Spreekwoorden met `stom`

Zoek

5 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `stom`

  1. geld dat stom is, maakt recht wat krom is (=mensen kunnen door financiële bevoordeling ertoe gebracht worden om onrecht toe te laten)
  2. met stomheid geslagen (=plotseling geen woord meer kunnen zeggen)
  3. stommetje spelen (=niets willen zeggen)
  4. wie een zin begint met ik is een grote stommerik. (=ik aan het begin van een zin is niet zoals het hoort)
  5. zo stom als een vis (=iemand die geen woord zegt)

7 betekenissen bevatten `stom`

  1. in de fuik lopen (=door eigen stommiteiten in een valstrik lopen)
  2. een uil zijn (=een dwaas zijn, een stomkop zijn)
  3. hij zeit wat (=honend gezegd van iemand die iets stoms zegt)
  4. je voor de kop schieten (=inzien dat men een grote stommiteit gedaan heeft - zelfmoord plegen)
  5. het in Keulen horen donderen (=met stomheid geslagen zijn)
  6. zo dronken als een kartouw (=stomdronken)
  7. zo dronken als een reiger (=stomdronken)

44 dialectgezegden bevatten `stom`

  1. aa iet et werm woeter oeitgevonne of aa paast dattem et werm woeter oeitgevonne iet (=voor iemand die stom is of hem zelf voor slim pakt) (tervurens)
  2. Dae es neet zoeë stóm asse steenktj (=Die laat zich niet voor de gek houden) (Weerts)
  3. Dae es zoeë bot as 'n hieëp (=Die is wel heel erg stom) (Weerts)
  4. Dae is neet zoea stòm es wie der oet zuut!! (=Die laat zich niet voor de gek houden!!) (Steins)
  5. dae is te stóm óm ‘n verke inne vot te kieke (=hij is heel dom) (Heitsers)
  6. das stoem (=dat is stom) (Oostmals)
  7. de bès mich ne moette! (=stom kalf dat je bent!) (Munsterbilzen - Minsters)
  8. dievel: Z'es nog te stom vé ve d'n dievel te dans'n (=Ze is heel erg dom) (Lebbeeks)
  9. dòàr goa vowk noartoe komn kijkn (=het is een stom idee) (Kaprijks)
  10. doe bès stóm gebaore, sumpel geweegdj en höbs niks biegelieërdj (=jij bent een aartslomperik) (Heitsers)
  11. Doe kèns allein mer stòm kalle, en groeate huip sjiete!! (=Jij deugt nergens voor) (Steins)
  12. donder'n: Ei es te stom vé t'elpen donder'n (=Hij is te dom om iets mee aan te vangen) (Lebbeeks)
  13. Een oetlul (=Een stom iemand) (Amsterdams)
  14. ès zoe stom as 't achterste van e veirken (=hij is niet zo slim) (Sint-Niklaas)
  15. Ge bent nog nie zo stom as ge d'r uit ziet (=Je maakt een goede opmerking.) (brabants)
  16. Gè zij zu sempel as oune kop dik es (=Je bent stom als een rund) (Zeels)
  17. hae is nog te stom om veur de duuvel te danse. (=Hij is niet al te snugger.) (Venloos)
  18. hij is te stom om veur de duvel te daanz'n (=hij weet nergens ook maar iets van) (Westerkwartiers)
  19. Hoerenchance gehad (=stom geluk gehad) (Amsterdams)
  20. Hoerenchance hebben (=stom geluk hebben) (Amsterdams)
  21. Ie es te stom om woi t'eetn (=Hij is heel stom) (Kortrijks)
  22. ij es zuu stom oas 't peerd van kristus en da was nen ezel (=hij is zo stom als het achterend van een varken) (Gents)
  23. IJ sloeg steil achteraover (=Hij was stom verbaasd.) (Zwols)
  24. stom / naluk (=Naaldwijk) (Westlands)
  25. Stòm gebaore, suf geweeg en niks biegeliërd (=Dom zijn, en dom blijven) (Steins)
  26. stom heboorn suf ewiegd en noeait wat bie elie-erd (=dom) (Zeeuws)
  27. stom mokkel ! / Achteluk wijf (=Domme Gans, Dom meisje) (Utrechts)
  28. stòm tuën oethoale!! (=rare streken uithalen) (Steins)
  29. stome/Dom Liesel ! (=stom / dom wijf) (Utrechts)
  30. te dom vjuër djuët te doen (=re stom om te laten lopen) (Kaprijks)
  31. te stom um vor den duuvel te danse (=dom) (Genneps)
  32. Te stóm zienum los te loope (=Erg dom zijn) (Genneps)
  33. Wà bende gij toch 'n stom jong! (=Wat ben jij een vervelend mannetje!) (Helenaveens)
  34. wa bende toch `n stom vèrreke (=iets doms gedaan) (Astens)
  35. Wa zit je nou stom te lulle joh (=Slaat nergens op) (Westlands)
  36. Waat zeeje toch 'nne siême! (=Hoe kun je zo stom zijn!) (Weerts)
  37. zo stom als tachterste van een verken (=heel dom zijn) (Graauws)
  38. zo stom als ut achtereind van un verreke (=dom) (Genneps)
  39. Zó stóm as 'n kuuke (=erg dom zijn) (Genneps)
  40. stom as ut agtereind van un vèrreke (=iets heel doms gedaan) (Astens)
  41. zoe loemp as het aaterste van e vêrke ; zoe loemp as het piëd van Kristus (=zo stom als het achtereind van een varken) (Bilzers)
  42. zoea stòm wie 't paerd van Kristès (dat woar 'nen aezel) (=Heel erg dom zijn) (Steins)
  43. zozo stom as 't achterste van een vaarken (=zo dom als ...) (Vels)
  44. Zö stôm zien als 't pèèrd van Christus (=oliedom) (Genneps)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen