7 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `van iets`
- akte van iets nemen (=er nota van nemen - onthouden)
- de vruchten van iets plukken (=het voordeel van iets hebben)
- hartzeer van iets hebben (=er geestelijk onder lijden)
- het leeuwendeel van iets krijgen (=het grootste aandeel van iets krijgen)
- in de ban zijn van iets (=zo erg in iets geïnteresseerd zijn dat je aandacht alleen nog maar daarop kunt richten)
- tabak van iets hebben (=iets niet langer willen)
- van iets zoveel verstand hebben als een koe van saffraan eten (=ergens geen verstand van hebben)
30 betekenissen bevatten `van iets`
- aan een boom zo vol geladen, mist men een twee pruimpjes niet (=als er van iets grote hoeveelheden zijn, kan er wel wat gemist worden)
- een bodemloos vat zijn (=altijd te weinig van iets zijn of opraken)
- dat is het begin van het einde (=dat is het begin van iets dat uiteindelijk verkeerd zal aflopen)
- de achilleshiel (=de zwakke kant/plek van iets)
- het heen en weer krijgen (=diarree krijgen - vooral gezegd van iets dat helemaal niet bevalt)
- er geen hoge pet van op hebben (=geen hoge verwachting hebben van iets)
- je in het slijk wentelen (=genieten van iets dat slecht is)
- alle goede dingen bestaan in drieën (=gezegd van iets waarvan men er twee heeft en een derde wil krijgen)
- het einde van het liedje (=het einde van iets goeds)
- het leeuwendeel van iets krijgen (=het grootste aandeel van iets krijgen)
- het oog wil ook wel wat (=het uiterlijk van iets speelt ook een rol)
- de vruchten van iets plukken (=het voordeel van iets hebben)
- iemand iets voor de voeten werpen (=iemand beschuldigen van iets)
- iemand doodverven met iets (=iemand bestemd voor een post achten, iemand als de dader van iets afschilderen (doodverf is grondverf)[1])
- iemand een smet aanwrijven (=iemand van iets beschuldigen)
- vat op iemand krijgen (=iemand van iets kunnen overtuigen)
- kijk een gegeven paard niet in de bek (=je mag niet klagen over de kwaliteit van iets dat men gratis krijgt)
- je mening niet onder stoelen of banken steken (=je mening niet verbergen, openlijk voor je standpunten uit durven komen, bij voorbeeld van afkeuring van iets)
- iets niet met droge ogen kunnen aanzien (=letterlijk: gaan huilen/tranen bij het zien gebeuren van iets)
- beter ermee verlegen dan erom verlegen (=liever van iets te veel dan van iets te weinig hebben)
- niet verder zien/kijken dan je neus lang is (=niet goed nadenken wat de gevolgen van iets zijn)
- aan de balk schrijven (=nota nemen van iets ongewoons)
- zo dicht als een zeef. (=spottend gezegd van iets met veel zwakke plekken)
- overdaad schaadt (=te veel van iets is schadelijk)
- de druiven hangen te hoog (=van iets dat men niet krijgen kan, zeggen dat men het niet wil)
- de druiven zijn zuur (zei de vos maar hij kon er niet bij) (=van iets dat men niet krijgen kan, zeggen dat men het niet wil)
- van toeten noch blazen weten (=van iets geen verstand hebben)
- alle waar is naar zijn geld (=van iets goedkoops mag je geen topkwaliteit verwachten)
- naar iets mogen kijken (=van iets moeten afblijven)
- goed begonnen is half gewonnen (=wat niet aangevangen wordt komt ook nooit af. / Wanneer het begin van iets goed is, is de kans groter dat het goed eindigt)
39 dialectgezegden bevatten `van iets`
- 't Is zo wisse as een klontie zuut is (=Zeker van iets zijn) (Drents)
- as ter daut zin ver get
hae deed (shit) en zen broek
hae hét de bibber (ebitsjes) ver get
hae hét sjrik van
ze bijeen doen (=schrik hebben van iets) (Bilzers)
- bau ët hat van vol ès, lëp te mond van iëvër (=het is moeilijk niets te laten blijken als je van iets vervuld zijt) (Munsterbilzen - Minsters)
- Beste kladde, beste kwak (=Veel van iets) (Hierdens)
- Da zit nie op meune rigge, ofwel dadde neet gjeen brwoot (=van iets waar men nog geen afstand wil van doen zegt men) (Maldegems)
- Dae leut reube good moos zeen. (=Hij is met alles tevreden / trekt zich van iets wat aan.) (Roermonds)
- dat is zoea zeker es gét (=heel erg zeker van iets zijn) (Steins)
- de butter opeetn hen (=De schuld van iets zijn) (Veurns)
- de piëtre zin (=de dupe zijn van iets / iemand) (Munsterbilzen - Minsters)
- De seskes krijgn (=Gek van iets worden) (Zelzaats)
- der ' t vliegend schijt van krijge (=afkeer hebben van iets) (Gents)
- doe höbs dao jus zoeaväöl verstendj van, wie 'n koo van sefraon vraete!! (=geen verstand van iets hebben) (Steins)
- è'k ik een aute muileken misschien? (=om uw ongenoegen te uiten wanneer je geen deel krijgt bij de verdeling van iets lekkers) (Lokers)
- Eeveras e pajnske oon ange (=van iets een drama maken) (Overijses)
- er ne zak en ne kluts van èn (=van iets veel bezitten) (kortemarks)
- ët op zë braud krijge (=van iets beschuldigd worden) (Munsterbilzen - Minsters)
- get veur de koont kletse (=half werk van iets maken) (Mestreechs)
- grijs oeër van krijgen (=van iets grijs haar krijgen, erg door iets gekweld zijn) (Meers)
- haaj ich mich mer inne bóks gesjaete, den waas ’t mèt wasse weer good gewaesj (=spijt hebben van iets dat je niet meer goed kunt maken) (Heitsers)
- het steiëke gekapt zaën (=van iets geschrokken zijn) (Winksels)
- Hi'j kotste em d' r onder (=b.v het uitspuwen van iets wat niet zo netjes gebeurd) (Giethoorns)
- hieën krijge van get (=dol worden-horens krijgen van iets) (Munsterbilzen - Minsters)
- ich höb ’t mòtte kènne (=de nare gevolgen van iets dragen) (Steins)
- Ich höb gein muus gehad!! (=waarom zou je huiverachtig zijn van iets wat ik heb aangeraakt) (Steins)
- iet oep zaë broeët kraëge (=van iets verweten worden) (Winksels)
- iets ô zijn been (broek) ein (=last (schade) van iets hebben) (Sint-Niklaas)
- ij zoeterem in versmuurn (=kan niet genoeg van iets krijgen) (Knesselaars)
- Krijg de pest! (ja in je nest!) (als antwoord , beiden door 1 persoon gezegd. niet al te hard bedoeld als afwijzing van iets (=je kunt me wat !) (Utrechts)
- nen stoiver op en ortjen droin (=van iets goed iets slecht maken) (Aalsters)
- nie zot zijn van iets (=iets niet graag hebben) (Gents)
- op overschot èn (=te veel van iets hebben) (Hulsters (NL))
- potje breekn, potje betaoln (=de gevolgen van iets dragen) (Iepers)
- van 't zulfde loak'n een pak (=een kopie van iets) (Westerkwartiers)
- ürges èn tiëge geaete (=teveel van iets gegeten) (Munsterbilzen - Minsters)
- zên batse sjoeëre (=zich gemakkelijk van iets afmaken) (Munsterbilzen - Minsters)
- zich erges aan taege aete (=zoveel van iets eten dat je er tegenzin aan hebt) (Sevenums)
- Zo muug als kaa pap (=Doodop : genoeg van iets hebben) (Sint-Katelijne-Waver)
- zo plat of e zesse: helemaal plat, vooral gezegd van iets wat platgeslagen of op de weg platgereden is (=zo plat als een zes) (Klemskerks)
- Zoeë muug as kaa pap (zaan) (=Doodop zijn / genoeg van iets hebben) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen