Spreekwoorden met `toe`

Zoek

49 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `toe`

  1. als paddenstoelen uit de grond schieten (=snel en in grote massa tevoorschijn komen)
  2. Amerikaanse toestanden. (=overdreven grote en heftige situatues)
  3. de broek lappen en het garen toegeven (=er veel verlies aan overhouden)
  4. de duvelstoejager (=iemand die overal goed in is)
  5. de poten onder iemands stoel wegzagen (=iemands positie verzwakken)
  6. de riem toehalen. (=minder eten.)
  7. de toets  kunnen doorstaan (=alle antwoorden op vragen/problemen weten)
  8. een goed hart toedragen (=goed kunnen verdragen)
  9. een oogje dichtdrukken/toeknijpen/luiken (=niet optreden tegen iets wat eigenlijk niet mag. Iets gedogen)
  10. een stoel in de hemel verdienen (=je door een goed werk onderscheiden)
  11. een stoelendans (=situatie waarbij mensen van functie wisselen)
  12. elkaar de bal toespelen (=elkaar voordeeltjes bezorgen)
  13. er het zwijgen toe doen (=er niets over zeggen)
  14. er Spaans aan toe gaan (=erg wild en rumoerig aan toe gaan)
  15. ere wie ere toekomt (=iemand die de eer verdient moet die ook krijgen)
  16. ergens met lood in de schoenen naar toe gaan (=er verschrikkelijk tegen opzien)
  17. geen tien paarden brengen me daar naar toe. (=in geen geval ga ik daar naar toe)
  18. hand over hand toenemen (=iets wordt steeds erger)
  19. hem van jetje/katoen geven (=er vaart achter zetten)
  20. het is er als dood katoen. (=het is er doodsaai)
  21. het leven is net een krentenbol, met af en toe een hard stukje (=het leven is niet een en al geluk maar kent soms ook tegenslag)
  22. ieder moet zijn eigen stoep schoonvegen (=ieder moet zijn eigen problemen oplossen - zich afvragen of hij zelf schuldig is)
  23. iedere heilige komt zijn kaarsje toe (=iedere medewerker moet delen in de eer)
  24. iemand de handschoen toewerpen (=iemand ergens toe uitdagen of met iemand de strijd willen aangaan)
  25. iemand de nek toekeren (=zich minachtend van iemand afwenden)
  26. iemand de zwartepiet toespelen (=iemand benadelen)
  27. iemand een warm hart toedragen (=iemand steunen)
  28. iemand van katoen geven (=iemand met een pak slaag of woorden straffen)
  29. je eigen stoep vegen. (=voor jezelf opkomen.)
  30. je katoen houden (=je rustig houden)
  31. je mening niet onder stoelen of banken steken (=je mening niet verbergen, openlijk voor je standpunten uit durven komen, bij voorbeeld van afkeuring van iets)
  32. je met de borst op iets toeleggen (=iets erg vlijtig beoefenen)
  33. met beide handen toegrijpen (=met graagte aanvaarden)
  34. met opgestoken/opgestreken/opgezet zeil naar iemand toe gaan (=boos naar iemand toe gaan of boos bij iemand binnen komen)
  35. op de koop toe (=bovendien)
  36. op de koop toe nemen (=een onbedoeld gevolg accepteren)
  37. op de schopstoel zitten (=elk ogenblik ontslagen kunnen worden)
  38. op de wipstoel zitten (=elk ogenblik ontslagen kunnen worden)
  39. over zijn toeren (=ontredderd)
  40. tussen twee stoelen in de as vallen (=er bekaaid vanaf komen)
  41. van toeten noch blazen weten (=van iets geen verstand hebben)
  42. verrijzen als paddenstoelen na een regenachtige dag (=plots tevoorschijn komen)
  43. voor stoelen en banken praten (=maar weinigen die naar iemands verhaal luisteren)
  44. vroeger, toen kraaiden de hanen nog. Tegenwoordig gapen ze alleen nog maar, zei de dove (=veranderingen in een situatie zijn vaak niet feitelijk, maar een subjectieve beleving)
  45. weten waar men aan toe is (=weten wat men te verwachten heeft)
  46. wie staat ziet toe dat hij niet valle (=mensen die alles denken te weten of kunnen, moeten zelf maar oppassen voor fouten en problemen)
  47. wie zwijgt, stemt toe (=als je het ergens niet mee eens bent, moet je het zeggen)
  48. wierook toezwaaien (=lof toezwaaien)
  49. wilde beren vertoeven graag bij soortgenoten (=soort zoekt soort)

109 betekenissen bevatten `toe`

  1. op de vingers kijken (=(Op een vervelende manier) scherp toezien hoe iemand iets doet, zodat elke fout direct opgemerkt wordt)
  2. bakkerskinderen eten oud brood. (=aan het vak dat men uitoefent, besteedt men in zijn directe omgeving weinig aandacht.)
  3. plat op de buik gaan (=aan iemand toegeven, zich overleveren)
  4. de lijdensbeker tot de bodem ledigen (=al het slechte, tot het laatste toe, over zich heen krijgen)
  5. geld stinkt niet (=alle manieren om aan geld te komen zijn toegestaan)
  6. het doel heiligt de middelen (=alle middelen zijn toegelaten, zolang het doel maar bereikt wordt)
  7. de bastaard van de graaf wordt later bisschop (=alleen hoge heren kunnen hun buitenechtelijke kinderen een toekomst bieden)
  8. mal moertje mal kindje (=als de moeder te veel toegeeft zal het kind niet deugen)
  9. als het hek van de dam is lopen de varkens in het koren (=als er geen toezicht is springen kinderen of ondergeschikten uit de band)
  10. als de kat van honk is dansen de muizen op tafel (=als er geen toezicht is, doen de ondergeschikten hun zin)
  11. kunst baart gunst. (=als je ergens bedreven in bent zijn anderen toegevender en welwillender)
  12. opgestaan is plaats vergaan (=als je even wegloopt kan iemand anders op je stoel gaan zitten)
  13. ongevraagd, ongeweigerd (=als je iets doet waarvoor geen toestemming is gevraagd kan het achteraf niet meer geweigerd worden omdat het al gebeurd is)
  14. men moet de schapen scheren maar niet villen (=als men uit hebberigheid de inkomstenbron opoffert heeft men niets meer voor in de toekomst)
  15. wanneer twee honden vechten om een been, loopt de derde ermee heen (=als twee strijdende personen of partijen zich richten op elkaar, kan een ander daarvan profiteren door zich datgene toe te eigenen waar om gestreden wordt)
  16. draaien als een molen (=altijd meegaan met de heersende mening - naar de mond van de toehoorder praten)
  17. de kerk in het midden laten (=bij een meningsverschil geven beide personen wat toe om het eens te worden)
  18. bij gebrek aan brood eet men korstjes van pasteien. (=bij gemis aan het gewone moet men zijn toevlucht soms wel tot iets duurders nemen.)
  19. de lakense bril erbij opzetten (=bijzonder scherp toekijken)
  20. met opgestoken/opgestreken/opgezet zeil naar iemand toe gaan (=boos naar iemand toe gaan of boos bij iemand binnen komen)
  21. achter de coulissen kijken (=de echte toestand zien (ontdekken))
  22. bomen ontmoeten elkaar niet, mensen wel (=de kans dat je iemand toevallig tegenkomt is groot)
  23. het land van belofte (=de plaats waar het goed toeven is)
  24. met de helm (op) geboren zijn (=de toekomst kunnen voorspellen / bijzonder voorzichtig zijn)
  25. de kaart leggen (=de toekomst voorspellen)
  26. je planeet lezen (=de toekomst voorspellen)
  27. de beste stuurlui staan aan wal (=de toeschouwers kunnen het altijd beter dan de uitvoerders)
  28. andermans boeken zijn duister te lezen (=de toestand of bedoelingen van een ander zijn moeilijk in te schatten)
  29. je kan niet door een muur lopen, behalve als er een deur in zit (=dingen kunnen alleen gedaan worden als er een reële kans toe is)
  30. je uit de markt prijzen (=door eigen toedoen laten anderen diegene links liggen)
  31. het paard van Troje binnenhalen (=door onnadenkendheid of onnozelheid de vijand toelaten)
  32. boeren en varkens worden knorrend vet (=een boer die klaagt heeft daar wellicht geen reden toe)
  33. een zwaluw maakt de lente niet (=een omstandigheid laat nog geen eindconclusie toe)
  34. het tij keren (=een ontwikkeling stoppen. Bijvoorbeeld ten aanzien van het toenemen van zinloos geweld. Zie getij)
  35. iets op een procrustesbed leggen (=een regeling zo toepassen dat hij er voordeel van heeft)
  36. doekje voor het bloeden (=een schrale troost, of een ontoereikende, slechts symbolische maatregel)
  37. ten hemel schreiend (=een toestand die zo erg is dat er eigenlijk direct iets aan gedaan zou moeten worden)
  38. een nieuwe lap op een oud kleed (=een zinloze toevoeging)
  39. er een loodje op leggen (=er iets aan toevoegen)
  40. doorgestoken kaart (=er is heel duidelijk iets mis! Hier is getracht om iemand te laten geloven dat er bij toeval iets gebeurt, terwijl het in feite van tevoren gearrangeerd is)
  41. er niet mee getrouwd zijn (=er niet aan vastzitten, er niet toe verplicht zijn)
  42. er een schepje opdoen (=er nog wat aan toevoegen)
  43. met de sok op de kop gezet (=er onbewust door toedoen van anderen voor joker bijlopen)
  44. er zijn maal wel mee kunnen doen (=er wel mee toekomen)
  45. de soep wordt nooit zo heet gegeten, als zij wordt opgediend (=er worden meestal minder zware maatregelen toegepast dan was aangekondigd)
  46. er Spaans aan toe gaan (=erg wild en rumoerig aan toe gaan)
  47. genade vinden (=ergens geen straf voor krijgen of iets niet toegerekend worden)
  48. lont ruiken (=ergens het vermoeden toe hebben / het gevaar tijdig aanvoelen)
  49. iets niet over zijn hart kunnen krijgen (=ergens niet toe kunnen komen of ergens op gesteld zijn)
  50. in de hand werken (=ertoe bijdragen)

50 dialectgezegden bevatten `toe`

  1. 'Et droipt toe zen broek en jas oit (=Hij heeft geen droge draad meer aan zijn lijf) (zaans)
  2. 'k ging 'er hen met lood ien 'e schoen'n (=ik ging er bang naar toe) (Westerkwartiers)
  3. 'k rij ne keer toe an terp (=ik ga op café) (Oosteekloos)
  4. 't es doar de grooëte luxe (=het gaat er luxueus aan toe) (Waregems)
  5. 't Is toch niks genodderd (=Het doet er niet meer toe) (Bevers)
  6. 't komt mij toe d'oor'n uut (=ik ben er zat van) (Westerkwartiers)
  7. 't speet 'em toe de toon'n uut (=spijten - het speet hem enorm) (Westerkwartiers)
  8. 't vaalt wel 'n beedje toe (=het valt wel een beetje mee) (Westerkwartiers)
  9. 't waerlich! 't waerlich! (=sta mij toe dat ik uw onderbroek zie) (Bilzers)
  10. 't wodder kwam toe de kroan uut (=het water kwam uit de kraan) (Westerkwartiers)
  11. 't zwit brobbelde em toe de kop uut (=het zweet borrelde uit zijn gezicht) (Westerkwartiers)
  12. 't zwit brobbelt mij toe de kop uut (=het zweet gutst uit mijn voorhoofd) (Westerkwartiers)
  13. ' t is wir botter toe dun bojum (=het gaat weer goed tussen hen :) (Astens)
  14. ae es mor d'uëgen toe te nèepen (=Op sterven na dood) (Wichels)
  15. al geeste op zene kop ston... (=al doe je alle moeite van de wereld, ik geef niet toe) (Bilzers)
  16. allé gow! (=toe kom!) (Kaprijks)
  17. allè zeg! (=toe nou!) (Veurns)
  18. alleman kan zich al ës verdoëlë, mèr de loempste ieës (=vergissen is menselijk, maar sommigen zijn er erg aan toe) (Munsterbilzen - Minsters)
  19. an de toe deur kómme (=Niemand thuis treffen) (Genneps)
  20. augt annen bebber mor toe (=houd maar uw mond dicht)) (Meers)
  21. aw steekn z'er mê nog gewd an toe (=al geven ze me er nog geld bij) (Kaprijks)
  22. awair (=nou, toe dan maar) (Volendams)
  23. bellen dûr ut kerspoor (=even er naar toe gaan om iets te vragen) (Prinsenbeeks)
  24. Beter rood haor op goeie grond, dan zwart op een ezelskont (=Het uiterlijk doet er niet toe) (Giethoorns)
  25. Bijaat joh! (=toe maar!) (Westlands)
  26. blôoze toe mun gat toe (=kleuren tot achter mijn oren) (Tilburgs)
  27. blouij: Blouij toe (=Joepie / wel besteed) (Lebbeeks)
  28. bo geste jenne (=waar ga je naar toe) (Vlijtingens)
  29. d'r bleef gien old wief thuus (=heel het volk stroomde toe) (Westerkwartiers)
  30. D'r es een takkeltie dood gereje op de Reewag (=Er is een teckeltje doodgereden op de Reeweg (voorbeeldzin vol woorden die zich er goed toe lenen het Dordts accent te demonstreren)) (Dordts)
  31. d'r op toe kiek'n (=een oogje in het zeil houden) (Westerkwartiers)
  32. Da doet de dij toe (=Dat is er over) (Rotselaars)
  33. da goad hier goan stuiven (=dat zal er hier heet aan toe gaan) (Lovendegems)
  34. da toe neig zeer (=dat doet veel pijn) (Sint-Niklaas)
  35. daaj kriëg toë ès hür aach zaolighètse (=die kreeg mooi de levieten gelezen) (Munsterbilzen - Minsters)
  36. dae ès toë waaj tërdievël op (=hij is daar gek op) (Munsterbilzen - Minsters)
  37. Dae es zoee eigewiês, dae zooj 'ne stier 'n kaof aafhaale (=Iemand die nooit toe wil geven) (Weerts)
  38. dae kos toë nie goed aote (=hij kon daar niet goed aarden) (Munsterbilzen - Minsters)
  39. dae vent bezek dich met zien tes toe (=die man belazert je) (Venloos)
  40. dan witte gelijk waoraon en waoraf (=dan weet je waar je aan toe bent) (Oudenbosch)
  41. das weert gewiest (=het is er erg aan toe gegaan) (Oudenbosch)
  42. dat begroot me toe de toon'n uut (=dat vind ik heel erg naar) (Westerkwartiers)
  43. dat begroot mij toe de toon' n uut (=dat vind ik heel erg sneu) (Westerkwartiers)
  44. dat gijt d'r oareg om weg (=dat gaat er nogal hard aan toe) (Westerkwartiers)
  45. dat griest mij toe (=daar word ik bang van) (Westerkwartiers)
  46. dat spiet mij toe de toon' n uut (=dat spijt mij enorm) (Westerkwartiers)
  47. dat vaalt 'n beetje toe (=dat valt een beetje mee) (Westerkwartiers)
  48. dat vaalt niet toe (=dat valt niet mee) (Westerkwartiers)
  49. de diër wijd oeëpë zètte (=er kans toe geven) (Munsterbilzen - Minsters)
  50. de doagn goan moar opn en toe (=dat zijn de winterdagen) (Knesselaars)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen