3 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `uit je`
- tel uit je winst (=kijken en doen waar je het meeste voordeel bij hebt, `zie je wel!`)
- uit je dak gaan (=buiten zinnen raken)
- uit je doen zijn (=niet in je normale toestand zijn)
2 betekenissen bevatten `uit je`
- geen profeet is in zijn (eigen) land geëerd (=in tegenstelling tot vreemden, zijn mensen uit je woonplaats minder bereid te luisteren)
- wie in een boomgaard werkt mag er uit eten / van de druiven eten. (=voordeel halen uit je werk.)
50 dialectgezegden bevatten `uit je`
- ' m Flink uit je broek laten hangen (=Diep in de buidel tasten) (Hendrik-Ido-Ambachts)
- allewaajl moeste bekans zën ooge op zëne règ stoën hëbbe (=tegenwoordig moet je goed uit je doppen zien) (Munsterbilzen - Minsters)
- allewaajl moestë wol ogë mèt stêt hëbbë (=tegenwoordig moet je heel goed uit je doppen kijken !) (Munsterbilzen - Minsters)
- aun drappoo angd' uit (=je hemd hangt uit je broek / rok) (Wichels)
- belste mich aste boëve bès (=blijf uit je neus!) (Munsterbilzen - Minsters)
- Ben geen mof (=Werk uit je handen laten nemen, laten overnemen) (Rotterdams)
- bendoe knikkers aonut telle? (=doe je handen uit je zakken) (Oudenbosch)
- bèste ze sjiethaajf ont têlle (=handen uit je zakken!) (Munsterbilzen - Minsters)
- de bès nie van de waajs te bringe (=je bent niet uit je lood te slaan) (Munsterbilzen - Minsters)
- de hëbs de vlag authange (=je hemd hangt uit je broek) (Munsterbilzen - Minsters)
- de hëbs zën vlag authange (=je hemd hangt uit je broek) (Munsterbilzen - Minsters)
- de toffël ès al gedèk (=je hemd hangt uit je broek) (Munsterbilzen - Minsters)
- de vlag hink aut (=je slip hangt uit je broerk) (Munsterbilzen - Minsters)
- der ruut de waol die kruut (=uit je bed de waal gaat kruien) (Nijmeegs)
- dich hoëts mèr get aut zën kl... (=je slaat maar wat uit je botten) (Munsterbilzen - Minsters)
- Die haarlemmerdijkies laot je maar uit je groate kop ! (=Je flikt het mij niet hoor, je laat het uit je hoofd !) (Utrechts)
- Doe marres gek mar hauwet fèèn (=Ga maar eens uit je dak maar hou het netjes) (Kaatsheuvels)
- e kermesse is e geeselienge wêird (=als je uitgaat moet je uit je bed kunnen) (Lichtervelds)
- èssët kërmës (=je slip hangt uit je broerk) (Munsterbilzen - Minsters)
- gé stinkt uit oewe bakkes (=je stinkt uit je mond) (Bredaas)
- geeste alles wir op ën raaj zètte (=blijf uit je neus !) (Munsterbilzen - Minsters)
- geestë piringë vangë (=blijf uit je neus !) (Munsterbilzen - Minsters)
- hoal die henj ens oet dien male (=Haal die handen eens uit je zakken) (Steins)
- Iej meurt uut de murf as un joekel uut de tokus. (=Je riekt uit je mond als een hond uit zijn achterwerk.) (Deventers)
- Ik breik je allebé je pautûh, ik trap je darreme op een haup, ik zùig je een aug ùit, krùip in je reit en bèt een stuk ùit je hagt. (=Jij bent nog niet jarig) (Haags)
- Je mellek kookt over. (=Je hemd hangt uit je broek.) (Zaans)
- Je mot niet zo uit je nek lullen! (=Je moet niet zulke onzin vertellen!) (Rotterdams)
- Je vrete uit je bek zitte kijke (=Iemand die naar je eten kijkt (en er eventueel om bedelt)) (Rotterdams)
- kèkt tòch öt oe soepôoge! (=kijk toch uit je doppen!) (Tilburgs)
- kèkt öt oew soepers, gòlliepaop (=kijk uit je doppen, sufferd) (Tilburgs)
- ken je niet uit je doppen kijken (=let eens beter op) (Rotterdams)
- kiek aut zën koeter! (=kijk uit je doppen!) (Munsterbilzen - Minsters)
- Kiek èns get baeter oet dien pupsje (=Kijk eens wat beter uit je ogen) (Gelaens (Geleens))
- Kiek moar uut, anders zak je de bijtspiekers uut de bek tetsen! (=Pas maar op, anders zal ik je tanden uit je bek slaan!) (Arnhems)
- Kièk oèt dien döp (=Kijk uit je ogen) (Venloos)
- Kiek oet dien pupsje. (=Kijk uit je ogen.) (Gelaens (Geleens))
- kiek tegoej autzen koeter (=kijk goed uit je ogen!) (Bilzers)
- kijk uit je doppen (hee blinde ~) (=uitkijken) (Amsterdams)
- lo'ye dat eut je oofd, lot je dat ... (=laat je dat uit je hoofd) (Urkers)
- maok ter mér ë graut kreis iëver (=zet dat maar volledig uit je hoofd) (Munsterbilzen - Minsters)
- moet ich tich dan alles viërknabbële (=kom zelf eens uit je schulp, ik blijf je niet helpen) (Munsterbilzen - Minsters)
- oew ôogen öt oewe kòp kèèke (=de ogen uit je hoofd kijken) (Tilburgs)
- sjaelën appëteikkër ! (=kijk uit je ogen !) (Munsterbilzen - Minsters)
- sjaelën otter, de zies wol nie tegoej ! (=kijk beter uit je doppen !) (Munsterbilzen - Minsters)
- sjrijf tich dat mèr onder zën sjoen (=zet dat maar uit je hoofd) (Munsterbilzen - Minsters)
- ùit je bùis hùilûh, naah je ègen gezèk lùistere (=pissen) (Haags)
- uit je jas waaien (=in de storm lopen) (IJmuidens)
- uit je lage bakkie vreten (=in je neus peuteren) (Rotterdams)
- uit je skelet waaien (=Storm) (IJmuidens)
- uit je vijfkant kiepen (=omvallen) (Sliedrechts)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen