Spreekwoorden met `pin`

Zoek

16 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `pin`

  1. als de ragebol rust werkt de spin (=zonder onderhoud raakt `n huis (de omgeving) snel in verval)
  2. als een spin in het web (=de persoon of organisatie waar alles om draait)
  3. als Pasen en pinksteren op één dag vallen (=iets wat nooit zal gebeuren)
  4. bij de pinken zijn (=snel dingen begrijpen, Handig en flink zijn, Vroeg opstaan)
  5. dat vlas is niet te spinnen (=daar is niets mee te beginnen)
  6. de een rokkent wat de ander spint (=roddelen)
  7. een traan wegpinken (=emotioneel geraakt zijn, ontroerd zijn door iets => emotioneel)
  8. een verdieping op zijn huis zetten (=hypotheek nemen)
  9. er zijn pink wel voor willen geven (=iets heel graag willen hebben)
  10. geen oud wijf bleef aan het spinnewiel (=iedereen kwam kijken)
  11. het eerste gewin is kattengespin (=wie het eerste spelletje wint, verliest soms alle volgende spelletjes)
  12. het scheelt hem in zijn bovenverdieping (=hij is niet goed wijs)
  13. met zijn pink manoeuvreren (=iets als de beste kunnen)
  14. nijdig als een spin (=bijzonder nijdig)
  15. van zijn mast een schoenpin maken (=iets goeds bederven om iets van weinig waarde te bekomen)
  16. zo kwaad als een spin zijn (=erg kwaad zijn)

6 betekenissen bevatten `pin`

  1. het oog van de wereld (=de publieke opinie)
  2. in het duister tasten (=er niets over weten, geen aanknopingspunten vinden)
  3. het op iemand begrepen hebben (=iemand goed kunnen verdragen / iemand is altijd de pineut)
  4. de mantel naar de wind hangen (=steeds de opinie van de anderen volgen)
  5. tegen de stroom oproeien (=tegen de gangbare opinie in gaan)
  6. in iemands gareel lopen (=zonder enige tegenwerping doen wat iemand je opdraagt)

38 dialectgezegden bevatten `pin`

  1. 'En pin op de neus geve. (=Tot de orde roepen.) (Zaans)
  2. 'k ben de pin af ; ze kunnen mè vangen onder een klak (=ik ben zo moe) (Sint-Niklaas)
  3. ' kbè stenendood, ' kbè poepaf, ' k ben de pin af, kèn op min tong getrapt (=ik ben heel moe) (Sint-Niklaas)
  4. aoën de pin lékke (=aan het kortste eind trekken) (Munsterbilzen - Minsters)
  5. aoên de pin lékke (=de klos zijn) (Munsterbilzen - Minsters)
  6. aoën de pin lekkë (=afgaan als een gieter) (Munsterbilzen - Minsters)
  7. aon de pin legke (=de klos zijn) (Mestreechs)
  8. aon de pin zauke (=het onderspit delven) (Munsterbilzen - Minsters)
  9. dae is ane pin (=hij is heel moe) (Heitsers)
  10. de pin d’r in houwe (=ergens mee stoppen) (Heitsers)
  11. de pin oppe naas zitte (=iemand zeggen waar het op staat) (Sint-joasters)
  12. de pin trèn howe (=er mee ophouden) (Munsterbilzen - Minsters)
  13. de pin trèn howe (vër vëndaog) (=er mee stoppen (met werken voor vandaag)) (Munsterbilzen - Minsters)
  14. Det pèstj wie pin in Greet (=Dat past precies) (Hunsels)
  15. doë konste noges n pin on zauke (=leer daar maar eens van!) (Bilzers)
  16. doeë konste nog 'n pin aon zauke (=daar kun je nog veel van leren) (Munsterbilzen - Minsters)
  17. edere gek zien gebrek; eder moel ziene zin; eder worst ziene pin (=het past allemaal bij elkaar) (Heitsers)
  18. emes de pin oppe naas zètte (=iemand onder druk zetten) (Heitsers)
  19. Hoêg hoês liêg hoês da zit eun gierege pin in hoês (=Oudjaar liedje) (Sint-Katelijne-Waver)
  20. ich bin kei aon de pin (=ik ben doodop!!) (Budels)
  21. Ich hou de pin d'r in. (=Ik maak er een einde aan.) (Valkenburgs)
  22. ich houw de pin d'r in (=ik stop er mee) (Nunûms)
  23. Ich houw er de pin in (=Ik stop ermee) (limburgs)
  24. iemëd aon de pin loeëte reike (=iemand hard laten werken) (Munsterbilzen - Minsters)
  25. ij kreeg de pin op z n neus (=het liep voor hem op een mislukking uit) (Oudenbosch)
  26. nonnen (=met een draaitol met ijzeren pin spelen) (Sint-Niklaas)
  27. oên de pin lekke (=het onderspit delven, verliezen) (Munsterbilzen - Minsters)
  28. on de pin lèkke (=de klos zijn) (Munsterbilzen - Minsters)
  29. on de pin lêkke (=verliezen) (Munsterbilzen - Minsters)
  30. on de pin lékke (=het onderspit delven) (Bilzers)
  31. on de pin zauke (=aan het kortste eind trekken) (Munsterbilzen - Minsters)
  32. pin blieve hawwe (=niet uit het oog verliezen) (Mestreechs)
  33. pin gaas gaeve (=vol gas geven) (Heitsers)
  34. pin lieje (=het koud hebben) (Heitsers)
  35. pin mie euven een meijer! (=Wil je even voor me pinnen) (Snekers)
  36. ram aan' e pin (=bekaf zijn) (Weerts)
  37. ram aanne pin (=heel erg moe) (Weerts)
  38. Zat as énne pin (=Stomdronken) (Noord-Limburgs)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen