Spreekwoorden met `over de`

Zoek

29 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `over de`

  1. alles over de vloer halen (=alles verplaatsen)
  2. als een blinde over de kleuren oordelen (=spreken alsof men een kenner is, over iets waar men niets van weet)
  3. als er één schaap over de dam is, volgen er meer (=als één persoon iets nieuws geprobeerd heeft, durven anderen ook wel)
  4. als warme broodjes over de toonbank gaan (=zeer goed verkopen)
  5. de haring over de kop varen (=het doel voorbijschieten)
  6. de kap over de haag smijten (=zijn priester- of kloostergelofte verbreken)
  7. er loopt hem een luis over de lever (=hij windt zich al over het minste op)
  8. er over oordelen als een blinde over de kleuren (=erover oordelen zonder kennis van zaken)
  9. geld over de balk gooien (of smijten) (=geld verspillen, zonder nadenken uitgeven)
  10. getrouwd zijn over de puthaak (=onwettig samenwonen)
  11. het vel over de oren halen/trekken (=geld afpersen)
  12. iemand de huid over de oren halen (=iemand afzetten, bedriegen)
  13. iemand het vel over de oren halen (=iemand te veel laten betalen)
  14. iemand over de hekel halen (=allerlei slechte dingen vertellen over iemand)
  15. je kap over de haag hangen (=uittreden uit klooster of priesterschap)
  16. komt men over de hond, dan komt men over de staart (=als de grootste moeilijkheden overwonnen zijn, dan komt de rest vanzelf)
  17. met de prins over de Maas geweest zijn (=veel meegemaakt hebben)
  18. over de balk gooien (=onnodig geld uitgeven voor zaken die niet nodig zijn)
  19. over de brug komen (=veel geld moeten betalen)
  20. over de doden niets dan goeds (=men ziet kwaadspreken over overledenen als iets heel onbeleefd, er mag niet gespot worden met de dood)
  21. over de drempel komen (=aan huis komen)
  22. over de hoge schoenen lopen (=te ver gaan of niet realistisch zijn)
  23. over de kling jagen (=iemand doden)
  24. over de knie leggen (=een pak slaag geven)
  25. over de koppen kunnen lopen (=gezegd als het erg druk is)
  26. over de puthaak getrouwd (=onwettig samenwonend)
  27. over de rooie gaan (=de perken te buiten gaan)
  28. over de schreef gaan (=een ernstige fout maken)
  29. over de tong gaan (=het onderwerp van gesprek zijn)

14 betekenissen bevatten `over de`

  1. bezint eer ge begint (=denk goed na over de gevolgen voordat je actie onderneemt)
  2. wie dan leeft, wie dan zorgt (=geen zorgen maken over de toekomst)
  3. een vogel kent men aan zijn veren (=het uitwendige zegt ook iets over de aard, het karakter)
  4. elk meent zijn uil een valk te zijn (=ieder denkt het beste over de eigen prestaties)
  5. kijk een gegeven paard niet in de bek (=je mag niet klagen over de kwaliteit van iets dat men gratis krijgt)
  6. laten we elkaar geen mietje noemen (=laten we precies zeggen hoe we denken over de ander)
  7. elke dag heeft genoeg aan zijn eigen kwaad (=men moet zich niet zorgen maken over de toekomst)
  8. buiten de waard rekenen (=niet gerekend hebben op hoe anderen er werkelijk over denken)
  9. alle hout is geen timmerhout (=niet iedereen beschikt over dezelfde kwaliteiten / niet alles is van voldoende kwaliteit)
  10. de bal terugkaatsen (=op een vraag die gesteld wordt geen antwoord geven, maar een tegenvraag stellen; op een kritische opmerking van iemand reageren door zelf ook meteen een kritische opmerking te maken over de ander)
  11. er de mond vol van hebben (=praten over de zaken die iemand bezighouden)
  12. honi soit qui mal y pense (=schande over hem die er kwaad over denkt)
  13. alle molenaars zijn geen dieven (=scheer niet iedereen over dezelfde kam)
  14. poolshoogte nemen (=zich vooraf informeren over de situatie)

50 dialectgezegden bevatten `over de`

  1. `Daor eur ik joe, `zee dove Jouk, en toen leup er een muus mit de klompen an over de zolder. (=Oost-Indisch doof) (Giethoorns)
  2. 'k zoen achterwoars over de baulde springen (=Ik zou alles aankunnen) (Maldegems)
  3. 't gijt altied over de onneuzelst'n (=zwakke mensen zijn altijd het mikpunt) (Westerkwartiers)
  4. 't vel over de bieënen (=broodmager) (Meers)
  5. 't vel over de biejenen (=zeer mager) (Meers)
  6. 't vel over de biënen (=erg mager persoon) (Meers)
  7. 't was met de hakk'n over de sloot (=het was maar net voldoende) (Westerkwartiers)
  8. ' t es noenoveraa open (=het is over de middag geopend) (Hams)
  9. A-j over de hond koemen, koem ie ook over de start (=Wie A zegt, moet ook B zeggen) (Giethoorns)
  10. A-j over de hond koemen,koem ie ook over de start (=Wie A zegt moet ook B zeggen) (Giethoorns)
  11. As ' n schoap owwer ' n dam is dan steet het hek los (=als een schaap over de dam is dan staat het hek los) (Twents)
  12. as één schoap over de dam is, volg'n d'r meer (=als één begint volgen er spoedig velen) (Westerkwartiers)
  13. As ge van 'n duvel sprikt zie-de / tert-e op zèen'n stèert (=Als je over de duivel spreekt zie je / trap je op zijn staart) (Wichels)
  14. as je 't over de duvel hemm'm, trap je 'm op zien steert (=men praat over iemand en juist dan komt die er aan) (Westerkwartiers)
  15. as je ' t over de duvel hemm' n, trap je ' m op ' e steert (=als je 't over iemand hebt komt hij net binnen) (Westerkwartiers)
  16. as je over de kwoadampen ene binnen (=als je de midlifecrisis te boven bent) (Urkers)
  17. ás je t over de duvel heb trep ie m op z'n steert (=hé daar komt die / zij / hij aan . (vanuit het niets, terwijl er over gesproken werd. )) (Utrechts)
  18. As je ut over de duivel heb trap ie m op zijn steert. (=we hebben het net over je (als je het over iemand hebt en plotsklaps staat hij / zij voor je) (Utrechts)
  19. astech opzene bauk slips, maugech dat dan ook? (=een goede houding zegt veel over de persoon) (Bilzers)
  20. baute de sjroëm gon (=over de grens (van het fatsoen) gaan) (Bilzers)
  21. Belze van bij Esse / Belze van bij Put (=Belgen van net over de grens) (Steenbergs)
  22. da fabriek is over de kop (=dat bedrijf heeft moeten sluiten) (Oudenbosch)
  23. Daa kamion sloog weg en wei (=Die vrachtwagen zwalpte over de baan) (Dilbeeks)
  24. daddis over de meet (=dat is over de grens) (Oudenbosch)
  25. dae hètte slaog te pakke (=die kan er goed mee over de baan) (Munsterbilzen - Minsters)
  26. dae verzwaarsdje zien hieël geldj inne café (=hij smeet zijn geld over de balk in het café) (Heitsers)
  27. dao vrit geinen hòntj broead van (=wordt gezegd over de scheldwoorden die iemand te horen krijgt.) (Steins)
  28. das un aande over de brugge (=Dat is ver weg) (Flakkees)
  29. dat haar 'k over de kop keek'n (=daar had ik niet aan gedacht) (Westerkwartiers)
  30. dat heb 'k over de kop keek'n (=daar heb ik niet aan gedacht) (Westerkwartiers)
  31. dat jonje ging over de tong (=er werd over dat jongetje gepraat) (Westerkwartiers)
  32. de deure plat loîpn (=veel over de vloer komen) (Kortemarks)
  33. De es ne oewel owet ze gat gevlooge (=Gierig persoon die over de brug komt) (Diesters)
  34. de griesel gait mie over de grauwe (=de rillingen lopen mij over de rug) (Gronings)
  35. de grieze gijt mij over de grauwe (=de haren rijzen mij ten berge) (Westerkwartiers)
  36. de grieze lopt mij over de grauwe (=ik word er bang van) (Westerkwartiers)
  37. De griezel leup em over de grauwe (=Een rilling liep hem over de rug) (Giethoorns)
  38. De griezel leup em over ge grauwe (=De rilling liep hem over de rug) (Giethoorns)
  39. De griezel leup mi'j over de grauwe (=Het liep een rilling over mijn rug) (Giethoorns)
  40. De griezel leup mi'j over de grauwe (=Een rilling liep hem over de rug) (Giethoorns)
  41. De griezel leup mi'j over grauwe (=Ik griezel er van, koude rillingen over de rug) (Giethoorns)
  42. de zaok is over de kop gegaon (=de zaak is teloor gegaan) (Oudenbosch)
  43. de zoak is over de kop (=de zaak is failliet) (Westerkwartiers)
  44. den hond es over de tafel gesprongen (=je bent te laat voor de maaltijd) (Nevels)
  45. dêr et dêrp gedraoge wiene (=over de tongen gaan) (Munsterbilzen - Minsters)
  46. deur de kurdons ene (=over de moeilijkheden heen) (Oudenbosch)
  47. die griezel gait mie over de grauw (=de rillingen lopen mij over de rug) (Hogelandsters)
  48. Die is van over de bruhhe (Tholen ) (=Dat is geen Tholenaar van geboorte (Tholen ) ) (Zeeuws)
  49. die is vast gebiecht (=die is al over de zaak ingelicht) (helmonds)
  50. doeë ès vieël begankënis (=daar komt veel volk over de vloer) (Munsterbilzen - Minsters)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen