Spreekwoorden met `uit je`

Zoek

3 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `uit je`

  1. tel uit je winst (=kijken en doen waar je het meeste voordeel bij hebt, `zie je wel!`)
  2. uit je dak gaan (=buiten zinnen raken)
  3. uit je doen zijn (=niet in je normale toestand zijn)

2 betekenissen bevatten `uit je`

  1. geen profeet is in zijn (eigen) land geëerd (=in tegenstelling tot vreemden, zijn mensen uit je woonplaats minder bereid te luisteren)
  2. wie in een boomgaard werkt mag er uit eten / van de druiven eten. (=voordeel halen uit je werk.)

50 dialectgezegden bevatten `uit je`

  1. ' m Flink uit je broek laten hangen (=Diep in de buidel tasten) (Hendrik-Ido-Ambachts)
  2. allewaajl moeste bekans zën ooge op zëne règ stoën hëbbe (=tegenwoordig moet je goed uit je doppen zien) (Munsterbilzen - Minsters)
  3. allewaajl moestë wol ogë mèt stêt hëbbë (=tegenwoordig moet je heel goed uit je doppen kijken !) (Munsterbilzen - Minsters)
  4. aun drappoo angd' uit (=je hemd hangt uit je broek / rok) (Wichels)
  5. belste mich aste boëve bès (=blijf uit je neus!) (Munsterbilzen - Minsters)
  6. Ben geen mof (=Werk uit je handen laten nemen, laten overnemen) (Rotterdams)
  7. bendoe knikkers aonut telle? (=doe je handen uit je zakken) (Oudenbosch)
  8. bèste ze sjiethaajf ont têlle (=handen uit je zakken!) (Munsterbilzen - Minsters)
  9. de bès nie van de waajs te bringe (=je bent niet uit je lood te slaan) (Munsterbilzen - Minsters)
  10. de hëbs de vlag authange (=je hemd hangt uit je broek) (Munsterbilzen - Minsters)
  11. de hëbs zën vlag authange (=je hemd hangt uit je broek) (Munsterbilzen - Minsters)
  12. de toffël ès al gedèk (=je hemd hangt uit je broek) (Munsterbilzen - Minsters)
  13. de vlag hink aut (=je slip hangt uit je broerk) (Munsterbilzen - Minsters)
  14. der ruut de waol die kruut (=uit je bed de waal gaat kruien) (Nijmeegs)
  15. dich hoëts mèr get aut zën kl... (=je slaat maar wat uit je botten) (Munsterbilzen - Minsters)
  16. Die haarlemmerdijkies laot je maar uit je groate kop ! (=Je flikt het mij niet hoor, je laat het uit je hoofd !) (Utrechts)
  17. Doe marres gek mar hauwet fèèn (=Ga maar eens uit je dak maar hou het netjes) (Kaatsheuvels)
  18. e kermesse is e geeselienge wêird (=als je uitgaat moet je uit je bed kunnen) (Lichtervelds)
  19. èssët kërmës (=je slip hangt uit je broerk) (Munsterbilzen - Minsters)
  20. gé stinkt uit oewe bakkes (=je stinkt uit je mond) (Bredaas)
  21. geeste alles wir op ën raaj zètte (=blijf uit je neus !) (Munsterbilzen - Minsters)
  22. geestë piringë vangë (=blijf uit je neus !) (Munsterbilzen - Minsters)
  23. hoal die henj ens oet dien male (=Haal die handen eens uit je zakken) (Steins)
  24. Iej meurt uut de murf as un joekel uut de tokus. (=Je riekt uit je mond als een hond uit zijn achterwerk.) (Deventers)
  25. Ik breik je allebé je pautûh, ik trap je darreme op een haup, ik zùig je een aug ùit, krùip in je reit en bèt een stuk ùit je hagt. (=Jij bent nog niet jarig) (Haags)
  26. Je mellek kookt over. (=Je hemd hangt uit je broek.) (Zaans)
  27. Je mot niet zo uit je nek lullen! (=Je moet niet zulke onzin vertellen!) (Rotterdams)
  28. Je vrete uit je bek zitte kijke (=Iemand die naar je eten kijkt (en er eventueel om bedelt)) (Rotterdams)
  29. kèkt tòch öt oe soepôoge! (=kijk toch uit je doppen!) (Tilburgs)
  30. kèkt öt oew soepers, gòlliepaop (=kijk uit je doppen, sufferd) (Tilburgs)
  31. ken je niet uit je doppen kijken (=let eens beter op) (Rotterdams)
  32. kiek aut zën koeter! (=kijk uit je doppen!) (Munsterbilzen - Minsters)
  33. Kiek èns get baeter oet dien pupsje (=Kijk eens wat beter uit je ogen) (Gelaens (Geleens))
  34. Kiek moar uut, anders zak je de bijtspiekers uut de bek tetsen! (=Pas maar op, anders zal ik je tanden uit je bek slaan!) (Arnhems)
  35. Kièk oèt dien döp (=Kijk uit je ogen) (Venloos)
  36. Kiek oet dien pupsje. (=Kijk uit je ogen.) (Gelaens (Geleens))
  37. kiek tegoej autzen koeter (=kijk goed uit je ogen!) (Bilzers)
  38. kijk uit je doppen (hee blinde ~) (=uitkijken) (Amsterdams)
  39. lo'ye dat eut je oofd, lot je dat ... (=laat je dat uit je hoofd) (Urkers)
  40. maok ter mér ë graut kreis iëver (=zet dat maar volledig uit je hoofd) (Munsterbilzen - Minsters)
  41. moet ich tich dan alles viërknabbële (=kom zelf eens uit je schulp, ik blijf je niet helpen) (Munsterbilzen - Minsters)
  42. oew ôogen öt oewe kòp kèèke (=de ogen uit je hoofd kijken) (Tilburgs)
  43. sjaelën appëteikkër ! (=kijk uit je ogen !) (Munsterbilzen - Minsters)
  44. sjaelën otter, de zies wol nie tegoej ! (=kijk beter uit je doppen !) (Munsterbilzen - Minsters)
  45. sjrijf tich dat mèr onder zën sjoen (=zet dat maar uit je hoofd) (Munsterbilzen - Minsters)
  46. ùit je bùis hùilûh, naah je ègen gezèk lùistere (=pissen) (Haags)
  47. uit je jas waaien (=in de storm lopen) (IJmuidens)
  48. uit je lage bakkie vreten (=in je neus peuteren) (Rotterdams)
  49. uit je skelet waaien (=Storm) (IJmuidens)
  50. uit je vijfkant kiepen (=omvallen) (Sliedrechts)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen