tang aoënrieërë (=die is vies, vuil en vettig !) (Munsterbilzen - Minsters)
- das toeë zjus ne vêrkësstal (=daar is 't vuil) (Munsterbilzen - Minsters)
- de spiegel is wa bekeuzeld (=de spiegel is een beetje vuil) (Sint-Niklaas)
- dèsturren, dretsen (=in het vuil (in de modder) trappelen) (Sint-Niklaas)
- die vant glaze kaske (=meisje dat niet vuil mag worden) (Olens)
- die vrou is oageroest (=die vrouw is zeer vuil) (Sint-Niklaas)
- doë konste sop aut koëke (=dat is vettig en vuil) (Munsterbilzen - Minsters)
- doë konste sop van koëke (=is me dat vuil !) (Munsterbilzen - Minsters)
- doeë konste sop van koeëke (=zijn kleren zijn vettig en vuil) (Munsterbilzen - Minsters)
- e grimmelt (=hij ziet zeer vuil) (Veurns)
- Een tomat, as gerop zit es ze plat. En as ge rechstoot, angt z' oan a gat (=een tomaat, ga je erop zitten wordt ze plat. en als je opstaat, is uw achterwerk vuil) (Overijses)
- een vedde slongze (=een vuil wijf) (Kaprijks)
- een vuil blek ên (=kwaad spreken) (Kaprijks)
- eihen vuulte stienkt nie (=eigen vuil) (Zeeuws)
- Eksplikeire mè vuil franferloesjkes (=Uitleggen met veel woorden(Frans, Hollands)) (Brussels)
- etje vuul (=bah, vuil) (Veurns)
- gelijk Re Speckkoek (=heel vuil huishouden hebben) (Klings)
- Gezoet Nie genaken met een tange (=vuil iemand) (Lauws)
- graj van zwartn zijn (=vuil zijn) (Kaprijks)
- hae ès èn de roo (=hij heeft vuil onder zijn nagels) (Munsterbilzen - Minsters)
- Het groeit as vuil (=Het groeit snel) (Boskoops)
- Hij es zu zwert as de schaa (=Hij heeft zich vuil gemaakt.) (Dendermonds)
- iets int vuil schrèven (=iets in het klad schrijven) (Sint-Niklaas)
- ij ee lookerschen brand (=hij heeft zich niet gewassen / hij is vuil) (Lochristis)
- ij es zuu zwart of muurkes kluute (=zwarte kleur (van iets of iemand die zich vuil (zwart) heeft gemaakt) (Gents)
- Ik zit een beetje in 't vuil (=Ik heb niets te doen) (Boskoops)
- in 't slameur zitten (=in het vuil zitten bij werkzaamheden) (Bornems)
- Inge d'r erf aafweijsje (=Iemand ontdoen van aangekoekt, oud vuil) (Mechels (NL))
- jis moljeszwort (=hij is zeer vuil) (Lichtervelds)
- Jis zoe zwart of Mwoorkes klwootn (=Zeer vuil zijn) (Maldegems)
- jis zoî zwort of e schoe (=hij is vuil) (Lichtervelds)
- jis zoî zwort of moljes gat (=hij is zeer vuil) (Lichtervelds)
- me klauwe benne vuil (=ik heb vieze hande) (Westlands)
- mét geen tang aon te raoke (riere) (=vuil en vettig) (Munsterbilzen - Minsters)
- mottige zak (=vuil manneke) (Munsterbilzen - Minsters)
- muërke pek (=iemand die onder het vuil zit) (Wichels)
- na hedde euwaaige nogalis begoaid (=nu hebt ge uzelf nogal eens vuil gemaakt) (Turnhouts)
- ne zwarte smorres (=heel vuil zijn) (Zunderts)
- ni teveil kakkemoikes onange (=niet teveel woorden aan vuil maken) (leuvens)
- pladesteren (=iets vuil maken) (Sint-Niklaas)
- sjwat wie zuvve duijvele (=enorm vuil) (Mechels (NL))
- stop met da gedester (=stop met de vloer vuil maken met je schoenen) (Sint-Niklaas)
- te vaul vër métten tang aoën te riere (=afgrijselijk vuil) (Munsterbilzen - Minsters)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen